Tolk

 
BK-0448-2
 Dit is de actuele versie van de beroepskwalificatie.

Globaal

Titel

Tolk

Definitie

De tolk zet via simultaan tolken, consecutief tolken, fluistertolken, schakeltolken of verbindingstolken een mondelinge boodschap getrouw en volledig om van brontaal naar doeltaal teneinde de volledige verantwoordelijkheid op te nemen voor het mogelijk maken van communicatie tussen gesprekspartners en om deze communicatie snel, correct en efficiënt te laten verlopen.

Niveau (VKS en EQF)

7

Jaar van erkenning

versie 2, 2020

Competenties

Opsomming competenties

  • Competentie 1:
    Bouwt een netwerk uit met gebruikers, collega’s en andere actoren
    • Communiceert efficiënt met alle actoren (collega’s, gebruikers, opdrachtgevers, specialisten…)
    • Verplaatst zich in de leefwereld van de respectieve gebruikers
    • Verplaatst zich in de communicatieve bedoeling van de respectieve gebruikers en houdt hierbij rekening met stijl en register
    • Werkt efficiënt samen
    • Stelt zich proactief op tegenover de collega waarmee hij samenwerkt (vb. duotolken...)
    • Bouwt een netwerk van collega-specialisten uit
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van sociale vaardigheden
    • Kennis van onderhandelingstechnieken
  • Competentie 2:
    Handelt professioneel en volgens deontologische principes
    • Gaat discreet om met alle informatie in het kader van de opdracht
    • Voert de opdracht op een transparante wijze uit door inzicht te verlenen in wat hij doet en zegt
    • Stelt zich steeds neutraal en objectief op voor, tijdens en na de opdracht
    • Tolkt volledig en getrouw zonder toevoegingen, weglatingen of wijzigingen
    • Voert enkel opdrachten uit waarvan de tolk de kwaliteitsvolle afwerking kan garanderen
    • Zoekt actief naar oplossingen
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van de deontologische code
  • Competentie 3:
    Adviseert de (potentiële) gebruiker
    • Adviseert over wetgeving en regelgeving inzake het gebruik van tolken (grondige kennis van relevante wet- en regelgeving)
    • Adviseert over vergadertechnieken en de aangepaste tolktechnieken (grondige kennis van vergader- en tolktechnieken)
    • Adviseert over de setting (videoconferencing, powerpointpresentaties, tolken on site…) (grondige kennis van potentiële omgevingsfactoren)
    • Adviseert over de eventueel vereiste technische apparatuur (Grondige kennis van technische middelen (multimedia, tolkapparatuur)
  • met inbegrip van kennis:
    • Grondige kennis van technische middelen (multimedia, tolkapparatuur…)
    • Grondige kennis van relevante wet- en regelgeving
    • Grondige kennis van vergader- en tolktechnieken
    • Grondige kennis van potentiële omgevingsfactoren
  • Competentie 4:
    Plant en organiseert de tolkopdracht
    • Houdt een eigen planning en agenda bij
    • Bewaakt de beschikbare tijd
    • Treft de logistieke en materiële voorbereidingen (routes uitstippelen, bevestiging opdrachten…)
    • Organiseert het administratief beheer en maakt hierbij gebruik van de meest moderne tools
    • Stelt een bestelbon op of ondertekent de bestelbon van de opdrachtgever
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van administratie
  • Competentie 5:
    Bouwt actief eigen deskundigheid op
    • Evalueert zichzelf zelfstandig na iedere opdracht op deontologisch en tolktechnisch vlak en gaat professioneel om met eventuele klachten door de eigen bijdrage en keuzes te motiveren
    • Gaat op een constructieve wijze om met kritiek
    • Maakt gebruik van feedback en gaat er op een professionele manier mee om
    • Wisselt tips en ervaringen uit met collega’s om te leren van elkaars deskundigheid
    • Ontwikkelt algemene kennis en inzicht in de maatschappelijke, culturele, historische en hedendaagse context, relevant voor het tolken
    • Blijft op de hoogte van de actualiteit in de relevante werkvelden en bijgevolg van de optredende evoluties
    • Onderhoudt en verruimt de eigen kennis, attitudes en vaardigheden
    • Neemt deel aan vormingsactiviteiten en peer group meetings
    • Volgt de ontwikkelingen in het eigen vakgebied op
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van onderhandelingstechnieken
    • Kennis van actuele thema’s (cultuur, politiek, economie, sociale en actuele thema’s…)
    • Grondige kennis van vaktaal
    • Grondige kennis van actuele ontwikkelingen in relevante werkvelden
  • Competentie 6:
    Onderzoekt taalkundige fenomenen en theorieën binnen de moedertaal
    • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over fonologie, morfologie, semantiek en syntaxis en past de resultaten toe in de praktijk
    • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over taalvariatie (standaardtaal, dialecten, sociale klasse, jongerentaal…) en past de resultaten toe in de praktijk
    • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over taalgebruik in alledaagse praktijk (sociolinguïstiek, pragmatiek, conversatie- en discoursanalyse) en past de resultaten toe in de praktijk
    • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over stijl- en taalregister en past de resultaten toe in de praktijk
    • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over verwantschap en contact tussen talen en past de resultaten toe in de praktijk
    • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over dieperliggende grammaticale structuren en verklaringen en past de resultaten toe in de praktijk
  • met inbegrip van kennis:
    • Grondige kennis van morfologische aspecten
    • Grondige kennis van syntactische aspecten
    • Grondige kennis van fonologische aspecten (uitspraak)
    • Grondige kennis van semantische aspecten (betekenissen)
    • Grondige kennis van taalvariatie (= de verscheidenheid in taalgebruik tussen mensen en groepen): standaardtaal, dialecten, sociale klasse, jongerentaal…
    • Grondige kennis van sociolinguïstiek
    • Grondige kennis van pragmatiek
    • Grondige kennis van conversatie- en discoursanalyse
    • Grondige kennis van stijl- en taalregister
    • Grondige kennis van verwantschap en contact tussen talen
    • Grondige kennis van dieperliggende grammaticale structuren en verklaringen
  • Competentie 7:
    Onderzoekt taalkundige fenomenen en theorieën binnen twee vreemde talen
    • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over fonologie, morfologie, semantiek en syntaxis en past de resultaten toe in de praktijk
    • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over taalvariatie (standaardtaal, dialecten, sociale klasse, jongerentaal…) en past de resultaten toe in de praktijk
    • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over taalgebruik in alledaagse praktijk (sociolinguïstiek, pragmatiek, conversatie- en discoursanalyse) en past de resultaten toe in de praktijk
    • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over stijl- en taalregister en past de resultaten toe in de praktijk
    • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over verwantschap en contact tussen talen en past de resultaten toe in de praktijk
    • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over dieperliggende grammaticale structuren en verklaringen en past de resultaten toe in de praktijk
  • met inbegrip van kennis:
    • Grondige kennis van morfologische aspecten
    • Grondige kennis van syntactische aspecten
    • Grondige kennis van fonologische aspecten (uitspraak)
    • Grondige kennis van semantische aspecten (betekenissen)
    • Grondige kennis van taalvariatie (= de verscheidenheid in taalgebruik tussen mensen en groepen): standaardtaal, dialecten, sociale klasse, jongerentaal…
    • Grondige kennis van sociolinguïstiek
    • Grondige kennis van pragmatiek
    • Grondige kennis van conversatie- en discoursanalyse
    • Grondige kennis van stijl- en taalregister
    • Grondige kennis van verwantschap en contact tussen talen
    • Grondige kennis van dieperliggende grammaticale structuren en verklaringen
  • Competentie 8:
    Bereidt de tolkopdracht voor
    • Informeert zich bij de aanvraag van de opdracht over de talen
    • Informeert zich bij de aanvang over het onderwerp van de opdracht
    • Informeert zich bij de aanvang over de omstandigheden van de opdracht
    • Verzamelt relevante bronnen
    • Selecteert relevante bronnen
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van de inhoud van de tolkopdracht
    • Grondige kennis van bronnenmateriaal
  • Competentie 9:
    Doet research in functie van de tolkopdracht
    • Bestudeert bronnenmateriaal (o.a. databanken, encyclopedieën, handboeken, terminologiebanken, gespecialiseerde woordenboeken…) in het kader van taalkundige competenties met het oog op een efficiënte voorbereiding van de tolkopdracht
    • Bestudeert bronnenmateriaal (o.a. databanken, encyclopedieën, handboeken, terminologiebanken, gespecialiseerde woordenboeken…) in het kader van de inhoudelijke aspecten van de tolkopdracht zoals het eigenlijke thema en het ruimere vakgebied met het oog op een efficiënte voorbereiding van de tolkopdracht
    • Leest zichzelf in de materie in
    • Bouwt een woordenschat aan vaktechnische termen uit
  • met inbegrip van kennis:
    • Grondige kennis van bronnenmateriaal
  • Competentie 10:
    Verwerkt de gesproken boodschap in de brontaal
    • Luistert naar de inkomende boodschap in de brontaal
    • Analyseert de inkomende boodschap in de brontaal
    • Achterhaalt de idee achter een bepaalde formulering door het inzichtelijk aanwenden van woordenschat, uitdrukkingen en constructies
    • Achterhaalt de idee achter een bepaalde formulering door het inzichtelijk begrijpen van cultuurspecifieke elementen
    • Heeft inzicht in metacommunicatie (non-verbale communicatie, context, onderliggende boodschap...) om de idee achter de formulering te achterhalen
    • Maakt indien nodig notities (voor referentiële gegevens, abstracte redeneringen...)
    • Gebruikt een tolktechniek (notuleren, memoriseren...) aangepast aan de tolkvorm (simultaan, consecutief, verbindingstolken) om de volledige inhoud te verwerken
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van sociale vaardigheden
    • Grondige kennis van lexicologische aspecten (woordenschat)
    • Grondige kennis van morfologische aspecten
    • Grondige kennis van syntactische aspecten
    • Grondige kennis van fonologische aspecten (uitspraak)
    • Grondige kennis van orthografische aspecten (spelling)
    • Grondige kennis van semantische aspecten (betekenissen)
    • Grondige kennis van taalvariatie (= de verscheidenheid in taalgebruik tussen mensen en groepen): standaardtaal, dialecten, sociale klasse, jongerentaal…
    • Grondige kennis van sociolinguïstiek
    • Grondige kennis van pragmatiek
    • Grondige kennis van conversatie- en discoursanalyse
    • Grondige kennis van stijl- en taalregister
    • Grondige kennis van dieperliggende grammaticale structuren en verklaringen
    • Grondige kennis van minstens 2 vreemde talen (ERK niveau C2):
    • Grondige kennis van spreken (productie): presenteert een duidelijke, goedlopende beschrijving of redenering
    • Grondige kennis van gesprekken voeren (interactie): kan zonder moeite deelnemen aan ieder gesprek en kan zichzelf vloeiend uitdrukken en de fijnere betekenisnuances precies weergeven
    • Grondige kennis van luisteren: kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook
    • Grondige kennis van lezen: kan moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven taal lezen
    • Grondige kennis van schrijven: kan een duidelijke en vloeiend lopende tekst schrijven in een gepaste stijl
    • Grondige kennis van schriftelijke interactie: kan complexe brieven, verslagen of artikelen op een doeltreffende en logische wijze structureren
    • Grondige kennis van uitdrukkingen en constructies
    • Grondige kennis van tolkvormen: consecutief tolken, simultaan tolken, fluistertolken, schakeltolken, verbindingstolken
    • Grondige kennis van de inhoudelijke aspecten van tolktechnieken: inleven, visualiseren, anticiperen, décalage, deverbaliseren, synthetiseren, herformuleren, parafraseren en geheugentraining
    • Grondige kennis van notitietechnieken: weergeven van ideeën, leggen van verbanden, noteren van referentiële gegevens, noteren van werkwoordstijden en modaliteit, bladschikking...
    • Grondige kennis van metacommunicatie
  • Competentie 11:
    Handelt als een vaardig gebruiker van niveau C2
    • Begrijpt moeiteloos gesproken taal, in welke vorm dan ook, hetzij in direct contact, hetzij via radio of tv, zelfs wanneer in een snel moedertaaltempo gesproken wordt als er tenminste enige tijd is om vertrouwd te raken met het accent
    • Leest moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven taal, inclusief abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten, zoals handleidingen, specialistische artikelen en literaire werken.
    • Neemt zonder moeite deel aan welk gesprek of discussie dan ook en is zeer vertrouwd met idiomatische uitdrukkingen en spreektaal
    • Drukt zichzelf vloeiend uit en geeft de fijnere betekenisnuances precies weer
    • Presenteert een duidelijke, goedlopende beschrijving of redenering in een stijl die past bij de context en in een doeltreffende logische, academische structuur, zodat de toehoorder in staat is de belangrijke punten op te merken en te onthouden
    • Schrijft een duidelijke en vloeiend lopende tekst in een gepaste stijl
