Skip to Main Content
 

Beroepskwalificatie

Amateur creërend acteur

 
BK-0409-2
 Dit is de actuele versie van de beroepskwalificatie.

Globaal

Titel

Amateur creërend acteur

Definitie

Een amateur creërend acteur vertolkt in de vrije tijd zichzelf of personages en houdt zich aan de intenties van de artistiek verantwoordelijken of is zelf artistiek verantwoordelijk ten einde een theaterproductie aan een publiek te presenteren.

Niveau (VKS en EQF)

4

Jaar van erkenning

versie 2, 2019

Competenties

Opsomming competenties

Transversaal algemeen
  • Competentie 1:
    Werkt samen
    • Communiceert gepast met alle betrokken actoren.
    • Overlegt over de voorbereiding en uitvoering.
    • Doet een eigen inbreng.
    • Respecteert de inbreng van anderen.
    • Geeft aanwijzingen.
    • Volgt aanwijzingen op.
    • Stelt zich flexibel op.
    • Werkt mee aan het groepsbelang.
    • Enthousiasmeert anderen.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
  • Competentie 2:
    Functioneert binnen een groep
    • Beleeft de kunstuitvoering samen met anderen.
    • Leert bij en vervolmaakt zich door samen te creëren.
    • Gaat om met conflicten.
    • Handelt conform de visie van de artistiek verantwoordelijke.
    • Draagt bij tot de groepsdynamiek.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
  • Competentie 3:
    Werkt met oog voor het eigen welzijn en het welzijn van anderen
    • Handelt ergonomisch verantwoord.
    • Gaat veilig om met materiaal, gereedschap, toestellen, apparatuur enz.
    • Signaleert risico’s.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis ergonomie
    • Basiskennis van veiligheidsregels
Transversaal creëren
  • Competentie 4:
    Ontwikkelt een eigen artistieke praktijk
    • Heeft oog voor maatschappelijke en artistieke tendensen.
    • Heeft oog voor artistieke en culturele praktijken in functie van zijn bijdrage.
    • Heeft oog voor technieken en technologische trends in relatie tot de eigen werkzaamheden.
    • Reflecteert over de eigen praktijk.
    • Ontwikkelt een eigen artistieke taal vanuit persoonlijke en maatschappelijke betrokkenheid.
    • Heeft oog voor de eigen artistieke ontwikkeling.
    • Ontwikkelt de eigen deskundigheid.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van de artistieke terminologie.
    • Basiskennis van grote maatschappelijke en artistieke tendensen.
    • Kennis van de verschillende theatrale contexten (de podiumsector, festivals, evenementen, wedstrijden …).
    • Kennis van de relevante informatiebronnen eigen aan de sector (tijdschriften, websites, steunpunten, conferenties, opleidingen …).
  • Competentie 5:
    Ontwikkelt artistieke concepten en ideeën
    • Integreert opgedane inzichten in het creatieve proces.
    • Verzamelt basismateriaal.
    • Analyseert basismateriaal.
    • Werkt aan een persoonlijke visie.
    • Werkt aan een collectieve visie.
    • Gaat scheppend, associatief en (re)productief om met intuïties.
    • Interageert met andere artistieke disciplines.
    • Transformeert waarnemingen en indrukken in artistieke ideeën.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van cultuurgeschiedenis.
    • Basiskennis van filmgeschiedenis.
    • Basiskennis van theatergeschiedenis.
    • Kennis van vakterminologie.
    • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
  • Competentie 6:
    Zet artistieke concepten en ideeën om in een uitvoerbaar geheel
    • Geeft vorm aan verbeelding.
    • Kiest materialen, technieken en methodes.
    • Hanteert materialen, technieken en methodes.
    • Geeft artistieke aanwijzingen.
    • Interageert met betrokken medewerkers (acteurs, regisseur, productiemedewerkers, podiumtechnici, ateliermedewerkers …).
    • Bewaakt mee de artistieke visie.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
    • Kennis van vakterminologie.
    • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
Specifieke activiteiten
  • Competentie 7:
    Bestudeert/analyseert en/of creërt het basisdocument van een voorstelling
    • Onderzoekt en verdiept zich in de thematiek van een voorstelling.
    • Raadpleegt verschillende bronnen, sorteert en selecteert materiaal in functie van een voorstelling.
    • Vormt zich een mentaal beeld van zijn aandeel in de voorstelling.
    • Vormt zich een globaal beeld van het productieproces en de podiumactiviteit.
    • Zet de verbeelding gericht in ter ontwikkeling van een voorstelling.
    • Schrijft in collectief verband of individueel een tekst/script voor een theaterstuk, cabaret- of comedyvoorstelling.
    • Selecteert en of bewerkt in collectief verband of individueel de tekst voor een voorstelling en werkt de enscenering uit.
    • Interpreteert de artistieke kwaliteiten van het oorspronkelijke stuk.
    • Bespreekt met artistiek of creatief verantwoordelijken zijn persoonlijke inbreng.
    • Maakt zich vertrouwd met de vereisten van zijn rol(len) in de voorstelling.
    • Gebruikt kantoorsoftware (tekstverwerking, rekenblad ...).
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van cultuurgeschiedenis.
    • Basiskennis van auteursrechtwetgeving.
    • Basiskennis van filmgeschiedenis.
    • Basiskennis tekst- en voorstellingsanalyse.
    • Basiskennis van theatergeschiedenis.
    • Kennis van vakterminologie.
    • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
  • Competentie 8:
    Selecteert de decors, belichting, kostuums ... naargelang het project (thema, tijdperk ...) en het budget
    • Selecteert individueel of in collectief verband locaties, decors, kostuums, licht, geluid … volgens het artistieke concept en in overleg met ontwerpers, technici …
    • Geeft vanuit zijn bijdrage suggesties voor aanpassingen aan decor/setting, techniek en kostuums.
    • Bespreekt de artistieke aspecten (stijl, sfeer …) van technische ontwerpen (licht, geluid, decor …).
    • Houdt rekening met de beschikbare tijd, budgetten en technische beperkingen (zaal, aanwezig materiaal …).
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis scenografie
    • Basiskennis budgetbeheer.
  • Competentie 9:
    Neemt deel aan audities
    • Studeert tekstfragmenten in.
    • Vormt zich een inhoudelijk beeld van personage, scene en handeling.
    • Improviseert.
    • Bewijst zijn kwaliteiten.
    • Beargumenteert zijn kwaliteiten.
    • Geeft tegenspel tijdens audities.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van gebarentechnieken.
    • Basiskennis van technieken voor lichaamsexpressie
    • Basiskennis van stemvormingstechnieken.
    • Basiskennis van uitspraaktechnieken.
  • Competentie 10:
    Memoriseert de inhoud (dialogen, volgorde van scènes, bedrijven ...)
    • Beheerst elementaire memorisatietechnieken (bv. geheugensteuntjes).
    • Memoriseert zijn tekst en de volgorde van scènes en bedrijven.
    • Beheerst concentratietechnieken.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van memorisatietechnieken.
  • Competentie 11:
    Bereidt het lichaam en de stem voor op de nodige vaardigheden inzake lichaam, stem, taal en ruimte
    • Bereidt het lichaam en de stem voor op de repetities, de voorstellingen, de opnames ...
    • Bereidt zich voor op de fysische vereisten van zijn aandeel.
    • Verwerft andere uitdrukkingsvormen in functie van de vereisten van artistieke projecten.
    • Bereidt zich voor op de opname/voorstelling (make-up, kapsel, kledij ...).
    • Gaat veilig en duurzaam om met stem, lichaam en materialen.
    • Bewaakt en onderhoudt systematisch een goede stemhygiëne.
    • Beheerst elementaire ademhalings- en stem(vormings)technieken.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van relaxatietechnieken.
