Skip to Main Content
 

Beroepskwalificatie

Medewerker natuurbeheer

 

BK-0344-2
 Dit is de actuele versie van de beroepskwalificatie.

Globaal

Titel

Medewerker natuurbeheer

Deze benaming stemt niet overeen met de benaming in de gehanteerde Competent-fiches A120501: “Medewerker bosbouw(m/v)” (bosontginner, houtvester, bosbeheerder, …), A120201 “Medewerker natuurgebieden“ (Medewerker natuuronderhoud en biodiversiteit, Medewerker onderhoud van natuurgebieden,…) en A120101 “Houthakker snoeier” (boomverzorger, houthakker, snoeier, ...).

De benaming “medewerker natuurbeheer” is echter de gebruikelijke titel in de sector zelf.

Definitie

Voert bos- en natuurbeheer taken volgens opdracht uit teneinde natuurlijke omgevingen en landschappen in stand te houden of te laten ontwikkelen volgens de beheerdoelstellingen.

Niveau (VKS en EQF)

3

Jaar van erkenning

versie 2, 2020

Competenties

Opsomming competenties

  • Competentie 1:
    Werkt op een gezonde, veilige en milieubewuste manier
    • Past de veiligheidsvoorschriften toe
    • Gebruikt materialen, handgereedschap, machines en producten op een veilige manier
    • Vermijdt risico’s voor zichzelf, medewerkers, klanten en andere personen
    • Gebruikt de persoonlijke beschermingsmiddelen op een correcte manier
    • Werkt op een ergonomisch verantwoorde manier
    • Plaatst waarschuwingsborden
    • Plaatst rijplaten indien van toepassing
    • Past hef- en tiltechnieken toe
    • Waarborgt veiligheid en kwaliteit
    • Voert werkzaamheden uit volgens instructie en/of opdracht
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van wet- en regelgeving i.f.v. uit te voeren taken natuurbeheer
    • Kennis van hef- en tiltechnieken
    • Kennis van handgereedschap (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, …)
    • Kennis van machines die courant gebruikt worden in natuurbeheer (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, type brandstof, ….)
    • Kennis van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
    • Kennis van verschillende werkmethoden en werkvolgorde
    • Kennis van veiligheids- en milieuvoorschriften
    • Kennis van materialen en materieel
    • Kennis van weersinvloeden op de activiteiten
  • Competentie 2:
    Neemt kennis van de instructie en/of opdracht
    • Leest/stelt zich op de hoogte van de werkopdracht
    • Handelt in functie van de instructie en/of opdracht
    • Verzamelt de benodigde materialen en materieel op het bedrijf
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van begrijpen van instructies en uitvoeren van de opdracht
    • Basiskennis van lezen van (eenvoudige) plannen
    • Basiskennis van organisatierichtlijnen
    • Kennis van handgereedschap (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, …)
    • Kennis van machines die courant gebruikt worden in natuurbeheer (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, type brandstof, ….)
    • Kennis van materialen en materieel
    • Kennis van weersinvloeden op de activiteiten
  • Competentie 3:
    Helpt mee met het transport van en naar de locatie
    • Zorgt ervoor dat de machines, het materieel, de grondstoffen en de beheerresten, vereist voor de uitvoering van de opdracht, klaarstaan voor het transport naar en van de locatie
    • Helpt met het in- en uitladen van materieel, machines, grondstoffen en beheerresten
    • Laadt het transportvoertuig (vrachtwagen, tractor, bestelwagen,…) correct
    • Zekert en beschermt de lading
    • Benut optimaal de beschikbare ruimte van het transportvoertuig
    • Stockeert op een correcte manier het materieel, de machines en de grondstoffen in het magazijn
    • Helpt met het vervoer van materieel en grondstoffen
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van organisatierichtlijnen
    • Basiskennis van het laden en de zekering van ladingen
    • Kennis van handgereedschap (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, …)
    • Kennis van machines die courant gebruikt worden in natuurbeheer (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, type brandstof, ….)
    • Kennis van veiligheids- en milieuvoorschriften
    • Kennis van materialen en materieel
  • Competentie 4:
    Werkt met courante tuinbouwmachines en/of materieel volgens instructie en/of opdracht
    • Maakt de machines en werktuigen gebruiksklaar en/of past ze aan
    • Hanteert courante tuinbouwmachines op een correcte en veilige manier