    • Schrijft complexe brieven, verslagen of (wetenschappelijke) artikelen waarin een zaak wordt weergegeven in een doeltreffende, logische structuur, zodat de lezer de belangrijke punten kan opmerken en onthouden
    • Schrijft samenvattingen van en kritieken op professionele of literaire werken
    • Neemt deel op een duidelijke en vloeiende wijze aan schriftelijke interactie
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van sociale vaardigheden
    • Grondige kennis van het Nederlands:
    • Grondige kennis van lexicologische aspecten (woordenschat)
    • Grondige kennis van morfologische aspecten
    • Grondige kennis van syntactische aspecten
    • Grondige kennis van fonologische aspecten (uitspraak)
    • Grondige kennis van orthografische aspecten (spelling)
    • Grondige kennis van semantische aspecten (betekenissen)
    • Grondige kennis van taalvariatie (= de verscheidenheid in taalgebruik tussen mensen en groepen): standaardtaal, dialecten, sociale klasse, jongerentaal…
    • Grondige kennis van sociolinguïstiek
    • Grondige kennis van pragmatiek
    • Grondige kennis van conversatie- en discoursanalyse
    • Grondige kennis van stijl- en taalregister
    • Grondige kennis van verwantschap en contact tussen talen
    • Grondige kennis van dieperliggende grammaticale structuren en verklaringen
    • Grondige kennis van minstens 2 vreemde talen (ERK niveau C2):
    • Grondige kennis van spreken (productie): presenteert een duidelijke, goedlopende beschrijving of redenering
    • Grondige kennis van gesprekken voeren (interactie): kan zonder moeite deelnemen aan ieder gesprek en kan zichzelf vloeiend uitdrukken en de fijnere betekenisnuances precies weergeven
    • Grondige kennis van luisteren: kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook
    • Grondige kennis van lezen: kan moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven taal lezen
    • Grondige kennis van schrijven: kan een duidelijke en vloeiend lopende tekst schrijven in een gepaste stijl
    • Grondige kennis van schriftelijke interactie: kan complexe brieven, verslagen of artikelen op een doeltreffende en logische wijze structureren
    • Grondige kennis van uitdrukkingen en constructies
    • Grondige kennis van cultuurspecifieke elementen
  • Competentie 12:
    Tolkt simultaan
    • Gebruikt een geschikte tolktechniek (visualiseren of inleven, anticiperen, synthetiseren, herformuleren en parafraseren...) om de volledige inhoud simultaan weer te geven
    • Gebruikt indien nodig notitietechnieken (voor referentiële gegevens...)
    • Zet woordenschat, taalspecifieke uitdrukkingen en constructies van de brontaal om zodat de getolkte boodschap natuurlijk en correct aanvoelt voor de gebruikers van de doeltaal
    • Bij onduidelijkheid vraagt de tolk herhaling of extra uitleg
    • Geeft cultuurspecifieke elementen en metacommunicatie weer
    • Zet de boodschap vlot om van de ene naar de andere taal
    • Gebruikt een correcte ademhalingstechniek zodat de boodschap voor alle gesprekspartners vloeiend en samenhangend overkomt
    • Hanteert een stemvolume, uitspraak en intonatie zodat hij voor alle gesprekspartners verstaanbaar is
    • Verzorgt de lichaamstaal zodat hij professioneel en standvastig overkomt op alle gesprekspartners
  • met inbegrip van kennis:
    • Grondige kennis van luisteren: kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook
    • Grondige kennis van de inhoudelijke aspecten van tolktechnieken: inleven, visualiseren, anticiperen, décalage, deverbaliseren, synthetiseren, herformuleren, parafraseren en geheugentraining
    • Grondige kennis van de vormelijke aspecten van tolktechnieken: ademhalingstechniek, correct stemgebruik (volume, toonhoogte, intonatie) en beheersing van de lichaamstaal
    • Grondige kennis van notitietechnieken: weergeven van ideeën, leggen van verbanden, noteren van referentiële gegevens, noteren van werkwoordstijden en modaliteit, bladschikking...
    • Grondige kennis van cultuurspecifieke elementen
  • Competentie 13:
    Tolkt consecutief
    • Gebruikt een geschikte tolktechniek (visualiseren of inleven, anticiperen, deverbaliseren, synthetiseren, herformuleren en parafraseren...) om de volledige inhoud consecutief weer te geven
    • Gebruikt indien nodig notitietechnieken (voor referentiële gegevens, abstracte redeneringen...)
    • Zet woordenschat, uitdrukkingen en constructies van de brontaal om zodat de getolkte boodschap natuurlijk en correct aanvoelt voor de gebruikers van de doeltaal
    • Bij onduidelijkheid vraagt de tolk herhaling of extra uitleg
    • Geeft cultuurspecifieke elementen en metacommunicatie weer
    • Zet de boodschap vlot om van de ene naar de andere taal
    • Gebruikt een correcte ademhalingstechniek zodat de boodschap voor alle gesprekspartners vloeiend en samenhangend overkomt
    • Hanteert een stemvolume, uitspraak en intonatie zodat hij voor alle gesprekspartners verstaanbaar is
    • Verzorgt de lichaamstaal zodat hij professioneel en standvastig overkomt op alle gesprekspartners
  • met inbegrip van kennis:
    • Grondige kennis van luisteren: kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook
    • Grondige kennis van de inhoudelijke aspecten van tolktechnieken: inleven, visualiseren, anticiperen, décalage, deverbaliseren, synthetiseren, herformuleren, parafraseren en geheugentraining
    • Grondige kennis van de vormelijke aspecten van tolktechnieken: ademhalingstechniek, correct stemgebruik (volume, toonhoogte, intonatie) en beheersing van de lichaamstaal
    • Grondige kennis van notitietechnieken: weergeven van ideeën, leggen van verbanden, noteren van referentiële gegevens, noteren van werkwoordstijden en modaliteit, bladschikking...
    • Grondige kennis van cultuurspecifieke elementen
  • Competentie 14:
    Treedt op als fluistertolk
    • Tolkt simultaan en fluisterend
    • Wisselt vlot tussen de beide talen
    • Gebruikt een geschikte tolktechniek om de volledige inhoud weer te geven
    • Zet woordenschat, uitdrukkingen en constructies van de brontaal om zodat de getolkte boodschap natuurlijk en correct aanvoelt voor de gebruikers van de doeltaal
    • Bij onduidelijkheid vraagt de tolk herhaling of extra uitleg
    • Geeft cultuurspecifieke elementen en metacommunicatie weer
    • Zet de boodschap vlot om van de ene naar de andere taal
    • Gebruikt een correcte ademhalingstechniek zodat de boodschap voor alle gesprekspartners vloeiend en samenhangend overkomt
    • Hanteert een stemvolume, uitspraak en intonatie zodat hij voor alle gesprekspartners verstaanbaar is
    • Verzorgt de lichaamstaal zodat hij professioneel en standvastig overkomt op alle gesprekspartners
  • met inbegrip van kennis:
    • Grondige kennis van luisteren: kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook
    • Grondige kennis van de inhoudelijke aspecten van tolktechnieken: inleven, visualiseren, anticiperen, décalage, deverbaliseren, synthetiseren, herformuleren, parafraseren en geheugentraining
    • Grondige kennis van de vormelijke aspecten van tolktechnieken: ademhalingstechniek, correct stemgebruik (volume, toonhoogte, intonatie) en beheersing van de lichaamstaal
    • Grondige kennis van notitietechnieken: weergeven van ideeën, leggen van verbanden, noteren van referentiële gegevens, noteren van werkwoordstijden en modaliteit, bladschikking...
    • Grondige kennis van cultuurspecifieke elementen
  • Competentie 15:
    Treedt op als relaistolk
    • Wisselt vlot tussen de beide talen
    • Gebruikt een geschikte tolktechniek om de volledige inhoud weer te geven
    • Zet woordenschat, uitdrukkingen en constructies van de brontaal om zodat de getolkte boodschap natuurlijk en correct aanvoelt voor de andere tolken die de boodschap moeten omzetten in hun eigen doeltaal
    • Bij onduidelijkheid vraagt de tolk herhaling of extra uitleg
    • Geeft cultuurspecifieke elementen en metacommunicatie weer
    • Zet de boodschap vlot om van de ene naar de andere taal
    • Gebruikt een correcte ademhalingstechniek zodat de boodschap voor alle andere tolken vloeiend en samenhangend overkomt
    • Hanteert een stemvolume, uitspraak en intonatie zodat hij voor alle tolken verstaanbaar is
    • Verzorgt de lichaamstaal zodat hij professioneel en standvastig overkomt op alle tolken
  • met inbegrip van kennis:
    • Grondige kennis van luisteren: kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook
    • Grondige kennis van de inhoudelijke aspecten van tolktechnieken: inleven, visualiseren, anticiperen, décalage, deverbaliseren, synthetiseren, herformuleren, parafraseren en geheugentraining
    • Grondige kennis van de vormelijke aspecten van tolktechnieken: ademhalingstechniek, correct stemgebruik (volume, toonhoogte, intonatie) en beheersing van de lichaamstaal
    • Grondige kennis van notitietechnieken: weergeven van ideeën, leggen van verbanden, noteren van referentiële gegevens, noteren van werkwoordstijden en modaliteit, bladschikking...
    • Grondige kennis van cultuurspecifieke elementen
  • Competentie 16:
    Treedt op als verbindingstolk
    • Wisselt vlot tussen de beide talen
    • Gebruikt een geschikte tolktechniek om de volledige inhoud weer te geven
    • Zet woordenschat, uitdrukkingen en constructies van de brontaal om zodat de getolkte boodschap natuurlijk en correct aanvoelt voor de gebruikers van de doeltaal
    • Bij onduidelijkheid vraagt de tolk herhaling of extra uitleg
    • Geeft cultuurspecifieke elementen en metacommunicatie weer
    • Zet de boodschap vlot om van de ene naar de andere taal
    • Gebruikt een correcte ademhalingstechniek zodat de boodschap voor alle gesprekspartners vloeiend en samenhangend overkomt
    • Hanteert een stemvolume, uitspraak en intonatie zodat hij voor alle gesprekspartners verstaanbaar is
    • Verzorgt de lichaamstaal zodat hij professioneel en standvastig overkomt op alle gesprekspartners
  • met inbegrip van kennis:
    • Grondige kennis van luisteren: kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook
    • Grondige kennis van de inhoudelijke aspecten van tolktechnieken: inleven, visualiseren, anticiperen, décalage, deverbaliseren, synthetiseren, herformuleren, parafraseren en geheugentraining
    • Grondige kennis van de vormelijke aspecten van tolktechnieken: ademhalingstechniek, correct stemgebruik (volume, toonhoogte, intonatie) en beheersing van de lichaamstaal
    • Grondige kennis van notitietechnieken: weergeven van ideeën, leggen van verbanden, noteren van referentiële gegevens, noteren van werkwoordstijden en modaliteit, bladschikking...
    • Grondige kennis van cultuurspecifieke elementen
  • Competentie 17:
    Hanteert een notitietechniek
    • Ontwikkelt een eigen notitiesysteem
    • Onderscheidt en noteert de gedachten die een spreker mondeling weergeeft
    • Noteert de verbanden tussen de verschillende gedachten via verbindingswoorden (vb. verbindingswoord 'omdat' drukt een logisch gevolg uit)
    • Noteert referentiële gegevens (vb. data, cijfers, tijdstippen...)
    • Noteert werkwoordstijden
    • Noteert modaliteiten (vb. onderscheid mogen, moeten, willen, kunnen)
  • met inbegrip van kennis:
    • Grondige kennis van notitietechnieken: weergeven van ideeën, leggen van verbanden, noteren van referentiële gegevens, noteren van werkwoordstijden en modaliteit, bladschikking...
  • Competentie 18:
    Gaat om met onvoorziene omstandigheden
    • Gaat ad rem en creatief om met onverwachte situaties: een spreker gebruikt een neologisme (= een taalelement dat nieuw is in een taal), een spreker spreekt te snel…)
    • Voorkomt of grijpt in bij conflictsituaties
    • Voorkomt misverstanden
    • Staakt de opdracht zodra de neutraliteit niet meer kan worden gegarandeerd zoals bij een gewetensconflict, belangenvermenging…
    • Breekt de tolkopdracht af in moeilijke situaties zoals bij bedreiging of agressie
    • Heeft aandacht voor mogelijke spraakverwarring
    • Voert de opdracht volledig en getrouw uit bij een gebrek aan voorafgaande relevante info over de inhoud van de tolkopdracht
    • Gaat om met een divers publiek
    • Speelt in op bepaalde varianten van taal en uitspraak
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van sociale vaardigheden
    • Kennis van communicatiemodellen
    • Kennis van onderhandelingstechnieken
    • Grondige kennis van taalvariatie (= de verscheidenheid in taalgebruik tussen mensen en groepen): standaardtaal, dialecten, sociale klasse, jongerentaal…
  • Competentie 19:
    Gebruikt technische middelen
    • Bedient de tolkconsole
    • Gebruikt multimedia en audiomateriaal (telefoon, computer, webcam, headset, microfoon...)
    • Lost technische problemen indien mogelijk zelf op
    • Meldt defecten
  • met inbegrip van kennis:
    • Grondige kennis van technische middelen (multimedia, tolkapparatuur…)
  • Competentie 20:
    Organiseert en promoot de dienstverlening
    • Levert input voor het businessplan
    • Werkt een commerciële strategie uit
    • Specifieert de doelgroep en de wijze waarop hij deze wil bereiken
    • Bouwt een netwerk van klanten uit en onderhoudt het
    • Participeert actief aan netwerkevents
    • Zorgt voor een positief imago van het beroep en geeft vorm aan een duidelijke beroepsidentiteit
    • Stelt offertes op
    • Onderhandelt met de klant
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van onderhandelingstechnieken
    • Kennis van commerciële technieken
    • Kennis van het businessplan

