Amateur creërend danser

 
BK-0420-2
 Dit is de actuele versie van de beroepskwalificatie.

Globaal

Titel

Amateur creërend danser

Definitie

Een amateur creërend danser creëert in de vrije tijd choreografische werken ten einde een artistieke creatie aan een publiek te presenteren.

Niveau (VKS en EQF)

4

Jaar van erkenning

versie 2, 2019

Competenties

Opsomming competenties

Transversaal algemeen
  • Competentie 1:
    Werkt samen
    • Communiceert gepast met alle betrokken actoren.
    • Overlegt over de voorbereiding en uitvoering.
    • Doet een eigen inbreng.
    • Respecteert de inbreng van anderen.
    • Geeft aanwijzingen.
    • Stelt zich flexibel op.
    • Werkt mee aan het groepsbelang.
    • Enthousiasmeert anderen.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
  • Competentie 2:
    Functioneert binnen een groep
    • Beleeft de kunstuitvoering samen met anderen.
    • Leert bij en vervolmaakt zich door samen te creëren.
    • Gaat om met conflicten.
    • Handelt conform de visie van de artistiek verantwoordelijke.
    • Draagt bij tot de groepsdynamiek.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
  • Competentie 3:
    Werkt met oog voor het eigen welzijn en het welzijn van anderen
    • Handelt ergonomisch verantwoord.
    • Gaat veilig om met materiaal, gereedschap, toestellen, apparatuur enz.
    • Signaleert risico’s.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis ergonomie.
    • Kennis van voor- en nazorg van het lichaam.
Transversaal creëren
  • Competentie 4:
    Ontwikkelt een eigen artistieke praktijk
    • Heeft oog voor maatschappelijke en artistieke tendensen.
    • Heeft oog voor artistieke en culturele praktijken.
    • Heeft oog voor technieken en technologische trends in relatie tot de eigen werkzaamheden.
    • Onderzoekt in functie van de eigen artistieke praktijk.
    • Reflecteert over de relatie tussen de eigen expressiemogelijkheden en dans.
    • Reflecteert over de eigen praktijk.
    • Ontwikkelt een eigen artistieke taal.
    • Heeft oog voor de eigen artistieke ontwikkeling.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van de verschillende contexten in dans (de podiumsector, festivals, evenementen, wedstrijden …).
    • Basiskennis van de grote maatschappelijke en artistieke tendensen.
    • Basiskennis van de artistieke terminologie.
    • Kennis van de relevante informatiebronnen eigen aan de sector (tijdschriften, websites, steunpunten, conferenties, opleidingen,…).
  • Competentie 5:
    Ontwikkelt artistieke concepten en ideeën
    • Integreert opgedane inzichten in het creatieve process.
    • Verzamelt basismateriaal.
    • Analyseert basismateriaal.
    • Werkt aan een persoonlijke visie.
    • Werkt aan een collectieve visie.
    • Gaat scheppend, associatief en (re)productief om met intuïties.
    • Interageert met andere artistieke disciplines.
    • Transformeert waarnemingen en indrukken in artistieke ideeën.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van cultuurgeschiedenis.
    • Basiskennis van dansgeschiedenis.
    • Kennis van dansterminologie.
    • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
  • Competentie 6:
    Zet artistieke concepten en ideeën om in een uitvoerbaar geheel
    • Geeft vorm aan verbeelding.
    • Kiest materialen, technieken en methodes.
    • Hanteert materialen, technieken en methodes.
    • Geeft artistieke aanwijzingen.
    • Interageert met betrokken medewerkers (dansers, choreograaf, productiemedewerkers, podiumtechnici, …).
    • Bewaakt mee de artistieke visie.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van groepsmanagement.
    • Kennis van dansterminologie.
    • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
Specifieke activiteiten
  • Competentie 7:
    Creëert het basismateriaal van een voorstelling
    • Vormt zich een globaal beeld van het creatieproces en de podiumactiviteit.
    • Onderzoekt en verdiept zich in de thematiek van een voorstelling.
    • Raadpleegt verschillende bronnen, sorteert en selecteert materiaal.
    • Vormt zich een mentaal beeld van zijn aandeel in de voorstelling.
    • Zet de verbeelding gericht in ter ontwikkeling van een voorstelling.
    • Creëert in collectief verband of individueel een choreografie.
    • Selecteert en of bewerkt in collectief verband of individueel een bestaande choreografie en werkt de enscenering uit.
    • Interpreteert de artistieke kwaliteiten van het oorspronkelijke stuk.
    • Ontwikkelt een eigen artistieke taal vanuit persoonlijke en maatschappelijke betrokkenheid.
    • Maakt zich vertrouwd met de vereisten van zijn aandeel in de voorstelling.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van voorstellingsanalyse.
    • Basiskennis van technieken voor lichaamsexpressie.
    • Kennis van dansterminologie.
    • Kennis van danspassen, dansbewegingen, dansritmes, dansstijlen, dansgenres, choreografieën …
    • Kennis van relevante aspecten van muziek voor dans: maatsoort, tempo, ritme, metrum, cadans, frasering, melodie, karakter.
    • Kennis van besef van de wisselwerking tussen dansbewegingen en muziek.
    • Kennis van de basiselementen van dans: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
    • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
    • Kennis van choreografische technieken en concepten.
  • Competentie 8:
    Memoriseert de inhoud (danspassen, volgorde van scènes ...)
    • Beheerst elementaire memorisatietechnieken (bv. geheugensteuntjes).
    • Memoriseert de choreografie en de volgorde van scenes.
    • Zet zijn lichamelijk geheugen in.
    • Beheerst concentratietechnieken.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van memorisatietechnieken.
    • Kennis van de basiselementen van dans: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
  • Competentie 9:
    Bereidt het lichaam voor op de nodige vaardigheden
    • Bereidt het lichaam voor op de repetities, de voorstellingen, de opnames ...
    • Bereidt zich voor op de fysische vereisten van zijn aandeel.
    • Verwerft andere artistieke disciplines in functie van de vereisten van artistieke projecten.
    • Bereidt zich voor op de opname/voorstelling (make-up, kapsel, kledij ...).
    • Gaat veilig en duurzaam om met lichaam, materialen en attributen.
    • Onderhoudt systematisch een goede lichamelijke conditie.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van relaxatietechnieken.
    • Basiskennis van make-uptechnieken.
    • Basiskennis van kapseltechnieken.
    • Basiskennis van technieken voor lichaamsexpressie.
    • Kennis van voor- en nazorg van het lichaam.
    • Kennis van oefeningen om het lichaam optimaal voor te bereiden.
  • Competentie 10:
    Repeteert zijn aandeel in de creatie en stelt mogelijke interpretaties voor
    • Geeft vorm aan eigen en andermans visie en verbeelding.
    • Communiceert op heldere en doordachte wijze.
    • Zet persoonlijke danskwaliteiten en dansvaardigheden in.
    • Zet de basiselementen van dans in: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
    • Vertaalt op persoonlijke en creatieve wijze muziek naar beweging.
    • Onderbouwt artistieke beslissingen of aanpak.
    • Zoekt, onderzoekt, improviseert en experimenteert.
    • Beheerst houding, gebaar, beweging en psyche.
    • Gaat verschillende samenwerkingsverbanden aan.
    • Communiceert en maakt afspraken met collega’s en betrokken medewerkers.
    • Gaat volledig op in het samenspel en teamwork zonder zijn eigenheid te verliezen.
    • Geeft vanuit zijn bijdrage suggesties voor aanpassingen aan decor/setting, techniek en kostuums.
    • Gaat efficiënt om met de verschillende rollen, verantwoordelijkheden en belangen in het creatieproces.
    • Stelt zich open en laat zich inspireren.
    • Evalueert repetities met dansers en medewerkers.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van technieken voor lichaamsexpressie.
    • Basiskennis van memorisatietechnieken.
    • Basiskennis van communicatietechnieken
    • Kennis van danspassen, dansbewegingen, dansritmes, dansstijlen, dansgenres, choreografieën …
    • Kennis van relevante aspecten van muziek voor dans: maatsoort, tempo, ritme, metrum, cadans, frasering, melodie, karakter.
    • Kennis van besef van de wisselwerking tussen dansbewegingen en muziek.
    • Kennis van de basiselementen van dans: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
  • Competentie 11:
    Vertolkt alleen of met mededansers zijn aandeel in de voorstelling voor het publiek
    • Presenteert werk aan een publiek.
    • Manifesteert een persoonlijke aanpak (klemtonen, stijl, visie) in de vertolking van zijn aandeel.
    • Beheerst concentratietechnieken.
    • Speelt flexibel in op ruimte en omstandigheden.
    • Speelt in op de reacties van het publiek en de mededansers.
    • Improviseert wanneer de situatie daarom vraagt.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van technieken voor lichaamsexpressie.
    • Kennis van danspassen, dansbewegingen, dansritmes, dansstijlen, dansgenres, choreografieën …
    • Kennis van relevante aspecten van muziek voor dans: maatsoort, tempo, ritme, metrum, cadans, frasering, melodie, karakter.
    • Kennis van besef van de wisselwerking tussen dansbewegingen en muziek.
    • Kennis van de basiselementen van dans: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
  • Competentie 12:
    Reflecteert over en verbetert de eigen prestatie en/of de groepsprestatie en communiceert hierover
    • Reflecteert over eigen en andermans werk en praktijk.
    • Reflecteert en communiceert over de eigen prestatie en/of de groepsprestatie met de creatief verantwoordelijken, de betrokken medewerkers.
    • Stuurt bij op aangeven van de creatief verantwoordelijken.
    • Stuurt zichzelf bij ten voordele van een gemeenschappelijk resultaat.
    • Toetst af of de artistieke uitdrukkingsvorm het gewenste effect heeft bereikt.
    • Maakt afspraken met collega’s en betrokken medewerkers.
    • Accepteert feedback.
    • Stelt zich flexibel op.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
    • Basiskennis van vakterminologie.
  • Competentie 13:
    Begeleidt de promotie en verspreiding naar de media en het publiek
    • Levert inhoudelijk materiaal aan voor de communicatie over de voorstelling.
    • Geeft informatie over de voorstelling en zijn aandeel erin (uitvoering, inhoud …).
    • Gebruikt sociale/digitale media.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken

Beschrijving competenties a.d.h.v. de descriptorelementen

Kennis

  • Basiskennis van cultuurgeschiedenis.
  • Basiskennis van voorstellingsanalyse.
  • Basiskennis van dansgeschiedenis.
  • Basiskennis van relaxatietechnieken.
  • Basiskennis van make-uptechnieken.
  • Basiskennis van kapseltechnieken.
  • Basiskennis van technieken voor lichaamsexpressie.
  • Basiskennis van de verschillende contexten in dans (de podiumsector, festivals, evenementen, wedstrijden …).
  • Basiskennis van de grote maatschappelijke en artistieke tendensen.
  • Basiskennis van de artistieke terminologie.
  • Basiskennis van memorisatietechnieken.
  • Basiskennis van communicatietechnieken
  • Basiskennis van groepsmanagement.
  • Basiskennis van vakterminologie.
  • Basiskennis ergonomie.
  • Kennis van voor- en nazorg van het lichaam.
  • Kennis van dansterminologie.
  • Kennis van danspassen, dansbewegingen, dansritmes, dansstijlen, dansgenres, choreografieën …
  • Kennis van relevante aspecten van muziek voor dans: maatsoort, tempo, ritme, metrum, cadans, frasering, melodie, karakter.
  • Kennis van besef van de wisselwerking tussen dansbewegingen en muziek.
  • Kennis van de basiselementen van dans: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
  • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
  • Kennis van de relevante informatiebronnen eigen aan de sector (tijdschriften, websites, steunpunten, conferenties, opleidingen,…).
  • Kennis van oefeningen om het lichaam optimaal voor te bereiden.
  • Kennis van choreografische technieken en concepten.

