Skip to Main Content
 

Beroepskwalificatie

Amateur choreograaf

 
BK-0421-2
 Dit is de actuele versie van de beroepskwalificatie.

Globaal

Titel

Amateur choreograaf

Definitie

Een amateur choreograaf bedenkt, creëert, coacht en superviseert in de vrije tijd geheel of gedeeltelijk een artistieke creatie teneinde die aan een publiek te presenteren.

Niveau (VKS en EQF)

5

Jaar van erkenning

versie 2, 2019

Competenties

Opsomming competenties

Transversaal algemeen
  • Competentie 1:
    Werkt samen
    • Communiceert gepast met alle betrokken actoren.
    • Overlegt over de voorbereiding en uitvoering.
    • Doet een eigen inbreng.
    • Respecteert de inbreng van anderen.
    • Volgt aanwijzingen op.
    • Stelt zich flexibel op.
    • Werkt mee aan het groepsbelang.
    • Enthousiasmeert anderen.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
  • Competentie 2:
    Coördineert de activiteiten van een groep
    • Stelt een planning op en past ze aan wijzigende omstandigheden aan.
    • Verdeelt taken en verantwoordelijkheden.
    • Informeert, begeleidt, stuurt en motiveert groepsleden.
    • Organiseert en leidt groepsoverleg.
    • Heeft oog voor de mogelijkheden van groepsleden.
    • Evalueert samen met de groepsleden.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
    • Basiskennis van groepsmanagement.
  • Competentie 3:
    Functioneert binnen een groep
    • Beleeft de kunstuitvoering samen met anderen.
    • Leert bij en vervolmaakt zich door samen te creëren.
    • Gaat om met conflicten.
    • Is resultaatgericht.
    • Ontwikkelt een artistieke visie.
    • Inspireert anderen.
    • Overtuigt anderen van zijn artistieke visie.
    • Creëert en waakt over de groepsdynamiek.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
  • Competentie 4:
    Werkt met oog voor het eigen welzijn en het welzijn van anderen
    • Handelt ergonomisch verantwoord.
    • Gaat veilig om met materiaal, attributen enz.
    • Signaleert risico’s.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van veiligheidsregels.
    • Basiskennis ergonomie
    • Kennis van voor- en nazorg van het lichaam.
Tranversaal creëren
  • Competentie 5:
    Ontwikkelt een eigen artistieke praktijk
    • Heeft oog voor maatschappelijke en artistieke tendensen.
    • Heeft oog voor artistieke en culturele praktijken.
    • Heeft oog voor technieken en technologische trends in relatie tot de eigen werkzaamheden.
    • Onderzoekt in functie van de eigen artistieke praktijk.
    • Reflecteert kritisch over de eigen praktijk.
    • Ontwikkelt een eigen artistieke taal.
    • Heeft oog voor de eigen artistieke ontwikkeling.
    • Ontwikkelt de eigen deskundigheid.
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van de artistieke terminologie.
    • Kennis van de verschillende contexten in dans (de podiumsector, festivals, evenementen, wedstrijden …).
    • Kennis van de relevante informatiebronnen eigen aan de sector (tijdschriften, websites, steunpunten, conferenties, opleidingen …).
    • Kennis van vakterminologie.
    • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
  • Competentie 6:
    Ontwikkelt artistieke concepten en ideeën
    • Integreert opgedane inzichten in het creatieve proces.
    • Verzamelt basismateriaal.
    • Analyseert basismateriaal.
    • Werkt aan een persoonlijke visie.
    • Werkt aan een collectieve visie.
    • Gaat scheppend, associatief en (re)productief om met intuïties.
    • Interageert met andere artistieke disciplines.
    • Transformeert waarnemingen en indrukken in artistieke ideeën.
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van dansgeschiedenis.
    • Kennis van cultuurgeschiedenis.
    • Kennis van dansrepertoire en -genres.
    • Kennis van choreografische technieken en concepten.
    • Kennis van vakterminologie.
    • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
  • Competentie 7:
    Zet ideeën om in een uitvoerbaar geheel
    • Geeft vorm aan verbeelding.
    • Kiest materialen, technieken en methodes.
    • Geeft artistieke aanwijzingen en waakt over de uitvoering ervan.
    • Interageert met betrokken medewerkers (productiemedewerkers, podiumtechnici, ateliermedewerkers …).
    • Coacht uitvoerders.
    • Bewaakt de artistieke visie.
    • Houdt rekening met het artistieke potentieel van de dansers.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
    • Basiskennis van groepsmanagement.
    • Kennis van vakterminologie.
    • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
Specifieke activiteiten
  • Competentie 8:
    Creëert het basismateriaal van een voorstelling
    • Vormt zich een globaal beeld van het creatieproces en de podiumactiviteit.
    • Onderzoekt en verdiept zich in de thematiek van een voorstelling.
    • Raadpleegt verschillende bronnen, sorteert en selecteert materiaal.
    • Zet de verbeelding gericht in ter ontwikkeling van een voorstelling.
    • Creëert in collectief verband of individueel een choreografie.
    • Selecteert en/of bewerkt in collectief verband of individueel een bestaande choreografie en werkt de enscenering uit.
    • Tekent de voorstelling uit, bepaalt de opeenvolging van de verschillende choreografieën.
    • Interpreteert de artistieke kwaliteiten van het oorspronkelijke stuk.
    • Ontwikkelt een eigen artistieke taal vanuit persoonlijke en maatschappelijke betrokkenheid.
    • Bespreekt het basismateriaal met alle actoren.
    • Maakt zich vertrouwd met de vereisten van de rollen in relatie tot de beschikbare dansers en tot hun artistieke bekwaamheden.
    • Motiveert de eigen visie, accenten en interpretatie van de voorstelling.
    • Betrekt de basiselementen van dans bij de choreografie: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
    • Vertaalt op persoonlijke en creatieve wijze muziek naar beweging in een choreografie.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van voorstellingsanalyse.
    • Basiskennis van auteursrechtwetgeving.
    • Basiskennis van kennis van technieken voor lichaamsexpressie.
    • Kennis van dansgeschiedenis.
    • Kennis van cultuurgeschiedenis.
    • Kennis van danspassen, dansbewegingen, dansritmes, dansstijlen, dansgenres, choreografieën …
    • Kennis van relevante aspecten van muziek voor dans: maatsoort, tempo, ritme, metrum, cadans, frasering, melodie, karakter …
    • Kennis van de basiselementen van dans: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
    • Kennis van dramaturgie.
    • Kennis van ensceneringstechnieken.
    • Kennis van dansrepertoire en -genres.
    • Kennis van choreografische technieken en concepten.
    • Kennis van vakterminologie.
    • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
  • Competentie 9:
    De voorwaarden voor de regie van een dansvoorstelling bepalen (podium, duur, data, logistiek, middelen, decors, kostuums ...)
    • Maakt een schematische voorstelling van het verloop van de voorstelling.
    • Stelt een script op voor de voorstelling.
    • Houdt rekening met de beschikbare tijd, budgetten en technische beperkingen (zaal, aanwezig materiaal …).
    • Stelt een planning en een uitvoeringsschema op.
    • Selecteert de decors, verlichting, kostuums ... naargelang het project (thema, tijdperk ...) en het budget.
    • Geeft richtlijnen voor de opbouw van het decor en het ontwerp van de kostuums.
    • Volgt de planning op.
    • Bepaalt en onderhandelt nodige budgetten, medewerkers, materiaal, logistieke vereisten …
    • Coördineert het productieproces en neemt deel aan coördinatievergaderingen.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van belichting.
    • Basiskennis van geluid.
    • Basiskennis budgetbeheer.
    • Kennis van dramaturgie.
    • Kennis van scenografie.
    • Kennis van ensceneringstechnieken.
    • Kennis van choreografische technieken en concepten.
  • Competentie 10:
    Houdt audities
    • Analyseert de nood aan artistieke medewerkers voor een voorstelling.
    • Motiveert zijn keuze.
    • Verdeelt de partijen volgens de vaardigheden van de artiesten en conform het artistiek concept.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van kennis van technieken voor lichaamsexpressie.
    • Basiskennis van communicatietechnieken
    • Kennis van dramaturgie.
    • Kennis van scenografie.
    • Kennis van ensceneringstechnieken.
    • Kennis van choreografische technieken en concepten.
  • Competentie 11:
    Begeleidt het artistiek team tijdens repetities en geeft aanwijzingen
    • Stuurt het artistiek team aan om het artistieke concept te realiseren.
    • Leidt repetities.
    • Neemt deel aan productievergaderingen.