    • Zorgt, tijdens de werkzaamheden, dat er geen materiaalverlies is en dat de levensduur van machines en gereedschappen optimaal is
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van handgereedschap (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, …)
    • Kennis van machines die courant gebruikt worden in natuurbeheer (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, type brandstof, ….)
  • Competentie 5:
    Bouwt eigen deskundigheid op
    • Stelt zich op de hoogte van de (verplichte) nascholingen die relevant zijn voor het beroep
    • Volgt aangewezen of relevante nascholingen
    • Integreert nieuwe ervaringen in de dagdagelijkse werksituatie
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van het opleidingsaanbod
    • Kennis van vakterminologie
  • Competentie 6:
    Controleert de eigen werkzaamheden en ruimt op volgens instructie en/of opdracht
    • Ruimt op tijdens en aan het einde van de werkzaamheden
    • Controleert de eigen werkzaamheden, samen met de leidinggevende
    • Rapporteert aan de leidinggevende
    • Meldt en overlegt problemen met de leidinggevende
    • Laat de werkplek opgeruimd en verzorgd achter
    • Meldt gebreken, beschadigingen, afwijkingen en onvoorziene zaken
    • Verwerkt het restmateriaal indien van toepassing
    • Sorteert afval volgens de richtlijnen
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van restmaterialen en het verwerken van restmaterialen
    • Basiskennis van kwaliteitsnormen met betrekking tot de werkzaamheden
    • Kennis van mondeling en schriftelijk rapporteren
    • Kennis van de richtlijnen voor het sorteren van afval
  • Competentie 7:
    Controleert, reinigt en doet basisonderhoud van machines en materieel volgens instructie en/of opdracht
    • Reinigt na gebruik het materieel en de machines
    • Bergt het materieel en de machines op een correcte en veilige manier op
    • Controleert de werking van het materieel en de machines
    • Gaat zorgvuldig met het materieel om en laat het gebruiksklaar achter
    • Meldt problemen aan de technicus of verantwoordelijke
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van mechanisch onderhoud
    • Kennis van handgereedschap (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, …)
    • Kennis van machines die courant gebruikt worden in natuurbeheer (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, type brandstof, ….)
    • Kennis van veiligheids- en milieuvoorschriften
  • Competentie 8:
    Gaat om met derden
    • Gaat respectvol en beleefd om met derden
    • Beantwoordt vragen van derden in een duidelijk begrijpbare taal
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van omgangsvormen met medewerkers, klanten en derden
  • Competentie 9:
    Brengt verslag uit over eigen werkzaamheden
    • Rapporteert mondeling over de voortgang van de uitgevoerde opdrachten
    • Brengt de verantwoordelijke onmiddellijk op de hoogte bij ieder gebrek aan beschermingssystemen en van iedere werksituatie die een gevaar kan vormen voor de veiligheid
    • Meldt defecten die zelf niet kunnen opgelost worden
  • met inbegrip van kennis:
    • Kennis van mondeling en schriftelijk rapporteren
    • Kennis van registratie van de gegevens m.b.t. de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheid
    • Kennis van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
    • Kennis van veiligheids- en milieuvoorschriften
  • Competentie 10:
    Realiseert de functionele inrichting van het gebied en onderhoudt ze volgens instructie en/of opdracht
    • Verwijdert zwerfvuil
    • Verwijdert kleine constructies, verhardingen en afsluitingen
    • Plaatst en onderhoudt afrastering en/of hekwerk ter begrenzing van de percelen
    • Plaatst vangkralen
    • Legt aan- en afvoersystemen voor water (greppels, bevloeiingskanalen, …) aan
    • Plaatst stuwen, dammen, sluisjes, peilbuizen,…
    • Voert eenvoudig herstelwerk uit
    • Meldt beschadigingen, afwijkingen en onvoorziene zaken
    • Gebruikt het meest geschikte materieel en materiaal op een efficiënte en effectieve manier
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van grondwerken
    • Basiskennis van lezen van (eenvoudige) plannen
    • Basiskennis van het gebruik van meet- en waterpasapparatuur
    • Basiskennis van gevolgen van activiteiten natuurbeheer
    • Kennis van handgereedschap (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, …)
    • Kennis van machines die courant gebruikt worden in natuurbeheer (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, type brandstof, ….)