Cognitieve vaardigheden

  • Communiceert gepast met alle betrokken actoren.
  • Overlegt over de voorbereiding en uitvoering.
  • Respecteert de inbreng van anderen.
  • Geeft aanwijzingen.
  • Stelt zich flexibel op.
  • Werkt mee aan het groepsbelang.
  • Enthousiasmeert anderen.
  • Leert bij en vervolmaakt zich door samen te creëren.
  • Gaat om met conflicten.
  • Handelt conform de visie van de artistiek verantwoordelijke.
  • Draagt bij tot de groepsdynamiek.
  • Signaleert risico’s.
  • Heeft oog voor maatschappelijke en artistieke tendensen.
  • Heeft oog voor artistieke en culturele praktijken.
  • Heeft oog voor technieken en technologische trends in relatie tot de eigen werkzaamheden.
  • Onderzoekt in functie van de eigen artistieke praktijk.
  • Reflecteert over de relatie tussen de eigen expressiemogelijkheden en dans.
  • Reflecteert over de eigen praktijk.
  • Heeft oog voor de eigen artistieke ontwikkeling.
  • Integreert opgedane inzichten in het creatieve process.
  • Verzamelt basismateriaal.
  • Analyseert basismateriaal.
  • Werkt aan een persoonlijke visie.
  • Werkt aan een collectieve visie.
  • Interageert met andere artistieke disciplines.
  • Transformeert waarnemingen en indrukken in artistieke ideeën.
  • Kiest materialen, technieken en methodes.
  • Geeft artistieke aanwijzingen.
  • Interageert met betrokken medewerkers (dansers, choreograaf, productiemedewerkers, podiumtechnici, …).
  • Bewaakt mee de artistieke visie.
  • Vormt zich een globaal beeld van het creatieproces en de podiumactiviteit.
  • Onderzoekt en verdiept zich in de thematiek van een voorstelling.
  • Raadpleegt verschillende bronnen, sorteert en selecteert materiaal.
  • Vormt zich een mentaal beeld van zijn aandeel in de voorstelling.
  • Zet de verbeelding gericht in ter ontwikkeling van een voorstelling.
  • Selecteert en of bewerkt in collectief verband of individueel een bestaande choreografie en werkt de enscenering uit.
  • Interpreteert de artistieke kwaliteiten van het oorspronkelijke stuk.
  • Beheerst elementaire memorisatietechnieken (bv. geheugensteuntjes).
  • Memoriseert de choreografie en de volgorde van scenes.
  • Beheerst concentratietechnieken.
  • Communiceert op heldere en doordachte wijze.
  • Onderbouwt artistieke beslissingen of aanpak.
  • Gaat verschillende samenwerkingsverbanden aan.
  • Communiceert en maakt afspraken met collega’s en betrokken medewerkers.
  • Geeft vanuit zijn bijdrage suggesties voor aanpassingen aan decor/setting, techniek en kostuums.
  • Gaat efficiënt om met de verschillende rollen, verantwoordelijkheden en belangen in het creatieproces.
  • Stelt zich open en laat zich inspireren.
  • Evalueert repetities met dansers en medewerkers.
  • Beheerst concentratietechnieken.
  • Reflecteert over eigen en andermans werk en praktijk.
  • Reflecteert en communiceert over de eigen prestatie en/of de groepsprestatie met de creatief verantwoordelijken, de betrokken medewerkers.
  • Toetst af of de artistieke uitdrukkingsvorm het gewenste effect heeft bereikt.
  • Maakt afspraken met collega’s en betrokken medewerkers.
  • Accepteert feedback.
  • Stelt zich flexibel op.
  • Levert inhoudelijk materiaal aan voor de communicatie over de voorstelling.
  • Geeft informatie over de voorstelling en zijn aandeel erin (uitvoering, inhoud …).
  • Gebruikt sociale/digitale media.

Probleemoplossende vaardigheden

  • Gaat scheppend, associatief en (re)productief om met intuïties.
  • Improviseert wanneer de situatie daarom vraagt.
  • Stuurt bij op aangeven van de creatief verantwoordelijken.
  • Stuurt zichzelf bij ten voordele van een gemeenschappelijk resultaat.

Motorische vaardigheden

  • Doet een eigen inbreng.
  • Beleeft de kunstuitvoering samen met anderen.
  • Handelt ergonomisch verantwoord.
  • Gaat veilig om met materiaal, gereedschap, toestellen, apparatuur enz.
  • Ontwikkelt een eigen artistieke taal.
  • Geeft vorm aan verbeelding.
  • Hanteert materialen, technieken en methodes.
  • Creëert in collectief verband of individueel een choreografie.
  • Ontwikkelt een eigen artistieke taal vanuit persoonlijke en maatschappelijke betrokkenheid.
  • Maakt zich vertrouwd met de vereisten van zijn aandeel in de voorstelling.
  • Zet zijn lichamelijk geheugen in.
  • Bereidt het lichaam voor op de repetities, de voorstellingen, de opnames ...
  • Bereidt zich voor op de fysische vereisten van zijn aandeel.
  • Verwerft andere artistieke disciplines in functie van de vereisten van artistieke projecten.
  • Bereidt zich voor op de opname/voorstelling (make-up, kapsel, kledij ...).
  • Gaat veilig en duurzaam om met lichaam, materialen en attributen.
  • Onderhoudt systematisch een goede lichamelijke conditie.
  • Geeft vorm aan eigen en andermans visie en verbeelding.
  • Zet persoonlijke danskwaliteiten en dansvaardigheden in.
  • Zet de basiselementen van dans in: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
  • Vertaalt op persoonlijke en creatieve wijze muziek naar beweging.
  • Zoekt, onderzoekt, improviseert en experimenteert.
  • Beheerst houding, gebaar, beweging en psyche.
  • Gaat volledig op in het samenspel en teamwork zonder zijn eigenheid te verliezen.
  • Presenteert werk aan een publiek.
  • Manifesteert een persoonlijke aanpak (klemtonen, stijl, visie) in de vertolking van zijn aandeel.
  • Speelt flexibel in op ruimte en omstandigheden.
  • Speelt in op de reacties van het publiek en de mededansers.