    • Leidt vergaderingen omtrent het creatief proces.
    • Legt de eigen visie en interpretatie van de creatie uit aan het artistiek team.
    • Motiveert en inspireert het artistiek team.
    • Geeft vorm aan de eigen visie en verbeelding.
    • Communiceert hier op heldere en doordachte wijze over.
    • Zoekt, onderzoekt en experimenteert.
    • Stelt zich open en laat zich inspireren.
    • Onderbouwt voor zichzelf artistieke beslissingen of aanpak.
    • Controleert tijdens de repetities of alle vertolkingen en technische bijdragen aan het artistieke concept voldoen en stuurt bij waar nodig.
    • Gaat efficiënt om met de verschillende rollen, verantwoordelijkheden en belangen in het productieproces.
    • Evalueert repetities en voorstellingen met dansers en medewerkers.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van improvisatietechnieken.
    • Basiskennis van voorstellingsanalyse.
    • Basiskennis van kennis van technieken voor lichaamsexpressie.
    • Kennis van dansgeschiedenis.
    • Kennis van cultuurgeschiedenis.
    • Kennis van danspassen, dansbewegingen, dansritmes, dansstijlen, dansgenres, choreografieën …
    • Kennis van relevante aspecten van muziek voor dans: maatsoort, tempo, ritme, metrum, cadans, frasering, melodie, karakter …
    • Kennis van de basiselementen van dans: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
    • Kennis van dramaturgie.
    • Kennis van scenografie.
    • Kennis van ensceneringstechnieken.
    • Kennis van dansrepertoire en -genres.
    • Kennis van choreografische technieken en concepten.
    • Kennis van vakterminologie.
    • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
  • Competentie 12:
    Wijzigt en perfectioneert de enscenering naargelang het verloop van de voorstellingen en de voorstellen van het artistiek team
    • Stelt het artistieke concept op punt.
    • Past scenario’s, technische interventies, vertolkingen ... aan in de loop van de voorstellingenreeks.
    • Past een voorstelling aan aan de mogelijkheden van een zaal na overleg met het artistiek team.
    • Neemt beslissingen bij onverwachte voorvallen tijdens de voorstelling (technische storingen ...).
    • Evalueert voorstellingen met het artistiek team.
    • Controleert tijdens de voorstellingen of alle vertolkingen en technische bijdragen aan het artistieke concept voldoen en stuurt bij waar nodig.
    • Houdt alle veranderingen bij die in de loop van het proces aan de productie worden aangebracht (inhoud, enscenering ...).
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
    • Kennis van dramaturgie.
    • Kennis van scenografie.
    • Kennis van ensceneringstechnieken.
    • Kennis van choreografische technieken en concepten.
  • Competentie 13:
    Reflecteert over de eigen artistieke visie en aanpak, over de groepsprestatie en communiceert hierover
    • Reflecteert over de eigen artistieke ideeën in verband met zijn rol als choreograaf.
    • Toetst af of de artistieke uitdrukkingsvorm het gewenste effect heeft bereikt.
    • Reflecteert over eigen en andermans praktijk.
    • Reflecteert over zijn eigen artistieke visie en aanpak en over de groepsprestatie.
    • Stuurt zichzelf bij ten voordele van een gemeenschappelijk resultaat.
    • Communiceert over de eigen artistieke visie en aanpak en over de groepsprestatie met alle betrokkenen.
    • Maakt afspraken met collega’s en betrokken medewerkers.
    • Accepteert feedback.
    • Stelt zich flexibel op.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
    • Kennis van dramaturgie.
    • Kennis van scenografie.
    • Kennis van ensceneringstechnieken.
    • Kennis van choreografische technieken en concepten.
    • Kennis van de artistieke terminologie.
  • Competentie 14:
    Begeleidt de promotie en verspreiding naar de media en het publiek
    • Levert inhoudelijk materiaal aan voor de communicatie over de voorstelling.
    • Geeft informatie over de voorstelling en zijn aandeel erin (uitvoering, inhoud …).
    • Gebruikt sociale/digitale media.
    • Onderhoudt contacten met lokale media, radio en televisie.
    • Communiceert op heldere en doordachte wijze.
    • Past de communicatiestijl aan de doelgroep aan.
    • Geeft interviews.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken

Beschrijving competenties a.d.h.v. de descriptorelementen

Kennis

  • Basiskennis budgetbeheer.
  • Basiskennis ergonomie
  • Basiskennis van auteursrechtwetgeving.
  • Basiskennis van belichting.
  • Basiskennis van communicatietechnieken
  • Basiskennis van geluid.
  • Basiskennis van groepsmanagement.
  • Basiskennis van improvisatietechnieken.
  • Basiskennis van Kennis van technieken voor lichaamsexpressie.
  • Basiskennis van veiligheidsregels.
  • Basiskennis van voorstellingsanalyse.
  • Kennis van choreografische technieken en concepten.
  • Kennis van cultuurgeschiedenis.
  • Kennis van dansgeschiedenis.
  • Kennis van danspassen, dansbewegingen, dansritmes, dansstijlen, dansgenres, choreografieën …
  • Kennis van dansrepertoire en -genres.
  • Kennis van de artistieke terminologie.
  • Kennis van de basiselementen van dans: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
  • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
  • Kennis van de relevante informatiebronnen eigen aan de sector (tijdschriften, websites, steunpunten, conferenties, opleidingen …).
  • Kennis van de verschillende contexten in dans (de podiumsector, festivals, evenementen, wedstrijden …).
  • Kennis van dramaturgie.
  • Kennis van ensceneringstechnieken.
  • Kennis van relevante aspecten van muziek voor dans: maatsoort, tempo, ritme, metrum, cadans, frasering, melodie, karakter …
  • Kennis van scenografie.
  • Kennis van vakterminologie.
  • Kennis van voor- en nazorg van het lichaam.

Cognitieve vaardigheden

  • Accepteert feedback.
  • Analyseert basismateriaal.
  • Analyseert de nood aan artistieke medewerkers voor een voorstelling.
  • Beleeft de kunstuitvoering samen met anderen.
  • Bepaalt en onderhandelt nodige budgetten, medewerkers, materiaal, logistieke vereisten …
  • Bespreekt het basismateriaal met alle actoren.
  • Bewaakt de artistieke visie.
  • Coacht uitvoerders.
  • Communiceert gepast met alle betrokken actoren.
  • Communiceert hier op heldere en doordachte wijze over.
  • Communiceert op heldere en doordachte wijze.
  • Communiceert over de eigen artistieke visie en aanpak en over de groepsprestatie met alle betrokkenen.
  • Controleert tijdens de voorstellingen of alle vertolkingen en technische bijdragen aan het artistieke concept voldoen en stuurt bij waar nodig.
  • Coördineert het productieproces en neemt deel aan coördinatievergaderingen.
  • Creëert en waakt over de groepsdynamiek.
  • Doet een eigen inbreng.
  • Enthousiasmeert anderen.
  • Evalueert repetities en voorstellingen met dansers en medewerkers.
  • Evalueert samen met de groepsleden.
  • Evalueert voorstellingen met het artistiek team.
  • Gaat efficiënt om met de verschillende rollen, verantwoordelijkheden en belangen in het productieproces.
  • Gaat om met conflicten.
  • Gebruikt sociale/digitale media.
  • Geeft artistieke aanwijzingen en waakt over de uitvoering ervan.
  • Geeft informatie over de voorstelling en zijn aandeel erin (uitvoering, inhoud …).
  • Geeft interviews.
  • Geeft richtlijnen voor de opbouw van het decor en het ontwerp van de kostuums.
  • Geeft vorm aan de eigen visie en verbeelding.
  • Geeft vorm aan verbeelding.
  • Heeft oog voor artistieke en culturele praktijken.
  • Heeft oog voor de eigen artistieke ontwikkeling.
  • Heeft oog voor de mogelijkheden van groepsleden.
  • Heeft oog voor maatschappelijke en artistieke tendensen.
  • Heeft oog voor technieken en technologische trends in relatie tot de eigen werkzaamheden.
  • Houdt alle veranderingen bij die in de loop van het proces aan de productie worden aangebracht (inhoud, enscenering ...).
  • Houdt rekening met de beschikbare tijd, budgetten en technische beperkingen (zaal, aanwezig materiaal …).
  • Houdt rekening met het artistieke potentieel van de dansers.
  • Informeert, begeleidt, stuurt en motiveert groepsleden.
  • Inspireert anderen.
  • Integreert opgedane inzichten in het creatieve proces.
  • Interageert met andere artistieke disciplines.
  • Interageert met betrokken medewerkers (productiemedewerkers, podiumtechnici, ateliermedewerkers …).
  • Interpreteert de artistieke kwaliteiten van het oorspronkelijke stuk.
  • Is resultaatgericht.
  • Kiest materialen, technieken en methodes.
  • Leert bij en vervolmaakt zich door samen te creëren.
  • Legt de eigen visie en interpretatie van de creatie uit aan het artistiek team.
  • Leidt repetities.
  • Leidt vergaderingen omtrent het creatief proces.
  • Levert inhoudelijk materiaal aan voor de communicatie over de voorstelling.
  • Maakt afspraken met collega’s en betrokken medewerkers.
  • Maakt een schematische voorstelling van het verloop van de voorstelling.
  • Motiveert de eigen visie, accenten en interpretatie van de voorstelling.
  • Motiveert en inspireert het artistiek team.
  • Motiveert zijn keuze.
  • Neemt deel aan productievergaderingen.
  • Onderbouwt voor zichzelf artistieke beslissingen of aanpak.
  • Onderhoudt contacten met lokale media, radio en televisie.
  • Onderzoekt en verdiept zich in de thematiek van een voorstelling.
  • Onderzoekt in functie van de eigen artistieke praktijk.
  • Ontwikkelt de eigen deskundigheid.
  • Ontwikkelt een artistieke visie.
  • Ontwikkelt een eigen artistieke taal.
  • Ontwikkelt een eigen artistieke taal vanuit persoonlijke en maatschappelijke betrokkenheid.
  • Organiseert en leidt groepsoverleg.
  • Overlegt over de voorbereiding en uitvoering.
  • Overtuigt anderen van zijn artistieke visie.
  • Past de communicatiestijl aan de doelgroep aan.
  • Past scenario’s, technische interventies, vertolkingen ... aan in de loop van de voorstellingenreeks.
  • Raadpleegt verschillende bronnen, sorteert en selecteert materiaal.
  • Reflecteert kritisch over de eigen praktijk.
  • Reflecteert over de eigen artistieke ideeën in verband met zijn rol als choreograaf.
  • Reflecteert over eigen en andermans praktijk.
  • Reflecteert over zijn eigen artistieke visie en aanpak en over de groepsprestatie.
  • Respecteert de inbreng van anderen.
  • Selecteert de decors, verlichting, kostuums ... naargelang het project (thema, tijdperk ...) en het budget.
  • Selecteert en/of bewerkt in collectief verband of individueel een bestaande choreografie en werkt de enscenering uit.
  • Signaleert risico’s.
  • Stelt een planning en een uitvoeringsschema op.
  • Stelt een planning op en past ze aan wijzigende omstandigheden aan.
  • Stelt een script op voor de voorstelling.
  • Stelt het artistieke concept op punt.
  • Stelt zich flexibel op.
  • Stelt zich open en laat zich inspireren.
  • Stuurt het artistiek team aan om het artistieke concept te realiseren.
  • Tekent de voorstelling uit, bepaalt de opeenvolging van de verschillende choreografieën.
  • Toetst af of de artistieke uitdrukkingsvorm het gewenste effect heeft bereikt.
  • Transformeert waarnemingen en indrukken in artistieke ideeën.
  • Verdeelt de partijen volgens de vaardigheden van de artiesten en conform het artistiek concept.
  • Verdeelt taken en verantwoordelijkheden.
  • Verzamelt basismateriaal.
  • Volgt aanwijzingen op.
  • Volgt de planning op.
  • Vormt zich een globaal beeld van het creatieproces en de podiumactiviteit.
  • Werkt aan een collectieve visie.
  • Werkt aan een persoonlijke visie.
  • Werkt mee aan het groepsbelang.
  • Zet de verbeelding gericht in ter ontwikkeling van een voorstelling.

Probleemoplossende vaardigheden

  • Controleert tijdens de repetities of alle vertolkingen en technische bijdragen aan het artistieke concept voldoen en stuurt bij waar nodig.
  • Gaat scheppend, associatief en (re)productief om met intuïties.
  • Neemt beslissingen bij onverwachte voorvallen tijdens de voorstelling (technische storingen ...).
  • Past een voorstelling aan aan de mogelijkheden van een zaal na overleg met het artistiek team.
  • Stuurt zichzelf bij ten voordele van een gemeenschappelijk resultaat.

Motorische vaardigheden

  • Betrekt de basiselementen van dans bij de choreografie: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
  • Creëert in collectief verband of individueel een choreografie.
  • Gaat veilig om met materiaal, attributen enz.
  • Handelt ergonomisch verantwoord.
  • Maakt zich vertrouwd met de vereisten van de rollen in relatie tot de beschikbare dansers en tot hun artistieke bekwaamheden.
  • Vertaalt op persoonlijke en creatieve wijze muziek naar beweging in een choreografie.
  • Zoekt, onderzoekt en experimenteert.

Omgevingscontext

  • Bij voorstellingen wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van een publiek.
  • De repetities en voorstellingen worden afgebakend in de tijd, wat deadlines met zich meebrengt; resultaatgerichtheid, concentratie, stressbestendigheid, flexibiliteit en doorzettingsvermogen zijn belangrijke eigenschappen.
  • Het artistiek proces bepaalt de volgorde van uitvoering van de verschillende activiteiten.
  • Het dansen wordt uitgeoefend in de amateurpodiumkunstensector. De omgeving is artistiek/creatief.
  • Het repeteren en creëren gebeurt alleen en/of in teamverband.
  • Het repeteren gebeurt meestal in vertrouwde omgevingen en omstandigheden.
  • Het voorbereiden en uitvoeren van choreografieën gebeurt in diverse omgevingen en omstandigheden (thuissfeer, verenigingsleven, publieke ruimte, in een culturele organisatie...), zowel binnen als buiten.
  • Kunstbeoefening gebeurt veel in gezinsverband.
  • Men dient rekening te houden met een opgelegde hiërarchie.
  • Repetities en voorstellingen gebeuren in de vrije tijd.

Handelingscontext

  • De amateur choreograaf heeft bijzondere aandacht voor de (artistieke/creatieve) context van het eindproduct.
  • De amateur choreograaf heeft oog voor de tevredenheid van het publiek door met zorg, precisie en toewijding te werken.
  • De amateur choreograaf heeft oog voor esthetiek.
  • De amateur choreograaf is actief betrokken bij de omgeving en gaat er flexibel mee om.
  • De handelingscontext is afwisselend en vergt enig reflectief handelen.
  • Empathisch vermogen is belangrijk: de amateur choreograaf motiveert en coacht dansers, artistiek team en medewerkers ….
  • Er is resultaatgerichtheid wat concentratie en nauwkeurigheid vergt.
  • Er wordt met aandacht omgegaan met het lichaam van mededansers.
  • Het functioneren in een groep vraagt een zekere flexibiliteit.

Autonomie

Is zelfstandig in
  • het bedenken van choreografische concepten.
  • het bepalen van de voorwaarden voor de regie van de voorstelling (visie …).
  • het betrekken van de basiselementen van dans bij de choreografie: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
  • het coachen van dansers tijdens repetities en voorstellingen.
  • het creëren van choreografieën en/of voorstellingen.
  • het creëren van het basismateriaal voor een voorstelling.
  • het leiden van audities.
  • het nemen van artistieke beslissingen.
  • het op persoonlijke en creatieve wijze vertalen van muziek naar beweging in een choreografie.
  • het perfectioneren van de voorstelling.
  • het reflecteren over en het verbeteren van de eigen prestatie en/of groepsprestatie en in de communicatie hierover.
  • het verdelen van de rollen.
Is gebonden aan
  • de beschikbaarheid en de bekwaamheden van de dansers.
  • de beschikbare ruimte.
  • de materiële en technische omstandigheden waarin de voorstelling plaatsvindt.
  • de uitvoerbaarheid van het concept.
  • het beschikbaar budget.
  • het collectieve concept.
  • het intellectueel eigendomsrecht.
  • zijn concept.
Doet beroep op
  • de dansers.
  • het logistiek en artistiek team.
  • informatiebronnen.

Verantwoordelijkheid

  • Begeleidt de promotie en verspreiding naar de media en het publiek
  • Begeleidt het artistiek team tijdens repetities en geeft aanwijzingen
  • Coördineert de activiteiten van een groep
  • Creëert het basismateriaal van een voorstelling
  • De voorwaarden voor de regie van een dansvoorstelling bepalen (podium, duur, data, logistiek, middelen, decors, kostuums ...)
  • Functioneert binnen een groep
  • Houdt audities
  • Ontwikkelt artistieke concepten en ideeën
  • Ontwikkelt een eigen artistieke praktijk
  • Reflecteert over de eigen artistieke visie en aanpak, over de groepsprestatie en communiceert hierover
  • Werkt met oog voor het eigen welzijn en het welzijn van anderen
  • Werkt samen
  • Wijzigt en perfectioneert de enscenering naargelang het verloop van de voorstellingen en de voorstellen van het artistiek team
  • Zet ideeën om in een uitvoerbaar geheel

Attesten en voorwaarden

Wettelijke attesten en voorwaarden

Er zijn geen wettelijke attesten of voorwaarden vereist.