    • Kennis van vakterminologie
    • Kennis van verschillende werkmethoden en werkvolgorde
    • Kennis van het plaatsen en herstellen van kleine beschermingselementen
    • Kennis van het aanleggen en onderhoud van (natuurlijke) aan- en afvoersystemen voor water
    • Kennis van veiligheids- en milieuvoorschriften
    • Kennis van weersinvloeden op de activiteiten
  • Competentie 11:
    Legt de paden en natuureducatieve inrichting aan in een gebied en onderhoudt ze volgens instructie en/of opdracht
    • Legt natuureducatieve inrichting aan (paden, wegwijzer, infoborden, knuppelpaden, kijkwanden, observatiehutten, banken, brugjes, vlonders,…)
    • Legt (half)verhardingen aan en onderhoudt ze
    • Richt (dienst)paden in
    • Onderhoudt verhardingen, wegen en paden
    • Onderhoudt bouwkundige elementen
    • Voert eenvoudig herstelwerk uit
    • Meldt beschadigingen, afwijkingen en onvoorziene zaken
    • Gebruikt het meest geschikte materieel en materiaal op een efficiënte en effectieve manier
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van grondwerken
    • Basiskennis van lezen van (eenvoudige) plannen
    • Basiskennis van kenmerken van biotopen en ecosystemen
    • Basiskennis van gevolgen van activiteiten natuurbeheer
    • Kennis van handgereedschap (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, …)
    • Kennis van machines die courant gebruikt worden in natuurbeheer (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, type brandstof, ….)
    • Kennis van vakterminologie
    • Kennis van verschillende werkmethoden en werkvolgorde
    • Kennis van het plaatsen van functionele en natuureducatieve inrichtingen
    • Kennis van het aanleggen van (half)verhardingen, wegen, (bos)paden
    • Kennis van veiligheids- en milieuvoorschriften
    • Kennis van materialen en materieel
    • Kennis van weersinvloeden op de activiteiten
  • Competentie 12:
    Hanteert technieken en/of producten voor natuurbeheer volgens instructie en/of opdracht
    • Spoort problemen op
    • Past een behandelings- of bestrijdingsmethode toe
    • Meldt de aanwezigheid van invasieve exoten aan de leidinggevende/diensthoofd
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van de verschillende vegetaties, planten en bomen
    • Basiskennis van wet- en regelgeving i.f.v. uit te voeren taken natuurbeheer
    • Basiskennis van organisatierichtlijnen
    • Basiskennis van bestrijdingsmiddelen
    • Basiskennis van behandelings- en bestrijdingsmethodes
    • Kennis van mondeling en schriftelijk rapporteren
    • Kennis van vakterminologie
    • Kennis van weersinvloeden op de activiteiten
  • Competentie 13:
    Onderhoudt vijvers en waterpartijen volgens instructie en/of opdracht
    • Onderhoudt water(partijen), sloten, oevers
    • Schoont de water(partijen) en sloten op
    • Voert kleine herstellingen uit aan taluds en oevers
    • Verwijdert indien nodig, bladeren, planten en plantenresten uit en rond vijver en sloten
    • Onderhoudt aan- en afvoersystemen
    • Meldt de aanwezigheid van invasieve exoten aan de leidinggevende/diensthoofd
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van de verschillende vegetaties, planten en bomen
    • Basiskennis van beheer van vijvers, water(partijen), sloten en oevers
    • Kennis van vakterminologie
    • Kennis van verschillende werkmethoden en werkvolgorde
    • Kennis van het aanleggen en onderhoud van (natuurlijke) aan- en afvoersystemen voor water
  • Competentie 14:
    Plant aan volgens soort en vooraf bepaalde dichtheid (plaatsing, spreiding, bemesting, ...) volgens instructie en/of opdracht
    • Controleert de kwaliteit van het geleverde plantgoed
    • Graaft een plantput volgens het beplantingsplan
    • Maakt de kluit los en knipt het wortelgestel bij indien nodig
    • Zet planten uit overeenkomstig de opdracht
    • Dicht de plantput
    • Snoeit indien nodig bij de aanplant de kroon op en snoeit beschadigde of gebroken takken
    • Plaatst, indien nodig, steunpaal en/of vraatbeveiliging
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van de verschillende vegetaties, planten en bomen
    • Basiskennis van de kenmerken van de bodem en grondsoorten
    • Basiskennis van lezen van (eenvoudige) plannen
    • Basiskennis van kenmerken van biotopen en ecosystemen
    • Basiskennis van gevolgen van activiteiten natuurbeheer
    • Basiskennis van snoeitechnieken
    • Kennis van verschillende plantmethoden
    • Kennis van handgereedschap (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, …)
    • Kennis van het plaatsen en herstellen van kleine beschermingselementen
  • Competentie 15:
    Maait en keert vegetatie en voert deze af volgens instructie en/of opdracht
    • Maait de vegetatie manueel of machinaal
    • Keert en verzamelt de vegetatie manueel en machinaal
    • Perst of raapt het maaisel op
    • Voert de gemaaide of gekeerde vegetatie af
    • Gebruikt het meest geschikte materieel en materiaal op een efficiënte en effectieve manier
    • Gebruikt machines die geen bodemverdichting veroorzaken, met aandacht voor de bodemdruk van de machines en de draagkracht van de bodem
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van de verschillende vegetaties, planten en bomen
    • Basiskennis van restmaterialen en het verwerken van restmaterialen
    • Kennis van handgereedschap (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, …)
    • Kennis van machines die courant gebruikt worden in natuurbeheer (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, type brandstof, ….)
    • Kennis van de richtlijnen voor het sorteren van afval
    • Kennis van maaitechnieken
    • Kennis van veiligheids- en milieuvoorschriften
  • Competentie 16:
    Snoeit volgens boom- en struiksoort en -grootte en gewenste doelstelling volgens instructie en/of opdracht
    • Voert een snoei uit volgens gewenste doelstelling
    • Voert een achterstallige snoei uit (probleemtakken, schade aan takken, …)
    • Voert een vormsnoei uit (knotten, bijsnoeien kroon, …)
    • Verhakselt takken en snoeiafval
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van de verschillende vegetaties, planten en bomen
    • Basiskennis van restmaterialen en het verwerken van restmaterialen
    • Basiskennis van snoeitechnieken
    • Kennis van risico’s
    • Kennis van handgereedschap (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, …)
    • Kennis van machines die courant gebruikt worden in natuurbeheer (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, type brandstof, ….)
    • Kennis van veiligheids- en milieuvoorschriften
  • Competentie 17:
    Past doorkorttechnieken toe met kettingzaag
    • Zorgt voor de eigen veiligheid en die van anderen in de werkzone (PBM, EHBO-kit, risicoanalyse /noodprocedure …)
    • Onderhoudt en controleert de kettingzaag op de algemene conditie, scherpte en veiligheidsvoorzieningen
    • Scherpt de hele ketting
    • Gebruikt aangepaste, veilige doorkorttechnieken met gepast materiaal
    • Zorgt bij het toepassen van doorkorttechnieken voor een correcte lichaamshouding en positie
    • Zet kettingrem steeds op voor verplaatsing of als machine met één hand wordt gelost
    • Kiest en gebruikt de geschikte hulpmiddelen om hout te verplaatsen
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van mechanisch onderhoud
    • Basiskennis van EHBO-technieken
    • Basiskennis van hout onder spanning en de mogelijke gevolgen
    • Basiskennis van wet- en regelgeving i.f.v. uit te voeren taken natuurbeheer
    • Basiskennis van organisatierichtlijnen
    • Basiskennis van restmaterialen en het verwerken van restmaterialen
    • Kennis over bouw en werking van de kettingzaag, de veiligheidsvoorzieningen en het vereiste onderhoud
    • Kennis van de verschillende werkwijzen met correcte houding en zaagtechnieken met een kettingzaag
    • Kennis van het correct gebruik van hulpmiddelen om hout te verplaatsen of vasthangende boom neer te halen
    • Kennis van het onttakken en verzagen van gevelde bomen
    • Kennis van veilig werken met kettingzaag
    • Kennis van risico’s
    • Kennis van verschillende werkmethoden en werkvolgorde
    • Kennis van veiligheids- en milieuvoorschriften
    • Kennis van weersinvloeden op de activiteiten
  • Competentie 18:
    Velt gemarkeerde bomen met stam op velhoogte kleiner dan zaagbladlengte met een kettingzaag
    • Controleert de werkplek en de toestand van de te vellen bomen
    • Zorgt voor de eigen veiligheid en die van anderen in de werkzone (PBM, EHBO-kit, risicoanalyse /noodprocedure …)
    • Bereidt voorafgaand aan de velling de boom voor door het veilig uitvoeren van een stamreiniging
    • Verwijdert, indien nodig, wortelaanzetten
    • Maakt correct een valkerf*, spintsnedes* en velsnede*
    • Behoudt een breuklijst* van niet minder dan 10% van de stamdiameter op velhoogte
    • Velt bomen met stam op velhoogte kleiner dan zaagbladlengte, op een veilige en ergonomische manier
    • Onttakt en kort stam af op een veilige en ergonomische manier
    • Haalt een (vasthangende) boom veilig en ergonomisch neer (keuze werkpositie, gepaste hulpmiddelen, vluchtroute,…)
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van mechanisch onderhoud
    • Basiskennis van EHBO-technieken
    • Basiskennis van hout onder spanning en de mogelijke gevolgen
    • Basiskennis van wet- en regelgeving i.f.v. uit te voeren taken natuurbeheer
    • Basiskennis van organisatierichtlijnen
    • Basiskennis van restmaterialen en het verwerken van restmaterialen
    • Kennis over bouw en werking van de kettingzaag, de veiligheidsvoorzieningen en het vereiste onderhoud
    • Kennis van de verschillende werkwijzen met correcte houding en zaagtechnieken met een kettingzaag
    • Kennis van aangepaste veltechnieken voor bomen met kleinere diameter dan zaagbladlengte (op velhoogte)
    • Kennis van het correct gebruik van hulpmiddelen om hout te verplaatsen of vasthangende boom neer te halen
    • Kennis van het onttakken en verzagen van gevelde bomen
    • Kennis van veilig werken met kettingzaag
    • Kennis van risico’s
    • Kennis van verschillende werkmethoden en werkvolgorde
    • Kennis van veiligheids- en milieuvoorschriften
    • Kennis van weersinvloeden op de activiteiten
* Valkerf: de spie die in de valrichting uit de boom gezaagd wordt
Spintsnede: ondiepe inkeping haaks op de valrichting boven de onderkant van de valkerf en rakend aan de valkerf
Velsnede: horizontale snede in de tegenovergestelde richting van de valkerf tot aan de breuklijst
Breuklijst: stuk in het zaagvlak dat niet doorgezaagd mag worden en dienst doet als scharnierpunt bij het vallen
  • Competentie 19:
    Houdt toezicht op de dieren
    • Controleert de gegevens op het merkteken, de tatoeage,…
    • Merkt op wanneer dieren zich anders gedragen dan gewoonlijk (algemene conditie, ziektebeelden, eetgedrag,…)
    • Rapporteert onregelmatigheden (ziekte van dieren, …) aan de leidinggevende/diensthoofd
    • Voert, indien nodig, een vaccinatie- en ontwormingsschema uit in samenwerking met de dierenarts
    • Assisteert, indien nodig, de dierenarts en andere deskundigen bij specialistische verzorging
    • Houdt zich aan de wetgeving voor dierenwelzijn
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van dieren
    • Basiskennis van technieken voor het benaderen van, het vangen van en het werken met dieren
    • Basiskennis van de wetgeving voor dierenwelzijn
    • Kennis van mondeling en schriftelijk rapporteren
    • Kennis van registratie van de gegevens m.b.t. de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheid
    • Kennis van vakterminologie
  • Competentie 20:
    Voedert de dieren volgens instructie en/of opdracht
    • Bewaakt de kwaliteit van het voeder en het water
    • Geeft dieren voedsel en water volgens hun behoefte en planning
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van het assortiment voederproducten voor dieren
    • Basiskennis van dieren
    • Basiskennis van de wetgeving voor dierenwelzijn
  • Competentie 21:
    Verdeelt de dieren over de stallen of in openlucht volgens instructie en/of opdracht
    • Vangt de dieren op een manier die stress minimaliseert
    • Hergroepeert dieren
    • Gebruikt aangepast materiaal voor de verzorging van dieren
    • Maakt gebruik van hulpmiddelen indien nodig
    • Rapporteert onregelmatigheden aan de leidinggevende/diensthoofd
    • Houdt zich aan de wetgeving voor dierenwelzijn
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van dieren
    • Basiskennis van technieken voor het benaderen van, het vangen van en het werken met dieren
    • Basiskennis van de wetgeving voor dierenwelzijn
    • Kennis van mondeling en schriftelijk rapporteren
    • Kennis van materialen en materieel
  • Competentie 22:
    Reinigt en ontsmet installaties en materieel voor de dieren volgens instructie en/of opdracht
    • Verwijdert mest en afvalstoffen uit stallen en installaties
    • Reinigt de stallen en installaties met water en/of een hogedrukreiniger
    • Gebruikt reinigings- en ontsmettingsproducten volgens de richtlijnen
  • met inbegrip van kennis:
    • Basiskennis van de wetgeving voor dierenwelzijn
    • Basiskennis van hygiënenormen
    • Basiskennis van kwaliteitsnormen met betrekking tot de werkzaamheden
    • Kennis van schoonmaak- en ontsmettingsprocedures en -middelen
    • Kennis van de richtlijnen voor het sorteren van afval

Beschrijving competenties a.d.h.v. de descriptorelementen

Kennis

  • Basiskennis van begrijpen van instructies en uitvoeren van de opdracht
  • Basiskennis van behandelings- en bestrijdingsmethodes
  • Basiskennis van beheer van vijvers, water(partijen), sloten en oevers
  • Basiskennis van bestrijdingsmiddelen
  • Basiskennis van de kenmerken van de bodem en grondsoorten
  • Basiskennis van de verschillende vegetaties, planten en bomen
  • Basiskennis van de wetgeving voor dierenwelzijn
  • Basiskennis van dieren
  • Basiskennis van EHBO-technieken
  • Basiskennis van gevolgen van activiteiten natuurbeheer
  • Basiskennis van grondwerken
  • Basiskennis van het assortiment voederproducten voor dieren
  • Basiskennis van het gebruik van meet- en waterpasapparatuur
  • Basiskennis van het laden en de zekering van ladingen
  • Basiskennis van het opleidingsaanbod
  • Basiskennis van hout onder spanning en de mogelijke gevolgen
  • Basiskennis van hygiënenormen
  • Basiskennis van kenmerken van biotopen en ecosystemen
  • Basiskennis van kwaliteitsnormen met betrekking tot de werkzaamheden
  • Basiskennis van lezen van (eenvoudige) plannen
  • Basiskennis van mechanisch onderhoud
  • Basiskennis van omgangsvormen met medewerkers, klanten en derden
  • Basiskennis van organisatierichtlijnen
  • Basiskennis van restmaterialen en het verwerken van restmaterialen
  • Basiskennis van snoeitechnieken
  • Basiskennis van technieken voor het benaderen van, het vangen van en het werken met dieren
  • Basiskennis van wet- en regelgeving i.f.v. uit te voeren taken natuurbeheer
  • Kennis over bouw en werking van de kettingzaag, de veiligheidsvoorzieningen en het vereiste onderhoud
  • Kennis van aangepaste veltechnieken voor bomen met kleinere diameter dan zaagbladlengte (op velhoogte)
  • Kennis van de richtlijnen voor het sorteren van afval
  • Kennis van de verschillende werkwijzen met correcte houding en zaagtechnieken met een kettingzaag
  • Kennis van handgereedschap (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, …)
  • Kennis van hef- en tiltechnieken
  • Kennis van het aanleggen en onderhoud van (natuurlijke) aan- en afvoersystemen voor water
  • Kennis van het aanleggen van (half)verhardingen, wegen, (bos)paden
  • Kennis van het correct gebruik van hulpmiddelen om hout te verplaatsen of vasthangende boom neer te halen
  • Kennis van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
  • Kennis van het onttakken en verzagen van gevelde bomen
  • Kennis van het plaatsen en herstellen van kleine beschermingselementen
  • Kennis van het plaatsen van functionele en natuureducatieve inrichtingen
  • Kennis van maaitechnieken
  • Kennis van machines die courant gebruikt worden in natuurbeheer (naam, gebruik, onderhoud, gevaren, type brandstof, ….)
  • Kennis van materialen en materieel
  • Kennis van mondeling en schriftelijk rapporteren
  • Kennis van registratie van de gegevens m.b.t. de eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheid
  • Kennis van risico’s
  • Kennis van schoonmaak- en ontsmettingsprocedures en -middelen
  • Kennis van vakterminologie
  • Kennis van veilig werken met kettingzaag
  • Kennis van veiligheids- en milieuvoorschriften
  • Kennis van verschillende plantmethoden
  • Kennis van verschillende werkmethoden en werkvolgorde
  • Kennis van weersinvloeden op de activiteiten

Cognitieve vaardigheden

  • Beantwoordt vragen van derden in een duidelijk begrijpbare taal
  • Benut optimaal de beschikbare ruimte van het transportvoertuig
  • Bewaakt de kwaliteit van het voeder en het water
  • Controleert de eigen werkzaamheden, samen met de leidinggevende
  • Controleert de gegevens op het merkteken, de tatoeage,…
  • Controleert de kwaliteit van het geleverde plantgoed
  • Controleert de werking van het materieel en de machines
  • Controleert de werkplek en de toestand van de te vellen bomen
  • Gaat respectvol en beleefd om met derden
  • Gaat zorgvuldig met het materieel om en laat het gebruiksklaar achter
  • Gebruikt de persoonlijke beschermingsmiddelen op een correcte manier
  • Handelt in functie van de instructie en/of opdracht
  • Houdt zich aan de wetgeving voor dierenwelzijn
  • Integreert nieuwe ervaringen in de dagdagelijkse werksituatie
  • Leest/stelt zich op de hoogte van de werkopdracht
  • Maakt de machines en werktuigen gebruiksklaar en/of past ze aan
  • Past de veiligheidsvoorschriften toe
  • Rapporteert aan de leidinggevende
  • Rapporteert mondeling over de voortgang van de uitgevoerde opdrachten
  • Stelt zich op de hoogte van de (verplichte) nascholingen die relevant zijn voor het beroep
  • Verzamelt de benodigde materialen en materieel op het bedrijf
  • Volgt aangewezen of relevante nascholingen
  • Waarborgt veiligheid en kwaliteit
  • Werkt op een ergonomisch verantwoorde manier
  • Zekert en beschermt de lading
  • Zorgt bij het toepassen van doorkorttechnieken voor een correcte lichaamshouding en positie
  • Zorgt ervoor dat de machines, het materieel, de grondstoffen en de beheerresten, vereist voor de uitvoering van de opdracht, klaarstaan voor het transport naar en van de locatie
  • Zorgt, tijdens de werkzaamheden, dat er geen materiaalverlies is en dat de levensduur van machines en gereedschappen optimaal is
  • Zorgt voor de eigen veiligheid en die van anderen in de werkzone (PBM, EHBO-kit, risicoanalyse /noodprocedure …)

Probleemoplossende vaardigheden

  • Brengt de verantwoordelijke onmiddellijk op de hoogte bij ieder gebrek aan beschermingssystemen en van iedere werksituatie die een gevaar kan vormen voor de veiligheid
  • Meldt beschadigingen, afwijkingen en onvoorziene zaken
  • Meldt de aanwezigheid van invasieve exoten aan de leidinggevende/diensthoofd
  • Meldt defecten die zelf niet kunnen opgelost worden
  • Meldt en overlegt problemen met de leidinggevende
  • Meldt gebreken, beschadigingen, afwijkingen en onvoorziene zaken
  • Meldt problemen aan de technicus of verantwoordelijke
  • