Houtsnijder

 
BK-0578-1
 Dit is de actuele versie van de beroepskwalificatie.

Globaal

Titel

Houtsnijder

Definitie

De houtsnijder voorziet met behulp van ambachtelijke technieken houten voorwerpen zoals meubels en architecturale elementen van decoratieve elementen (zoals reliëf) en snijdt op zichzelf staande houten vormen, teneinde een specifieke decoratieve, esthetische of artistieke uitstraling of betekenis te geven aan de voorwerpen.

Niveau (VKS en EQF)

4

Jaar van erkenning

versie 1, 2022

Competenties

Opsomming competenties

  • Competentie 1:
    Bouwt eigen deskundigheid op.
    • Leest vakspecifieke literatuur.
    • Volgt recente vakspecifieke ontwikkelingen op.
    • Woont studiedagen, werkgroepen, congressen en/of andere vormingsinitiatieven bij.
    • Wisselt ervaringen en informatie uit met collega’s.
    • Verwerkt vakspecifieke informatie.
    • Onderhoudt voeling met de sector.
    • Beheerst en onderhoudt de basistechnieken van het snijden van hout.
  • met inbegrip van kennis:
    • kennis van de sector
    • kennis van de markt/leveranciers
    • kennis van vakspecifieke literatuur
  • Competentie 2:
    Werkt met oog voor veiligheid, milieu, kwaliteit en welzijn.
    • Maakt onderscheid tussen gevaarlijke en niet gevaarlijke producten en afvalstoffen.
    • Vraagt om informatie in geval van twijfel over afvalstoffen.
    • Sorteert afval volgens de wettelijke richtlijnen.
    • Houdt zich aan de regels voor traceerbaarheid van producten.
    • Werkt ergonomisch verantwoord.
    • Gebruikt persoonlijke en collectieve beschermingsmiddelen (PBM’s en CBM’s).
    • Gaat veilig om met materialen, producten en gereedschappen.
    • Zorgt voor optimale klimatologische omstandigheden (zoals gepaste vochtigheidsgraad, temperatuur, ventilatie).
  • met inbegrip van kennis:
    • basiskennis van ergonomie
    • basiskennis van gevaarlijke producten
    • kennis van veiligheidsvoorschriften
    • kennis van hygiëne-, veiligheid- en milieureglementering
    • kennis van afvalsortering en optimale opslagomstandigheden
    • kennis van de wettelijke richtlijnen i.v.m. afval, CBM’s en PBM’s
  • Competentie 3:
    Organiseert de eigen werkplek ordelijk.
    • Organiseert de eigen werkplaats rekening houdend met een logische werkvolgorde.
    • Richt de werkplaats (ergonomisch) in.
    • Houdt de werkplek schoon en ordelijk.
    • Bergt de eigen gereedschappen en hulpmiddelen op (bv. beitelrol).
  • met inbegrip van kennis:
    • basiskennis van ergonomie
  • Competentie 4:
    Bevraagt de opdrachtgever of leidinggevende (i.v.m. de kenmerken van de opdracht, de wensen en behoeften van de klant …) en respecteert de afgesproken prijs en termijn.
    • Stelt gericht vragen over de wens van de opdrachtgever of over de opdracht van de leidinggevende.
    • Bestudeert de kenmerken van de opdracht.
    • Schat de haalbaarheid van de opdracht in.
    • Stelt materialen en toepassingen voor in functie van de technische vereisten, noden en budget.
    • Respecteert het tijds- en prijsbestek.
  • met inbegrip van kennis:
    • kennis van werktekeningen
    • grondige kennis van materialen, producten en technieken om hout te snijden
  • Competentie 5:
    Bereidt de werkzaamheden voor.
    • Kiest de juiste houtsoort in functie van de uit te voeren opdracht.
    • Houdt rekening met de houtkwaliteit bij het kiezen van het hout (bv. onvolmaaktheden).
    • Houdt rekening met de nerfrichting.
    • Kiest het meest adequate gereedschap (soort beitel, guts …) in functie van de houtsoort en van de uit te voeren opdracht.
    • Bereidt beitels voor (slijpen, wetten, aanzetten).
    • Kiest de meest adequate klemsystemen in functie van de uit te voeren opdracht.
    • Kiest de meest adequate lijmsoort in functie van de uit te voeren opdracht.
    • Herkent de stijl van het houtsnijwerk en de toegepaste uitvoeringstechniek, bv. in het kader van een restauratie of reconstructie.
    • Herkent de toegepaste uitvoeringstechniek van het te bewerken voorwerp, bv. in het kader van een restauratie of reconstructie.
    • Maakt een voorstelling van het te bewerken voorwerp.
    • Leest werktekeningen.
    • Tekent het uit te snijden ornament op papier.
    • Brengt de contouren van de voorstelling op het stuk hout over.
    • Maakt werktekeningen.
    • Maakt een aftekenmal.
    • Maakt een gietmal.
    • Tekent een mal op.
    • Schat verhoudingen in.
    • Maakt een positief model.
    • Maakt, indien nodig, gebruik van de driepuntpasser.
    • Maakt volumes duidelijk door de tekening te schaduwen.
    • Bepaalt een adequate werkvolgorde in functie van de uit te voeren werkzaamheden.
  • met inbegrip van kennis:
    • kennis van meubelstijlen
    • kennis van werktekeningen
    • kennis van diepte en verhoudingen
    • kennis van evenwichtige compositie
    • kennis van het gebruik van de driepuntpasser
    • kennis van het maken van positieve modellen
    • kennis van het maken van giet- en aftekenmallen
    • kennis van klemsystemen voor houten voorwerpen
    • kennis van lijmsoorten en lijmtechnieken voor hout
    • kennis van aftekengereedschap en aftekentechnieken
    • kennis van de techniek van het schaduwen van tekeningen
    • kennis van het slijpen, wetten en aanzetten van houtsnijbeitels
    • kennis van esthetische verhoudingen tussen lijnen, vormen en volumes
    • grondige kennis van houtsoorten
    • grondige kennis van houtkwaliteit
    • grondige kennis van soorten reliëfs
    • grondige kennis van historische en hedendaagse stijlen van houtsnijwerk
    • grondige kennis van materialen, producten en technieken om hout te snijden
    • grondige kennis van historische en hedendaagse uitvoeringstechnieken van houtsculpturen
    • grondige kennis van machinale gereedschappen voor het snijden van hout: slijpmachine, bovenfrees, lintzaag, figuurzaag …
    • grondige kennis van manuele gereedschappen voor het snijden van hout: soorten houtsnijbeitels (vlakke snijbeitels, houtsnijgutsen, burijnen, gekropte en geplooide gutsen), soorten houtsnijmessen, soorten hamers
  • Competentie 6:
    Neemt gestructureerd hout weg om een specifiek reliëf of bepaalde vorm aan te brengen in het houtoppervlak.
    • Leest werktekeningen.
    • Past de vooraf bepaalde werkvolgorde toe.
    • Verwijdert overtollig hout (met een bovenfrees, figuurzaag of lintzaag).
    • Klemt het te snijden voorwerp op adequate wijze.
    • Houdt rekening met de nerfrichting.
    • Gebruikt machinale en manuele gereedschappen om hout te snijden.
    • Brengt een reliëf aan aan de hand van de werktekening.
    • Gebruikt een goed ontwikkelde oog- handcoördinatie.
    • Voert boetseerwerk uit.
    • Lijmt onderdelen van het voorwerp.
    • Schraapt het hout.
    • Voert vlak snijwerk uit.
    • Grondt het hout (uit).
    • Snijdt lijstvormen.
    • Past symmetrisch snijwerk toe.
    • Past bol snijwerk toe.
    • Snijdt bas-reliëfs.
    • Reliëfsnijdt meubelpanelen.
    • Voert technieken van het figuratief stijlsnijden uit.
    • Voert technieken van het stijlsnijden van meubelpanelen uit.
    • Voert technieken van het figuratief beeldsnijden uit.
    • Voert technieken van het abstract beeldsnijden uit.
    • Maakt, indien nodig, gebruik van de driepuntpasser.
  • met inbegrip van kennis:
    • kennis van meubelstijlen
    • kennis van boetseerwerk
    • kennis van werktekeningen
    • kennis van diepte en verhoudingen
    • kennis van evenwichtige compositie
    • kennis van het abstract beeldsnijden
    • kennis van het figuratief beeldsnijden
    • kennis van de anatomie van mens en dier
    • kennis van het gebruik van de driepuntpasser
    • kennis van klemsystemen voor houten voorwerpen
    • kennis van lijmsoorten en lijmtechnieken voor hout
    • kennis van producten en technieken om hout (uit) te gronden
    • kennis van esthetische verhoudingen tussen lijnen, vormen en volumes
    • kennis van technieken om texturen aan te brengen in ruimtelijk beeldsnijwerk
    • kennis van technieken om modellen te vergroten en te verkleinen in ruimtelijk beeldsnijwerk
    • grondige kennis van bol snijwerk
    • grondige kennis van vlak snijwerk
    • grondige kennis van soorten reliëfs
    • grondige kennis van symmetrisch snijwerk
    • grondige kennis van het figuratief stijlsnijden
    • grondige kennis van het snijden van bas-reliëfs
    • grondige kennis van het snijden van lijstvormen
    • grondige kennis van schraaptechnieken voor hout
    • grondige kennis van het stijlsnijden van meubelpanelen
    • grondige kennis van het reliëfsnijden van meubelpanelen
    • grondige kennis van historische en hedendaagse stijlen van houtsnijwerk
    • grondige kennis van materialen, producten en technieken om hout te snijden
    • grondige kennis van historische en hedendaagse uitvoeringstechnieken van houtsculpturen
    • grondige kennis van machinale gereedschappen voor het snijden van hout: slijpmachine, bovenfrees, lintzaag, figuurzaag …
    • grondige kennis van manuele gereedschappen voor het snijden van hout: soorten houtsnijbeitels (vlakke snijbeitels, houtsnijgutsen, burijnen, gekropte en geplooide gutsen), soorten houtsnijmessen, soorten hamers
  • Competentie 7:
    Werkt het voorwerp af.
    • Werkt lijsten af.
    • Werkt het voorwerp zuiver af.
    • Kleurt, lakt, beitst of oliet het voorwerp.
    • Brengt bescherm- en afwerkingslagen aan.
    • Schuurt of polijst eventueel het houtsnijwerk.
  • met inbegrip van kennis:
    • kennis van materialen, producten en technieken om hout te kleuren, te lakken, te beitsen en te oliën
    • grondige kennis van afwerkingstechnieken voor houtsnijwerk
    • grondige kennis van bescherm- en afwerkingslagen voor houten voorwerpen
  • Competentie 8:
    Restaureert en reconstrueert houtsnijwerk.
    • Herkent de stijl van het houtsnijwerk en de toegepaste uitvoeringstechniek.
    • Houdt rekening met de stijl van het houtsnijwerk en de toegepaste uitvoeringstechniek.
    • Herstelt beschadigingen.
    • Vult houtsnijwerk aan.
    • Vervangt onderdelen.
    • Reconstrueert (delen van) houtsnijwerk.
    • Werkt het gerestaureerde of gereconstrueerde houtsnijwerk af.
    • Tracht in de mate van het mogelijke het voorwerp terug te brengen naar de oorspronkelijke staat.
    • Maakt bij te ernstige beschadiging een zo goed mogelijk gelijkende kopie.
  • met inbegrip van kennis:
    • grondige kennis van soorten reliëfs
    • grondige kennis van historische en hedendaagse stijlen van houtsnijwerk
    • grondige kennis van materialen, producten en technieken om hout te snijden
    • grondige kennis van historische en hedendaagse uitvoeringstechnieken van houtsculpturen
    • grondige kennis van machinale gereedschappen voor het snijden van hout: slijpmachine, bovenfrees, lintzaag, figuurzaag …
    • grondige kennis van manuele gereedschappen voor het snijden van hout: soorten houtsnijbeitels (vlakke snijbeitels, houtsnijgutsen, burijnen, gekropte en geplooide gutsen), soorten houtsnijmessen, soorten hamers
  • Competentie 9:
    Verpakt het voorwerp voor transport.
    • Verpakt het bewerkte voorwerp op adequate wijze om beschadiging te voorkomen.
  • met inbegrip van kennis:
    • kennis van materialen en technieken om houten voorwerpen te verpakken
  • Competentie 10:
    Beoordeelt de kwaliteit van het eigen werk.
    • Werkt onvolmaaktheden weg.
  • met inbegrip van kennis:
    • grondige kennis van materialen, producten en technieken om hout te snijden
  • Competentie 11:
    Ontwerpt houtsnijwerk.
    • Maakt een voorstelling van het voorwerp.
    • Maakt werktekeningen.
  • met inbegrip van kennis:
    • kennis van werktekeningen

Beschrijving competenties a.d.h.v. de descriptorelementen

Kennis

  • basiskennis van ergonomie
  • basiskennis van gevaarlijke producten
  • kennis van de sector
  • kennis van meubelstijlen
  • kennis van boetseerwerk
  • kennis van werktekeningen
  • kennis van de markt/leveranciers
  • kennis van veiligheidsvoorschriften
  • kennis van vakspecifieke literatuur
  • kennis van diepte en verhoudingen
  • kennis van evenwichtige compositie
  • kennis van het abstract beeldsnijden
  • kennis van het figuratief beeldsnijden
  • kennis van de anatomie van mens en dier
  • kennis van het gebruik van de driepuntpasser
  • kennis van het maken van positieve modellen
  • kennis van het maken van giet- en aftekenmallen
  • kennis van klemsystemen voor houten voorwerpen
  • kennis van lijmsoorten en lijmtechnieken voor hout
  • kennis van aftekengereedschap en aftekentechnieken
  • kennis van hygiëne-, veiligheid- en milieureglementering
  • kennis van de techniek van het schaduwen van tekeningen
  • kennis van afvalsortering en optimale opslagomstandigheden
  • kennis van producten en technieken om hout (uit) te gronden
  • kennis van het slijpen, wetten en aanzetten van houtsnijbeitels
  • kennis van de wettelijke richtlijnen i.v.m. afval, CBM’s en PBM’s
  • kennis van esthetische verhoudingen tussen lijnen, vormen en volumes
  • kennis van materialen en technieken om houten voorwerpen te verpakken
  • kennis van technieken om texturen aan te brengen in ruimtelijk beeldsnijwerk
  • kennis van technieken om modellen te vergroten en te verkleinen in ruimtelijk beeldsnijwerk
  • kennis van materialen, producten en technieken om hout te kleuren, te lakken, te beitsen en te oliën
  • grondige kennis van bol snijwerk
  • grondige kennis van houtsoorten
  • grondige kennis van vlak snijwerk
  • grondige kennis van houtkwaliteit
  • grondige kennis van soorten reliëfs
  • grondige kennis van symmetrisch snijwerk
  • grondige kennis van het figuratief stijlsnijden
  • grondige kennis van het snijden van bas-reliëfs
  • grondige kennis van het snijden van lijstvormen
  • grondige kennis van schraaptechnieken voor hout
  • grondige kennis van het stijlsnijden van meubelpanelen
  • grondige kennis van het reliëfsnijden van meubelpanelen
  • grondige kennis van afwerkingstechnieken voor houtsnijwerk
  • grondige kennis van historische en hedendaagse stijlen van houtsnijwerk
  • grondige kennis van bescherm- en afwerkingslagen voor houten voorwerpen
  • grondige kennis van materialen, producten en technieken om hout te snijden
  • grondige kennis van historische en hedendaagse uitvoeringstechnieken van houtsculpturen
  • grondige kennis van machinale gereedschappen voor het snijden van hout: slijpmachine, bovenfrees, lintzaag, figuurzaag …
  • grondige kennis van manuele gereedschappen voor het snijden van hout: soorten houtsnijbeitels (vlakke snijbeitels, houtsnijgutsen, burijnen, gekropte en geplooide gutsen), soorten houtsnijmessen, soorten hamers

Cognitieve vaardigheden

  • Leest vakspecifieke literatuur.
  • Volgt recente vakspecifieke ontwikkelingen op.
  • Woont studiedagen, werkgroepen, congressen en/of andere vormingsinitiatieven bij.
  • Wisselt ervaringen en informatie uit met collega’s.
  • Verwerkt vakspecifieke informatie.
  • Onderhoudt voeling met de sector.
  • Beheerst en onderhoudt de basistechnieken van het snijden van hout.
  • Maakt onderscheid tussen gevaarlijke en niet gevaarlijke producten en afvalstoffen.
  • Sorteert afval volgens de wettelijke richtlijnen.
  • Houdt zich aan de regels voor traceerbaarheid van producten.
  • Werkt ergonomisch verantwoord.
  • Gebruikt persoonlijke en collectieve beschermingsmiddelen (PBM’s en CBM’s).
  • Gaat veilig om met materialen, producten en gereedschappen.
  • Zorgt voor optimale klimatologische omstandigheden (zoals gepaste vochtigheidsgraad, temperatuur, ventilatie).
  • Organiseert de eigen werkplaats rekening houdend met een logische werkvolgorde.
  • Richt de werkplaats (ergonomisch) in.
  • Houdt de werkplek schoon en ordelijk.
  • Bergt de eigen gereedschappen en hulpmiddelen op (bv. beitelrol).
  • Stelt gericht vragen over de wens van de opdrachtgever of over de opdracht van de leidinggevende.
  • Bestudeert de kenmerken van de opdracht.
  • Schat de haalbaarheid van de opdracht in.
  • Stelt materialen en toepassingen voor in functie van de technische vereisten, noden en budget.
  • Respecteert het tijds- en prijsbestek.
  • Kiest de juiste houtsoort in functie van de uit te voeren opdracht.
  • Houdt rekening met de houtkwaliteit bij het kiezen van het hout (bv. onvolmaaktheden).
  • Houdt rekening met de nerfrichting.
  • Kiest het meest adequate gereedschap (soort beitel, guts …) in functie van de houtsoort en van de uit te voeren opdracht.
  • Kiest de meest adequate klemsystemen in functie van de uit te voeren opdracht.
  • Kiest de meest adequate lijmsoort in functie van de uit te voeren opdracht.
  • Herkent de stijl van het houtsnijwerk en de toegepaste uitvoeringstechniek, bv. in het kader van een restauratie of reconstructie.
  • Herkent de toegepaste uitvoeringstechniek van het te bewerken voorwerp, bv. in het kader van een restauratie of reconstructie.
  • Maakt een voorstelling van het te bewerken voorwerp.
  • Leest werktekeningen.
  • Schat verhoudingen in.
  • Maakt volumes duidelijk door de tekening te schaduwen.
  • Bepaalt een adequate werkvolgorde in functie van de uit te voeren werkzaamheden.
  • Leest werktekeningen.
  • Past de vooraf bepaalde werkvolgorde toe.
  • Houdt rekening met de nerfrichting.
  • Herkent de stijl van het houtsnijwerk en de toegepaste uitvoeringstechniek.
  • Houdt rekening met de stijl van het houtsnijwerk en de toegepaste uitvoeringstechniek.
  • Tracht in de mate van het mogelijke het voorwerp terug te brengen naar de oorspronkelijke staat.
  • Maakt een voorstelling van het voorwerp.

Probleemoplossende vaardigheden

  • Vraagt om informatie in geval van twijfel over afvalstoffen.
  • Maakt bij te ernstige beschadiging een zo goed mogelijk gelijkende kopie.

Motorische vaardigheden

  • Bereidt beitels voor (slijpen, wetten, aanzetten).
  • Tekent het uit te snijden ornament op papier.
  • Brengt de contouren van de voorstelling op het stuk hout over.
  • Maakt werktekeningen.
  • Maakt een aftekenmal.
  • Maakt een gietmal.
  • Tekent een mal op.
  • Maakt een positief model.
  • Maakt, indien nodig, gebruik van de driepuntpasser.
  • Verwijdert overtollig hout (met een bovenfrees, figuurzaag of lintzaag).
  • Klemt het te snijden voorwerp op adequate wijze.
  • Gebruikt machinale en manuele gereedschappen om hout te snijden.
  • Brengt een reliëf aan aan de hand van de werktekening.
  • Gebruikt een goed ontwikkelde oog- handcoördinatie.
  • Voert boetseerwerk uit.
  • Lijmt onderdelen van het voorwerp.
  • Schraapt het hout.
  • Voert vlak snijwerk uit.
  • Grondt het hout (uit).
  • Snijdt lijstvormen.
  • Past symmetrisch snijwerk toe.
  • Past bol snijwerk toe.
  • Snijdt bas-reliëfs.
  • Reliëfsnijdt meubelpanelen.
  • Voert technieken van het figuratief stijlsnijden uit.
  • Voert technieken van het stijlsnijden van meubelpanelen uit.
  • Voert technieken van het figuratief beeldsnijden uit.
  • Voert technieken van het abstract beeldsnijden uit.
  • Maakt, indien nodig, gebruik van de driepuntpasser.
  • Werkt lijsten af.
  • Werkt het voorwerp zuiver af.
  • Kleurt, lakt, beitst of oliet het voorwerp.
  • Brengt bescherm- en afwerkingslagen aan.
  • Schuurt of polijst eventueel het houtsnijwerk.
  • Herstelt beschadigingen.
  • Vult houtsnijwerk aan.
  • Vervangt onderdelen.
  • Reconstrueert (delen van) houtsnijwerk.
  • Werkt het gerestaureerde of gereconstrueerde houtsnijwerk af.
  • Verpakt het bewerkte voorwerp op adequate wijze om beschadiging te voorkomen.
  • Werkt onvolmaaktheden weg.
  • Maakt werktekeningen.

Omgevingscontext

  • Dit beroep wordt uitgeoefend in een atelier of op een werf (bv. kerk, stadhuis …).
  • Dit beroep wordt alleen of in teamverband uitgeoefend, al dan niet in een onderneming.
  • De beroepsbeoefenaar toont respect voor het vak, collega’s en concurrenten en vertegenwoordigt het beroep.
  • Het beroep situeert zich in de sector van de kunstambachten. De beroepsbeoefenaar moet steeds op de hoogte blijven van vakspecifieke ontwikkelingen.

Handelingscontext

  • Houtsnijden is een kunstambacht waarbij artistieke aanleg (zin voor het esthetisch en evenwichtig omgaan met lijnen, vormen en volumes) en ambachtelijke aanleg (zin voor geduldige, fijne, perfect uitgevoerde handenarbeid) noodzakelijk zijn.
  • De beroepsbeoefenaar moet oog hebben voor de beoogde esthetische, artistieke en kwalitatieve kenmerken van het artikel.
  • De beroepsbeoefenaar moet op constructieve en professionele wijze informatie uitwisselen met klant/opdrachtgevers en collega’s.
  • De beroepsbeoefenaar handelt steeds binnen het eigen kennisdomein en vraagt in geval van problemen raad aan collega’s.
  • De beroepsbeoefenaar moet uiterst nauwkeurig en zeer geconcentreerd te werk gaan, de beoogde esthetische, artistieke en kwalitatieve kenmerken van het artikel steeds indachtig.
  • De beroepsbeoefenaar moet gereedschappen en materialen zorgvuldig en nauwkeurig gebruiken.
  • De beroepsbeoefenaar moet kwaliteitsvol en klantgericht handelen in alle omstandigheden: hij is in staat om in te schatten aan welke vereisten een product of dienst moet voldoen en kan hieraan tegemoetkomen. Kwaliteit is zijn drijfveer.
  • De beroepsbeoefenaar moet zich stipt aan de gemaakte afspraken houden.
  • De beroepsbeoefenaar moet zich vlot kunnen aanpassen aan de wensen van de opdrachtgever of aan de opdracht van de leidinggevende wat een hoge mate van flexibiliteit vergt.
  • De beroepsbeoefenaar moet de hygiëne-, veiligheids- en milieureglementering op de werkvloer respecteren.
  • De beroepsuitoefening gebeurt vaak rechtstaand, vereist het aannemen van moeilijke lichamelijke houdingen en vraagt vaak repetitieve bewegingen: ergonomisch verantwoord werken is dus gewenst.
  • De beroepsbeoefenaar heeft oog voor esthetiek.
  • De beroepsbeoefenaar legt creativiteit en originaliteit aan de dag.
  • De beroepsbeoefenaar geeft blijk van handigheid en beschikt over fijne manipulatieve vaardigheden.
  • De beroepsbeoefenaar werkt met machines.
  • Sommige aspecten van de beroepsuitoefening kennen een hoge mate van variatie: vrijwel elk houtsnijwerk is uniek.

Autonomie

Is zelfstandig in
  • het uitvoeren van de eigen werkzaamheden.
  • het opbouwen van eigen deskundigheid.
  • het werken met oog voor veiligheid, milieu, kwaliteit en welzijn.
  • het ordelijk organiseren van de werkplek.
  • het bevragen van de opdrachtgever of van de leidinggevende.
  • het respecteren van de gemaakte afspraken.
  • het uitvoeren van de opdracht in functie van de vooropgestelde criteria.
  • het voorbereiden van de werkzaamheden.
  • het snijden van het hout.
  • het afwerken van het voorwerp.
  • het restaureren of reconstrueren van houtsnijwerk.
  • het verpakken van de bewerkte voorwerpen.
  • het beoordelen van de kwaliteit van het eigen werk.
  • het aan een taak werken zonder hulp of toezicht.
Is gebonden aan
  • de hygiëne-, veiligheids- en milieureglementering.
  • de wettelijke richtlijnen i.v.m. afval, CBM’s en PBM’s.
  • de vooropgestelde criteria van de opdracht.
  • de vooraf bepaalde werkvolgorde.
  • de stijl van het houtsnijwerk en de toegepaste uitvoeringstechniek ingeval van een restauratie of reconstructie.
Doet beroep op
  • kennisspecialisten bij eventueel gebrek aan specifieke expertise.

Verantwoordelijkheid

  • Bouwt eigen deskundigheid op.
  • Werkt met oog voor veiligheid, milieu, kwaliteit en welzijn.
  • Organiseert de eigen werkplek ordelijk.
  • Bevraagt de opdrachtgever of leidinggevende (i.v.m. de kenmerken van de opdracht, de wensen en behoeften van de klant …) en respecteert de afgesproken prijs en termijn.
  • Bereidt de werkzaamheden voor.
  • Neemt gestructureerd hout weg om een specifiek reliëf of bepaalde vorm aan te brengen in het houtoppervlak.
  • Werkt het voorwerp af.
  • Restaureert en reconstrueert houtsnijwerk.
  • Verpakt het voorwerp voor transport.
  • Beoordeelt de kwaliteit van het eigen werk.
  • Ontwerpt houtsnijwerk.

Attesten en voorwaarden

Er zijn geen wettelijke attesten of voorwaarden vereist.