Beschrijving competenties a.d.h.v. de descriptorelementen

Kennis

  • Kennis van de deontologische code
  • Kennis van sociale vaardigheden
  • Kennis van communicatiemodellen
  • Kennis van de inhoud van de tolkopdracht
  • Kennis van onderhandelingstechnieken
  • Kennis van commerciële technieken
  • Kennis van actuele thema’s (cultuur, politiek, economie, sociale en actuele thema’s…)
  • Kennis van administratie
  • Kennis van het businessplan
  • Grondige kennis van het Nederlands:
  • Grondige kennis van lexicologische aspecten (woordenschat)
  • Grondige kennis van morfologische aspecten
  • Grondige kennis van syntactische aspecten
  • Grondige kennis van fonologische aspecten (uitspraak)
  • Grondige kennis van orthografische aspecten (spelling)
  • Grondige kennis van semantische aspecten (betekenissen)
  • Grondige kennis van taalvariatie (= de verscheidenheid in taalgebruik tussen mensen en groepen): standaardtaal, dialecten, sociale klasse, jongerentaal…
  • Grondige kennis van sociolinguïstiek
  • Grondige kennis van pragmatiek
  • Grondige kennis van conversatie- en discoursanalyse
  • Grondige kennis van stijl- en taalregister
  • Grondige kennis van verwantschap en contact tussen talen
  • Grondige kennis van dieperliggende grammaticale structuren en verklaringen
  • Grondige kennis van minstens 2 vreemde talen (ERK niveau C2):
  • Grondige kennis van spreken (productie): presenteert een duidelijke, goedlopende beschrijving of redenering
  • Grondige kennis van gesprekken voeren (interactie): kan zonder moeite deelnemen aan ieder gesprek en kan zichzelf vloeiend uitdrukken en de fijnere betekenisnuances precies weergeven
  • Grondige kennis van luisteren: kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook
  • Grondige kennis van lezen: kan moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven taal lezen
  • Grondige kennis van schrijven: kan een duidelijke en vloeiend lopende tekst schrijven in een gepaste stijl
  • Grondige kennis van schriftelijke interactie: kan complexe brieven, verslagen of artikelen op een doeltreffende en logische wijze structureren
  • Grondige kennis van uitdrukkingen en constructies
  • Grondige kennis van vaktaal
  • Grondige kennis van tolkvormen: consecutief tolken, simultaan tolken, fluistertolken, schakeltolken, verbindingstolken
  • Grondige kennis van de inhoudelijke aspecten van tolktechnieken: inleven, visualiseren, anticiperen, décalage, deverbaliseren, synthetiseren, herformuleren, parafraseren en geheugentraining
  • Grondige kennis van de vormelijke aspecten van tolktechnieken: ademhalingstechniek, correct stemgebruik (volume, toonhoogte, intonatie) en beheersing van de lichaamstaal
  • Grondige kennis van notitietechnieken: weergeven van ideeën, leggen van verbanden, noteren van referentiële gegevens, noteren van werkwoordstijden en modaliteit, bladschikking...
  • Grondige kennis van cultuurspecifieke elementen
  • Grondige kennis van metacommunicatie
  • Grondige kennis van bronnenmateriaal
  • Grondige kennis van actuele ontwikkelingen in relevante werkvelden
  • Grondige kennis van technische middelen (multimedia, tolkapparatuur…)
  • Grondige kennis van relevante wet- en regelgeving
  • Grondige kennis van vergader- en tolktechnieken
  • Grondige kennis van potentiële omgevingsfactoren

Cognitieve vaardigheden

  • Communiceert efficiënt met alle actoren (collega’s, gebruikers, opdrachtgevers, specialisten…)
  • Verplaatst zich in de leefwereld van de respectieve gebruikers
  • Verplaatst zich in de communicatieve bedoeling van de respectieve gebruikers en houdt hierbij rekening met stijl en register
  • Werkt efficiënt samen
  • Stelt zich proactief op tegenover de collega waarmee hij samenwerkt (vb. duotolken...)
  • Bouwt een netwerk van collega-specialisten uit
  • Voert de opdracht op een transparante wijze uit door inzicht te verlenen in wat hij doet en zegt
  • Stelt zich steeds neutraal en objectief op voor, tijdens en na de opdracht
  • Tolkt volledig en getrouw zonder toevoegingen, weglatingen of wijzigingen
  • Voert enkel opdrachten uit waarvan de tolk de kwaliteitsvolle afwerking kan garanderen
  • Adviseert over wetgeving en regelgeving inzake het gebruik van tolken (grondige kennis van relevante wet- en regelgeving)
  • Adviseert over vergadertechnieken en de aangepaste tolktechnieken (grondige kennis van vergader- en tolktechnieken)
  • Adviseert over de setting (videoconferencing, powerpointpresentaties, tolken on site…) (grondige kennis van potentiële omgevingsfactoren)
  • Adviseert over de eventueel vereiste technische apparatuur (Grondige kennis van technische middelen (multimedia, tolkapparatuur)
  • Houdt een eigen planning en agenda bij
  • Bewaakt de beschikbare tijd
  • Treft de logistieke en materiële voorbereidingen (routes uitstippelen, bevestiging opdrachten…)
  • Organiseert het administratief beheer en maakt hierbij gebruik van de meest moderne tools
  • Stelt een bestelbon op of ondertekent de bestelbon van de opdrachtgever
  • Evalueert zichzelf zelfstandig na iedere opdracht op deontologisch en tolktechnisch vlak en gaat professioneel om met eventuele klachten door de eigen bijdrage en keuzes te motiveren
  • Gaat op een constructieve wijze om met kritiek
  • Maakt gebruik van feedback en gaat er op een professionele manier mee om
  • Wisselt tips en ervaringen uit met collega’s om te leren van elkaars deskundigheid
  • Ontwikkelt algemene kennis en inzicht in de maatschappelijke, culturele, historische en hedendaagse context, relevant voor het tolken
  • Blijft op de hoogte van de actualiteit in de relevante werkvelden en bijgevolg van de optredende evoluties
  • Onderhoudt en verruimt de eigen kennis, attitudes en vaardigheden
  • Neemt deel aan vormingsactiviteiten en peer group meetings
  • Volgt de ontwikkelingen in het eigen vakgebied op
  • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over fonologie, morfologie, semantiek en syntaxis en past de resultaten toe in de praktijk
  • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over taalvariatie (standaardtaal, dialecten, sociale klasse, jongerentaal…) en past de resultaten toe in de praktijk
  • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over taalgebruik in alledaagse praktijk (sociolinguïstiek, pragmatiek, conversatie- en discoursanalyse) en past de resultaten toe in de praktijk
  • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over stijl- en taalregister en past de resultaten toe in de praktijk
  • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over verwantschap en contact tussen talen en past de resultaten toe in de praktijk
  • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over dieperliggende grammaticale structuren en verklaringen en past de resultaten toe in de praktijk
  • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over fonologie, morfologie, semantiek en syntaxis en past de resultaten toe in de praktijk
  • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over taalvariatie (standaardtaal, dialecten, sociale klasse, jongerentaal…) en past de resultaten toe in de praktijk
  • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over taalgebruik in alledaagse praktijk (sociolinguïstiek, pragmatiek, conversatie- en discoursanalyse) en past de resultaten toe in de praktijk
  • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over stijl- en taalregister en past de resultaten toe in de praktijk
  • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over verwantschap en contact tussen talen en past de resultaten toe in de praktijk
  • Bestudeert, interpreteert en verwerkt onderzoek en theorieën over dieperliggende grammaticale structuren en verklaringen en past de resultaten toe in de praktijk
  • Informeert zich bij de aanvraag van de opdracht over de talen
  • Informeert zich bij de aanvang over het onderwerp van de opdracht
  • Informeert zich bij de aanvang over de omstandigheden van de opdracht
  • Verzamelt relevante bronnen
  • Selecteert relevante bronnen
  • Bestudeert bronnenmateriaal (o.a. databanken, encyclopedieën, handboeken, terminologiebanken, gespecialiseerde woordenboeken…) in het kader van taalkundige competenties met het oog op een efficiënte voorbereiding van de tolkopdracht
  • Bestudeert bronnenmateriaal (o.a. databanken, encyclopedieën, handboeken, terminologiebanken, gespecialiseerde woordenboeken…) in het kader van de inhoudelijke aspecten van de tolkopdracht zoals het eigenlijke thema en het ruimere vakgebied met het oog op een efficiënte voorbereiding van de tolkopdracht
  • Leest zichzelf in de materie in
  • Bouwt een woordenschat aan vaktechnische termen uit
  • Luistert naar de inkomende boodschap in de brontaal
  • Analyseert de inkomende boodschap in de brontaal
  • Heeft inzicht in metacommunicatie (non-verbale communicatie, context, onderliggende boodschap...) om de idee achter de formulering te achterhalen
  • Maakt indien nodig notities (voor referentiële gegevens, abstracte redeneringen...)
  • Gebruikt een tolktechniek (notuleren, memoriseren...) aangepast aan de tolkvorm (simultaan, consecutief, verbindingstolken) om de volledige inhoud te verwerken
  • Begrijpt moeiteloos gesproken taal, in welke vorm dan ook, hetzij in direct contact, hetzij via radio of tv, zelfs wanneer in een snel moedertaaltempo gesproken wordt als er tenminste enige tijd is om vertrouwd te raken met het accent
  • Leest moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven taal, inclusief abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten, zoals handleidingen, specialistische artikelen en literaire werken.
  • Neemt zonder moeite deel aan welk gesprek of discussie dan ook en is zeer vertrouwd met idiomatische uitdrukkingen en spreektaal
  • Drukt zichzelf vloeiend uit en geeft de fijnere betekenisnuances precies weer
  • Presenteert een duidelijke, goedlopende beschrijving of redenering in een stijl die past bij de context en in een doeltreffende logische, academische structuur, zodat de toehoorder in staat is de belangrijke punten op te merken en te onthouden
  • Schrijft een duidelijke en vloeiend lopende tekst in een gepaste stijl
  • Schrijft complexe brieven, verslagen of (wetenschappelijke) artikelen waarin een zaak wordt weergegeven in een doeltreffende, logische structuur, zodat de lezer de belangrijke punten kan opmerken en onthouden
  • Schrijft samenvattingen van en kritieken op professionele of literaire werken
  • Neemt deel op een duidelijke en vloeiende wijze aan schriftelijke interactie
  • Gebruikt een geschikte tolktechniek (visualiseren of inleven, anticiperen, synthetiseren, herformuleren en parafraseren...) om de volledige inhoud simultaan weer te geven
  • Gebruikt indien nodig notitietechnieken (voor referentiële gegevens...)
  • Zet woordenschat, taalspecifieke uitdrukkingen en constructies van de brontaal om zodat de getolkte boodschap natuurlijk en correct aanvoelt voor de gebruikers van de doeltaal
  • Zet de boodschap vlot om van de ene naar de andere taal
  • Gebruikt een correcte ademhalingstechniek zodat de boodschap voor alle gesprekspartners vloeiend en samenhangend overkomt
  • Hanteert een stemvolume, uitspraak en intonatie zodat hij voor alle gesprekspartners verstaanbaar is
  • Verzorgt de lichaamstaal zodat hij professioneel en standvastig overkomt op alle gesprekspartners
  • Gebruikt een geschikte tolktechniek (visualiseren of inleven, anticiperen, deverbaliseren, synthetiseren, herformuleren en parafraseren...) om de volledige inhoud consecutief weer te geven
  • Gebruikt indien nodig notitietechnieken (voor referentiële gegevens, abstracte redeneringen...)
  • Zet woordenschat, uitdrukkingen en constructies van de brontaal om zodat de getolkte boodschap natuurlijk en correct aanvoelt voor de gebruikers van de doeltaal
  • Zet de boodschap vlot om van de ene naar de andere taal
  • Gebruikt een correcte ademhalingstechniek zodat de boodschap voor alle gesprekspartners vloeiend en samenhangend overkomt
  • Hanteert een stemvolume, uitspraak en intonatie zodat hij voor alle gesprekspartners verstaanbaar is
  • Verzorgt de lichaamstaal zodat hij professioneel en standvastig overkomt op alle gesprekspartners
  • Tolkt simultaan en fluisterend
  • Wisselt vlot tussen de beide talen
  • Gebruikt een geschikte tolktechniek om de volledige inhoud weer te geven
  • Zet woordenschat, uitdrukkingen en constructies van de brontaal om zodat de getolkte boodschap natuurlijk en correct aanvoelt voor de gebruikers van de doeltaal
  • Zet de boodschap vlot om van de ene naar de andere taal
  • Gebruikt een correcte ademhalingstechniek zodat de boodschap voor alle gesprekspartners vloeiend en samenhangend overkomt
  • Hanteert een stemvolume, uitspraak en intonatie zodat hij voor alle gesprekspartners verstaanbaar is
  • Verzorgt de lichaamstaal zodat hij professioneel en standvastig overkomt op alle gesprekspartners
  • Wisselt vlot tussen de beide talen
  • Gebruikt een geschikte tolktechniek om de volledige inhoud weer te geven
  • Zet woordenschat, uitdrukkingen en constructies van de brontaal om zodat de getolkte boodschap natuurlijk en correct aanvoelt voor de andere tolken die de boodschap moeten omzetten in hun eigen doeltaal
  • Zet de boodschap vlot om van de ene naar de andere taal
  • Gebruikt een correcte ademhalingstechniek zodat de boodschap voor alle andere tolken vloeiend en samenhangend overkomt
  • Hanteert een stemvolume, uitspraak en intonatie zodat hij voor alle tolken verstaanbaar is
  • Verzorgt de lichaamstaal zodat hij professioneel en standvastig overkomt op alle tolken
  • Wisselt vlot tussen de beide talen
  • Gebruikt een geschikte tolktechniek om de volledige inhoud weer te geven
  • Zet woordenschat, uitdrukkingen en constructies van de brontaal om zodat de getolkte boodschap natuurlijk en correct aanvoelt voor de gebruikers van de doeltaal
  • Zet de boodschap vlot om van de ene naar de andere taal
  • Gebruikt een correcte ademhalingstechniek zodat de boodschap voor alle gesprekspartners vloeiend en samenhangend overkomt
  • Hanteert een stemvolume, uitspraak en intonatie zodat hij voor alle gesprekspartners verstaanbaar is
  • Verzorgt de lichaamstaal zodat hij professioneel en standvastig overkomt op alle gesprekspartners
  • Ontwikkelt een eigen notitiesysteem
  • Onderscheidt en noteert de gedachten die een spreker mondeling weergeeft
  • Noteert de verbanden tussen de verschillende gedachten via verbindingswoorden (vb. verbindingswoord 'omdat' drukt een logisch gevolg uit)
  • Noteert referentiële gegevens (vb. data, cijfers, tijdstippen...)
  • Noteert werkwoordstijden
  • Noteert modaliteiten (vb. onderscheid mogen, moeten, willen, kunnen)
  • Heeft aandacht voor mogelijke spraakverwarring
  • Voert de opdracht volledig en getrouw uit bij een gebrek aan voorafgaande relevante info over de inhoud van de tolkopdracht
  • Speelt in op bepaalde varianten van taal en uitspraak
  • Werkt een commerciële strategie uit
  • Specifieert de doelgroep en de wijze waarop hij deze wil bereiken
  • Bouwt een netwerk van klanten uit en onderhoudt het
  • Participeert actief aan netwerkevents
  • Zorgt voor een positief imago van het beroep en geeft vorm aan een duidelijke beroepsidentiteit
  • Stelt offertes op
  • Levert input voor het businessplan

Probleemoplossende vaardigheden

  • Gaat discreet om met alle informatie in het kader van de opdracht
  • Zoekt actief naar oplossingen
  • Achterhaalt de idee achter een bepaalde formulering door het inzichtelijk aanwenden van woordenschat, uitdrukkingen en constructies
  • Achterhaalt de idee achter een bepaalde formulering door het inzichtelijk begrijpen van cultuurspecifieke elementen
  • Bij onduidelijkheid vraagt de tolk herhaling of extra uitleg
  • Geeft cultuurspecifieke elementen en metacommunicatie weer
  • Bij onduidelijkheid vraagt de tolk herhaling of extra uitleg
  • Geeft cultuurspecifieke elementen en metacommunicatie weer
  • Bij onduidelijkheid vraagt de tolk herhaling of extra uitleg
  • Geeft cultuurspecifieke elementen en metacommunicatie weer
  • Bij onduidelijkheid vraagt de tolk herhaling of extra uitleg
  • Geeft cultuurspecifieke elementen en metacommunicatie weer
  • Bij onduidelijkheid vraagt de tolk herhaling of extra uitleg
  • Geeft cultuurspecifieke elementen en metacommunicatie weer
  • Gaat ad rem en creatief om met onverwachte situaties: een spreker gebruikt een neologisme (= een taalelement dat nieuw is in een taal), een spreker spreekt te snel…)
  • Voorkomt of grijpt in bij conflictsituaties
  • Voorkomt misverstanden
  • Staakt de opdracht zodra de neutraliteit niet meer kan worden gegarandeerd zoals bij een gewetensconflict, belangenvermenging…
  • Breekt de tolkopdracht af in moeilijke situaties zoals bij bedreiging of agressie
  • Gaat om met een divers publiek
  • Meldt defecten
  • Onderhandelt met de klant

Motorische vaardigheden

  • Bedient de tolkconsole
  • Gebruikt multimedia en audiomateriaal (telefoon, computer, webcam, headset, microfoon...)
  • Lost technische problemen indien mogelijk zelf op

Omgevingscontext

  • De werkomgeving van de tolk is zeer gevarieerd. De tolk werkt in internationale bedrijven en organisaties, Europese instellingen, op conferenties...
  • De tolk moet zich telkens opnieuw aanpassen aan de leefwereld en communicatieve bedoelingen van de klanten. De tolk moet oog hebben voor culturele eigenheden, de maatschappelijke en professionele context.
  • De tolk dient zeer flexibel om te gaan met onverwachte wendingen in het tolkproces.
  • De tolk dient zelf informatie ad hoc te zoeken indien de opdrachtgever te weinig info over de inhoud van de tolkopdracht heeft gegeven.
  • De tolk dient op de parate kennis te kunnen terugvallen om ad hoc in te spelen op onverwachte wendingen.
  • De tolk handelt altijd in onvoorspelbare contexten aangezien de tolk nooit kan weten wat de spreker exact zal zeggen. De tolk heeft op voorhand hoogstens zicht op het onderwerp van de tolkopdracht. De tolk heeft geen tijd om een collega te raadplegen tijdens het tolken aangezien het tolken meteen dient te gebeuren nadat de spreker heeft gesproken. Bijgevolg dient de tolk volledig autonoom te functioneren en is enkel de tolk verantwoordelijk voor alle genomen beslissingen in kader van het tolken van de gesproken boodschap.
  • Taal staat niet stil. Taal is continu in evolutie. Bijgevolg dient een tolk taalkundig onderzoek op te volgen en steeds nieuwe strategieën te ontwikkelen en toe te passen in de praktijk naar aanleiding van de evoluties in de talen.
  • De maatschappij is een terrein dat continu in beweging is. Veranderingen in de maatschappij hebben een impact op de taal, vb. het ontstaan van nieuwe woorden door maatschappelijke evoluties. De tolk dient ook hierover up to date te blijven en dient strategieën te ontwikkelen om met deze veranderingen om te gaan en te implementeren in de praktijk.
  • Het tolken is veel meer dan woorden weergeven in een andere taal: het is een zeer specifieke vorm van intermenselijke communicatie waarbij rekening moet gehouden worden met tal van niet-talige factoren (culturele, linguïstische, sociale, persoonsgebonden...). Het is een soort van bemiddeling tussen verschillende talen, culturen en gemeenschappen van beide gesprekspartners. Dit vereist specifieke sociale, communicatieve en empathische vaardigheden.
  • Tolken vereist een zeer hoge stressbestendigheid. De tolk werkt altijd onder tijdsdruk. De tolk kan de uiting in de brontaal slechts één keer beluisteren en de tolk moet ze nagenoeg onmiddellijk omzetten naar de doeltaal. Er is weinig of geen tijd voor revisie, correctie of overleg met een collega.
  • Het tolken verloopt niet altijd in ideale omstandigheden. Soms is het voor de tolk onmogelijk om een geschikte positie in te nemen tussen de gesprekspartners, of kan de tolk zich moeilijk concentreren door storende omgevingsgeluiden.
  • Occasioneel gebeurt het tolken telefonisch of via andere multimedia.
  • De professionele uitvoering van een tolkopdracht bepaalt de uitstraling van het beroep tolk en bijgevolg bepaalt iedere individuele tolk het collectieve eindresultaat, zijnde een gesproken boodschap getrouw en volledig omzetten naar een andere taal zodat de communicatie tussen gesprekspartners correct en efficiënt kan verlopen
  • Een tolk werkt meestal alleen. In uitzonderlijke gevallen worden meerdere tolken ingeschakeld. Hierbij functioneert iedere tolk autonoom, maar zal iedere tolk na ongeveer een half uur afgewisseld worden door een andere tolk omwille van het zeer intensieve karakter van het tolken. Iedere tolk neemt de eindverantwoordelijkheid op voor de getolkte boodschap .
  • Via de opdrachtgever ontvangt de tolk praktische gegevens over de opdracht (adres, uur, contactpersoon…).
  • De tolk dient de nodige flexibiliteit aan de dag te leggen en zich veelvuldig te verplaatsen voor zijn tolkopdrachten. Een opdracht zal geen gehele dag in beslag nemen waardoor de tolk voor meerdere klanten dient te tolken op eenzelfde dag.
  • Occasioneel gebeurt het tolken telefonisch of via andere multimedia (videoconferencing ).

Handelingscontext

  • De tolk staat tijdens de tolkopdracht permanent ter beschikking van de opdrachtgever
  • Het tolken gebeurt zeer nauwkeurig en vereist een zeer sterke concentratie.
  • Het tolken vereist continue aandacht omdat de boodschap in de brontaal maar eenmalig beluisterd kan worden. Deze continue aandacht moet aanwezig zijn tijdens de gehele opdracht. Omwille van het mentaal inspannende karakter van het tolken, mag een tolk maximum één uur aaneensluitend tolken. Daarna heeft de tolk nood aan een pauze.
  • De tolk dient tijdens het tolken op autonome wijze, binnen een tijdspanne van enkele seconden, innovatieve oplossingen te bedenken en uit te voeren bij onder andere volgende problemen: neologismen, een spreker die te snel spreekt, een spreker die een voorbereide tekst afratelt...
  • Bij de uitoefening van het beroep moet hij steeds de deontologische code naleven
  • De tolk moet omzichtig omgaan met verkregen informatie en rekening houden met de privacy van de klant
  • Bij de uitoefening van het beroep kan de tolk geconfronteerd worden met conflictsituaties. De tolk moet gepast reageren in deze onvoorziene en onvoorspelbare situaties.
  • De tolk dient zeer flexibel te zijn indien de opdrachtgever te weinig info over de inhoud van de tolkopdracht heeft gegeven
  • De tolk wisselt op constructieve en gebruiksvriendelijke wijze info uit met klanten, collega’s en derden. De tolk moet goed aanvoelen wanneer een boodschap afgerond is of onderbroken kan worden om te tolken. De tolk moet ook kunnen aangeven wanneer de maximale lengte om kwaliteitsvol te werken bereikt is. Algemeen wordt aangenomen dat er na maximum 4 tot 5 minuten getolkt moet kunnen worden.
  • De tolk dient zichzelf commercieel te positioneren en de nodige assertiviteit aan de dag te leggen. Het deelnemen aan netwerkevents is essentieel om de klantenportefeuille uit te bouwen.
  • De tolk heeft altijd aandacht voor een verzorgd en professioneel uiterlijk en past het eigen voorkomen aan de setting van de tolkopdracht aan
  • De tolk gebruikt de technische middelen zorgvuldig en nauwkeurig

Autonomie

Is zelfstandig in
  • Het uitvoeren van de eigen werkzaamheden
  • Het opbouwen van een ruime algemene kennis, inclusief op de hoogte blijven van de actualiteit in de relevante werkvelden
  • Het zichzelf informeren (bij een nieuwe opdracht) over de talen, het onderwerp en de omstandigheden van de opdracht
  • Het zichzelf inwerken in de materie (aard materie verschilt per opdracht) waarbij relevante bronnen verzameld en geselecteerd worden en specialistisch bronnenmateriaal gehanteerd wordt (o.a. databanken, encyclopedieën, handboeken, terminologiebanken…)
  • Het bestuderen, interpreteren, verwerken en toepassen van onderzoeksgegevens en theorieën over de moedertaal en twee vreemde talen
  • Het toepassen van innovatieve oplossingen bij onder andere volgende problemen: neologismen, een spreker die te snel spreekt…
  • Het correct, volledig en vloeiend overbrengen van een boodschap, inclusief alle fijnere betekenisnuances, tussen twee partijen die een andere taal spreken
  • Het vlot wisselen tussen twee talen
  • Het hanteren en beheersen van een ruim gamma aan tolktechnieken (visualiseren, synthetiseren, anticiperen, décalage, deverbaliseren, herformuleren, parafraseren…)
  • Het tolken in verschillende tolkvormen (simultaan, consecutief, fluistertolken, relaistolken, verbindingstolken)
  • Het hanteren van een correct stemvolume, uitspraak en intonatie in kader van de verstaanbaarheid voor de toehoorders
  • Het hanteren van een verzorgde lichaamstaal waarbij professionaliteit centraal staat
  • Het vragen om herhaling of extra uitleg bij onduidelijkheden tijdens de tolkopdracht
  • Het bewaken van de beschikbare tijd en aangeven wanneer de beschikbare tijd overschreden dreigt te raken (tolk geeft tijdens de opdracht aan indien opdracht te lang dreigt te duren; tolk wordt voor een bepaalde tijd ingehuurd)
  • Het opstellen van de eigen planning
  • Het opbouwen van een netwerk met collega-specialisten
  • Het deelnemen aan vormingsactiviteiten en peer group meetings
  • Het ontwikkelen en uitvoeren van een commerciële strategie
  • Het kunnen omgaan met onverwachte omstandigheden (te weinig info over tolkopdracht, vraag voor tolkopdracht pas een dag op voorhand krijgen…)
  • Het kunnen omgaan met en ingrijpen bij conflictueuze situaties
Is gebonden aan
  • De deontologische code
  • De beroepsethiek
  • De inhoud van de opdracht
Doet beroep op
  • Relevante bronnen en relevante tools

Verantwoordelijkheid

  • Bouwt een netwerk uit met gebruikers, collega’s en andere actoren
  • Handelt professioneel en volgens deontologische principes
  • Adviseert de (potentiële) gebruiker
  • Plant en organiseert de tolkopdracht
  • Bouwt actief eigen deskundigheid op
  • Onderzoekt taalkundige fenomenen en theorieën binnen de moedertaal
  • Onderzoekt taalkundige fenomenen en theorieën binnen twee vreemde talen
  • Bereidt de tolkopdracht voor
  • Doet research in functie van de tolkopdracht
  • Verwerkt de gesproken boodschap in de brontaal
  • Handelt als een vaardig gebruiker van niveau C2
  • Tolkt simultaan
  • Tolkt consecutief
  • Treedt op als fluistertolk
  • Treedt op als relaistolk
  • Treedt op als verbindingstolk
  • Hanteert een notitietechniek
  • Gaat om met onvoorziene omstandigheden
  • Gebruikt technische middelen
  • Organiseert en promoot de eigen dienstverlening
  • Bouwt een netwerk uit met gebruikers, collega’s en andere actoren
  • Handelt professioneel en volgens deontologische principes
  • Adviseert de (potentiële) gebruiker
  • Plant en organiseert de tolkopdracht
  • Bouwt actief eigen deskundigheid op
  • Onderzoekt taalkundige fenomenen en theorieën binnen de moedertaal
  • Onderzoekt taalkundige fenomenen en theorieën binnen twee vreemde talen
  • Bereidt de tolkopdracht voor
  • Doet research in functie van de tolkopdracht
  • Verwerkt de gesproken boodschap in de brontaal
  • Handelt als een vaardig gebruiker van niveau C2
  • Tolkt simultaan
  • Tolkt consecutief
  • Treedt op als fluistertolk
  • Treedt op als relaistolk
  • Treedt op als verbindingstolk
  • Hanteert een notitietechniek
  • Gaat om met onvoorziene omstandigheden
  • Gebruikt technische middelen
  • Organiseert en promoot de dienstverlening

Attesten en voorwaarden

Wettelijke attesten en voorwaarden

Er zijn geen wettelijke attesten of voorwaarden vereist.