    • Basiskennis van gebarentechnieken.
    • Basiskennis oefeningen om lichaam optimaal voor te bereiden.
    • Basiskennis van technieken voor lichaamsexpressie
    • Basiskennis stemtechnieken.
    • Basiskennis van stemvormingstechnieken.
    • Basiskennis van uitspraaktechnieken.
    • Basiskennis van kapseltechnieken.
    • Basiskennis van make-uptechnieken.
  • Competentie 12:
    Repeteert zijn aandeel in de productie en stelt mogelijke interpretaties voor
    • Interpreteert artistieke beslissingen.
    • Vertolkt artistieke beslissingen.
    • Geeft vorm aan eigen en andermans interpretatie, visie en verbeelding.
    • Communiceert hier op heldere en doordachte wijze over.
    • Zoekt, onderzoekt, improviseert en experimenteert.
    • Stelt zich open en laat zich inspireren.
    • Onderbouwt voor zichzelf artistieke beslissingen of aanpak.
    • Beheerst tekst, stem, houding, gebaar en beweging.
    • Stemt lichaam, stem en uitspraak op elkaar af in functie van de rol.
    • Gaat volledig op in het samenspel en teamwork zonder zijn eigenheid te verliezen.
    • Studeert bewegingen bij de tekst in.
    • Respecteert de verschillende rollen, verantwoordelijkheden en belangen in het creatieproces.
    • Gaat verschillende samenwerkingsverbanden aan.
    • Evalueert repetities en voorstellingen met spelers en medewerkers.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
    • Basiskennis van gebarentechnieken.
    • Basiskennis van technieken voor lichaamsexpressie
    • Basiskennis stemtechnieken.
    • Basiskennis van stemvormingstechnieken.
    • Basiskennis van uitspraaktechnieken.
  • Competentie 13:
    Vertolkt alleen of met medespelers zijn aandeel in de productie voor het publiek
    • Presenteert werk aan een publiek.
    • Manifesteert een persoonlijke aanpak (klemtonen, stijl, visie) in de vertolking van zijn aandeel.
    • Speelt flexibel in op ruimte en omstandigheden.
    • Voert in bepaalde omstandigheden stunts uit.
    • Zet persoonlijke spelkwaliteiten, spelvaardigheden en spelstrategieën in.
    • Speelt in op de reacties van het publiek en de medespelers.
    • Voert snelle kostuumwissels uit.
    • Improviseert wanneer de situatie daarom vraagt.
    • Stuurt bij op aangeven van andere betrokkenen.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van gebarentechnieken.
    • Basiskennis van technieken voor lichaamsexpressie
    • Basiskennis stemtechnieken.
    • Basiskennis van stemvormingstechnieken.
    • Basiskennis van uitspraaktechnieken.
  • Competentie 14:
    Reflecteert over en verbetert de eigen prestatie en/of de groepsprestatie en communiceert hierover
    • Toetst af of de artistieke uitdrukkingsvorm het gewenste effect heeft bereikt.
    • Reflecteert over eigen en andermans praktijk.
    • Reflecteert over de eigen prestatie en/of de groepsprestatie.
    • Stuurt zichzelf bij ten voordele van een gemeenschappelijk resultaat.
    • Stuurt bij op aangeven van andere betrokkenen.
    • Communiceert over de eigen prestatie en/of de groepsprestatie met de creatief verantwoordelijken, de betrokken medewerkers en het publiek.
    • Maakt afspraken met collega’s en betrokken medewerkers.
    • Accepteert feedback.
    • Stelt zich flexibel op.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken
    • Kennis van vakterminologie.
  • Competentie 15:
    Begeleidt de promotie en verspreiding naar de media en het publiek
    • Levert inhoudelijk materiaal aan voor de communicatie over de voorstelling.
    • Geeft informatie over de voorstelling en zijn aandeel erin (uitvoering, inhoud …).
    • Gebruikt sociale/digitale media.
    • Onderhoudt contacten met lokale media, radio en televisie.
    • Past de communicatiestijl aan de doelgroep aan.
    • Geeft interviews.
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van communicatietechnieken

Beschrijving competenties a.d.h.v. de descriptorelementen

Kennis

  • Basiskennis budgetbeheer.
  • Basiskennis ergonomie
  • Basiskennis oefeningen om lichaam optimaal voor te bereiden.
  • Basiskennis scenografie
  • Basiskennis stemtechnieken.
  • Basiskennis tekst- en voorstellingsanalyse.
  • Basiskennis van auteursrechtwetgeving.
  • Basiskennis van communicatietechnieken
  • Basiskennis van cultuurgeschiedenis.
  • Basiskennis van de artistieke terminologie.
  • Basiskennis van filmgeschiedenis.
  • Basiskennis van gebarentechnieken.
  • Basiskennis van grote maatschappelijke en artistieke tendensen.
  • Basiskennis van kapseltechnieken.
  • Basiskennis van make-uptechnieken.
  • Basiskennis van memorisatietechnieken.
  • Basiskennis van relaxatietechnieken.
  • Basiskennis van stemvormingstechnieken.
  • Basiskennis van technieken voor lichaamsexpressie
  • Basiskennis van theatergeschiedenis.
  • Basiskennis van uitspraaktechnieken.
  • Basiskennis van veiligheidsregels
  • Kennis van de creatieprocessen eigen aan de sector.
  • Kennis van de relevante informatiebronnen eigen aan de sector (tijdschriften, websites, steunpunten, conferenties, opleidingen …).
  • Kennis van de verschillende theatrale contexten (de podiumsector, festivals, evenementen, wedstrijden …).
  • Kennis van vakterminologie.

Cognitieve vaardigheden

  • Accepteert feedback.
  • Analyseert basismateriaal.
  • Beargumenteert zijn kwaliteiten.
  • Beheerst concentratietechnieken.
  • Beheerst elementaire memorisatietechnieken (bv. geheugensteuntjes).
  • Bespreekt de artistieke aspecten (stijl, sfeer …) van technische ontwerpen (licht, geluid, decor …).
  • Bespreekt met artistiek of creatief verantwoordelijken zijn persoonlijke inbreng.
  • Bewaakt mee de artistieke visie.
  • Communiceert gepast met alle betrokken actoren.
  • Communiceert hier op heldere en doordachte wijze over.
  • Communiceert over de eigen prestatie en/of de groepsprestatie met de creatief verantwoordelijken, de betrokken medewerkers en het publiek.
  • Draagt bij tot de groepsdynamiek.
  • Enthousiasmeert anderen.
  • Evalueert repetities en voorstellingen met spelers en medewerkers.
  • Gaat om met conflicten.
  • Gaat scheppend, associatief en (re)productief om met intuïties.
  • Gaat verschillende samenwerkingsverbanden aan.
  • Gaat volledig op in het samenspel en teamwork zonder zijn eigenheid te verliezen.
  • Gebruikt kantoorsoftware (tekstverwerking, rekenblad ...).
  • Gebruikt sociale/digitale media.
  • Geeft aanwijzingen.
  • Geeft artistieke aanwijzingen.
  • Geeft informatie over de voorstelling en zijn aandeel erin (uitvoering, inhoud …).
  • Geeft interviews.
  • Geeft vanuit zijn bijdrage suggesties voor aanpassingen aan decor/setting, techniek en kostuums.
  • Handelt conform de visie van de artistiek verantwoordelijke.
  • Heeft oog voor artistieke en culturele praktijken in functie van zijn bijdrage.
  • Heeft oog voor de eigen artistieke ontwikkeling.
  • Heeft oog voor maatschappelijke en artistieke tendensen.
  • Heeft oog voor technieken en technologische trends in relatie tot de eigen werkzaamheden.
  • Houdt rekening met de beschikbare tijd, budgetten en technische beperkingen (zaal, aanwezig materiaal …).
  • Integreert opgedane inzichten in het creatieve proces.
  • Interageert met andere artistieke disciplines.
  • Interageert met betrokken medewerkers (acteurs, regisseur, productiemedewerkers, podiumtechnici, ateliermedewerkers …).
  • Interpreteert artistieke beslissingen.
  • Interpreteert de artistieke kwaliteiten van het oorspronkelijke stuk.
  • Kiest materialen, technieken en methodes.
  • Leert bij en vervolmaakt zich door samen te creëren.
  • Levert inhoudelijk materiaal aan voor de communicatie over de voorstelling.
  • Maakt afspraken met collega’s en betrokken medewerkers.
  • Memoriseert zijn tekst en de volgorde van scènes en bedrijven.
  • Onderbouwt voor zichzelf artistieke beslissingen of aanpak.
  • Onderhoudt contacten met lokale media, radio en televisie.
  • Onderzoekt en verdiept zich in de thematiek van een voorstelling.
  • Ontwikkelt een eigen artistieke taal vanuit persoonlijke en maatschappelijke betrokkenheid.
  • Overlegt over de voorbereiding en uitvoering.
  • Past de communicatiestijl aan de doelgroep aan.
  • Raadpleegt verschillende bronnen, sorteert en selecteert materiaal in functie van een voorstelling.
  • Reflecteert over de eigen praktijk.
  • Reflecteert over de eigen prestatie en/of de groepsprestatie.
  • Reflecteert over eigen en andermans praktijk.
  • Respecteert de inbreng van anderen.
  • Respecteert de verschillende rollen, verantwoordelijkheden en belangen in het creatieproces.
  • Schrijft in collectief verband of individueel een tekst/script voor een theaterstuk, cabaret- of comedyvoorstelling.
  • Selecteert en of bewerkt in collectief verband of individueel de tekst voor een voorstelling en werkt de enscenering uit.
  • Selecteert individueel of in collectief verband locaties, decors, kostuums, licht, geluid … volgens het artistieke concept en in overleg met ontwerpers, technici …
  • Signaleert risico’s.
  • Stelt zich flexibel op.
  • Stelt zich open en laat zich inspireren.
  • Studeert tekstfragmenten in.
  • Stuurt bij op aangeven van andere betrokkenen.
  • Stuurt zichzelf bij ten voordele van een gemeenschappelijk resultaat.
  • Toetst af of de artistieke uitdrukkingsvorm het gewenste effect heeft bereikt.
  • Transformeert waarnemingen en indrukken in artistieke ideeën.
  • Verzamelt basismateriaal.
  • Volgt aanwijzingen op.
  • Vormt zich een globaal beeld van het productieproces en de podiumactiviteit.
  • Vormt zich een inhoudelijk beeld van personage, scene en handeling.
  • Vormt zich een mentaal beeld van zijn aandeel in de voorstelling.
  • Werkt aan een collectieve visie.
  • Werkt aan een persoonlijke visie.
  • Werkt mee aan het groepsbelang.
  • Zet de verbeelding gericht in ter ontwikkeling van een voorstelling.
  • Zoekt, onderzoekt, improviseert en experimenteert.

Probleemoplossende vaardigheden

  • Improviseert.
  • Improviseert wanneer de situatie daarom vraagt.
  • Speelt flexibel in op ruimte en omstandigheden.

Motorische vaardigheden

  • Beheerst elementaire ademhalings- en stem(vormings)technieken.
  • Beheerst tekst, stem, houding, gebaar en beweging.
  • Beleeft de kunstuitvoering samen met anderen.
  • Bereidt het lichaam en de stem voor op de repetities, de voorstellingen, de opnames ...
  • Bereidt zich voor op de fysische vereisten van zijn aandeel.
  • Bereidt zich voor op de opname/voorstelling (make-up, kapsel, kledij ...).
  • Bewaakt en onderhoudt systematisch een goede stemhygiëne.
  • Bewijst zijn kwaliteiten.
  • Doet een eigen inbreng.
  • Gaat veilig en duurzaam om met stem, lichaam en materialen.
  • Gaat veilig om met materiaal, gereedschap, toestellen, apparatuur enz.
  • Geeft tegenspel tijdens audities.
  • Geeft vorm aan eigen en andermans interpretatie, visie en verbeelding.
  • Geeft vorm aan verbeelding.
  • Handelt ergonomisch verantwoord.
  • Hanteert materialen, technieken en methodes.
  • Maakt zich vertrouwd met de vereisten van zijn rol(len) in de voorstelling.
  • Manifesteert een persoonlijke aanpak (klemtonen, stijl, visie) in de vertolking van zijn aandeel.
  • Ontwikkelt de eigen deskundigheid.
  • Presenteert werk aan een publiek.
  • Speelt in op de reacties van het publiek en de medespelers.
  • Stemt lichaam, stem en uitspraak op elkaar af in functie van de rol.
  • Studeert bewegingen bij de tekst in.
  • Vertolkt artistieke beslissingen.
  • Verwerft andere uitdrukkingsvormen in functie van de vereisten van artistieke projecten.
  • Voert in bepaalde omstandigheden stunts uit.
  • Voert snelle kostuumwissels uit.
  • Zet persoonlijke spelkwaliteiten, spelvaardigheden en spelstrategieën in.

Omgevingscontext

  • De kunstbeoefenaar dient rekening te houden met de aanwezigheid van een publiek en werkt soms tussen en met dat publiek.
  • De kunstbeoefenaar is actief binnen de amateurpodiumkunstensector. De omgeving is artistiek/creatief.
  • De kunstbeoefenaar is actief in diverse omgevingen en omstandigheden (thuissfeer, verenigingsleven, private (commerciële) sfeer, publieke ruimte, in een culturele organisatie, via een educatieve aanbieder, onderwijsinstelling ...) zowel binnen als buiten.
  • De kunstbeoefenaar is actief uit liefhebberij.
  • De kunstbeoefenaar werkt meestal in teamverband.
  • Er heersen in veel gevallen strikte deadlines, wat resultaatgerichtheid, stressbestendigheid, concentratie, flexibiliteit en doorzettingsvermogen vraagt.
  • Het artistiek proces bepaalt de volgorde van uitvoering van de verschillende activiteiten.
  • In het algemeen beoefenen amateurkunstenaars hun activiteit vaker ’s avonds, in het weekend en tijdens vakantieperiodes.
  • Kunstbeoefening gebeurt veel in gezinsverband.
  • Men dient rekening te houden met een opgelegde hiërarchie.

Handelingscontext

  • De handelingscontext is afwisselend, vergt enig reflectief handelen.
  • De kunstbeoefenaar heeft bijzondere aandacht voor de (artistieke/creatieve) context van het eindproduct.
  • De kunstbeoefenaar moet oog hebben voor de tevredenheid van het publiek door met zorg, precisie en toewijding te werken.
  • Er is resultaatgerichtheid wat concentratie en nauwkeurigheid vergt.
  • Het functioneren in een groep vraagt een zekere flexibiliteit.
  • Kunstbeoefenaars hebben oog voor esthetiek.
  • Kunstbeoefenaars zijn actief betrokken bij de omgeving en gaan er flexibel mee om.

Autonomie

Is zelfstandig in
  • het creëren van een basisdocument.
  • het deelnemen aan audities.
  • het memoriseren van zijn tekst en de volgorde van scenes en bedrijven.
  • het reflecteren over en het verbeteren van de eigen prestatie en/of groepsprestatie en in de communicatie hierover.
  • het selecteren van decor, belichting, kostuums …
  • het vertolken van artistieke beslissingen.
  • het vertolken van zijn aandeel.
  • het voorbereiden van lichaam en stem voor repetities, voorstellingen en opnames.
Is gebonden aan
  • de beschikbaarheid en de bekwaamheden van de spelers.
  • het beschikbaar budget.
  • het intellectueel eigendomsrecht.
  • zijn visie, de collectieve visie of de visie van de regisseur.
Doet beroep op
  • de medespelers.
  • de regisseur.
  • het artistiek team (decor, kostuum, licht …).
  • informatiebronnen.

Verantwoordelijkheid

  • Begeleidt de promotie en verspreiding naar de media en het publiek
  • Bereidt het lichaam en de stem voor op de nodige vaardigheden inzake lichaam, stem, taal en ruimte
  • Bestudeert/analyseert en/of creërt het basisdocument van een voorstelling
  • Functioneert binnen een groep
  • Memoriseert de inhoud (dialogen, volgorde van scènes, bedrijven ...)
  • Neemt deel aan audities
  • Ontwikkelt artistieke concepten en ideeën
  • Ontwikkelt een eigen artistieke praktijk
  • Reflecteert over en verbetert de eigen prestatie en/of de groepsprestatie en communiceert hierover
  • Repeteert zijn aandeel in de productie en stelt mogelijke interpretaties voor
  • Selecteert de decors, belichting, kostuums ... naargelang het project (thema, tijdperk ...) en het budget
  • Vertolkt alleen of met medespelers zijn aandeel in de productie voor het publiek
  • Werkt met oog voor het eigen welzijn en het welzijn van anderen
  • Werkt samen
  • Zet artistieke concepten en ideeën om in een uitvoerbaar geheel

Attesten en voorwaarden

Wettelijke attesten en voorwaarden

Er zijn geen wettelijke attesten of voorwaarden vereist.