Omgevingscontext

  • Het dansen wordt uitgeoefend in de amateurpodiumkunstensector. De omgeving is artistiek/creatief.
  • Het repeteren gebeurt meestal in vertrouwde omgevingen en omstandigheden.
  • Het vertolken gebeurt in diverse omgevingen en omstandigheden (thuissfeer, verenigingsleven, private (commerciële) sfeer, publieke ruimte, in een culturele organisatie, via een educatieve aanbieder, onderwijsinstelling ...), zowel binnen als buiten.
  • Het repeteren en vertolken gebeurt alleen en/of in teamverband.
  • De repetities en voorstellingen worden afgebakend in de tijd, wat deadlines met zich meebrengt; resultaatgerichtheid, concentratie, stressbestendigheid, flexibiliteit en doorzettingsvermogen zijn belangrijke eigenschappen.
  • Repetities en voorstellingen gebeuren in de vrije tijd.
  • Bij voorstellingen wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van een publiek.
  • De kunstbeoefenaar kan voor een organisator of opdrachtgever (bv. concert, optreden, expo, voorstelling …) werken.
  • Kunstbeoefening gebeurt veel in gezinsverband.
  • Het artistiek proces bepaalt de volgorde van uitvoering van de verschillende activiteiten.
  • Men dient rekening te houden met een opgelegde hiërarchie.
  • Sommige amateurkunstenaars zoeken een internationale context op in het kader van hun kunstzinnige vrijetijdsbesteding.

Handelingscontext

  • De amateur creërend danser heeft oog voor esthetiek.
  • Er is resultaatgerichtheid wat concentratie en nauwkeurigheid vergt.
  • De amateur creërend danser is actief betrokken bij de omgeving en gaat er flexibel mee om.
  • De handelingscontext is zeer afwisselend en vergt reflectief handelen.
  • Er wordt met aandacht omgegaan met het lichaam van mededansers.
  • De amateur creërend danser heeft oog voor de tevredenheid van de opdrachtgever en het publiek door met zorg, precisie en toewijding te werken.
  • De amateur creërend danser heeft bijzondere aandacht voor de (artistieke/creatieve) context van het eindproduct.
  • Het functioneren in een groep vraagt een zekere flexibiliteit.

Autonomie

Is zelfstandig in
  • het bedenken van choreografische concepten.
  • het creëren van het basismateriaal voor een voorstelling.
  • het memoriseren van danspassen en choreografieën.
  • het voorbereiden van het lichaam voor repetities en voorstellingen.
  • het nemen van artistieke beslissingen.
  • het vertolken van zijn aandeel.
  • het reflecteren over en het verbeteren van de eigen prestatie en/of groepsprestatie en in de communicatie hierover.
  • het inzetten van de basiselementen van dans: lichaam, muziek, ruimte en kracht.
  • het op persoonlijke en creatieve wijze vertalen van muziek naar beweging.
Is gebonden aan
  • het artistiek concept.
  • het beschikbare budget.
  • de beschikbaarheid en de bekwaamheden van de dansers.
  • de wens van de opdrachtgever.
  • het intellectueel eigendomsrecht.
Doet beroep op
  • de mededansers.
  • het logistiek en artistiek team.
  • informatiebronnen.

Verantwoordelijkheid

  • Werkt samen
  • Functioneert binnen een groep
  • Werkt met oog voor het eigen welzijn en het welzijn van anderen
  • Ontwikkelt een eigen artistieke praktijk
  • Ontwikkelt artistieke concepten en ideeën
  • Zet artistieke concepten en ideeën om in een uitvoerbaar geheel
  • Creëert het basismateriaal van een voorstelling
  • Memoriseert de inhoud (danspassen, volgorde van scènes ...)
  • Bereidt het lichaam voor op de nodige vaardigheden
  • Repeteert zijn aandeel in de creatie en stelt mogelijke interpretaties voor
  • Vertolkt alleen of met mededansers zijn aandeel in de voorstelling voor het publiek
  • Reflecteert over en verbetert de eigen prestatie en/of de groepsprestatie en communiceert hierover
  • Begeleidt de promotie en verspreiding naar de media en het publiek

Attesten en voorwaarden

Wettelijke attesten en voorwaarden

Er zijn geen wettelijke attesten of voorwaarden vereist.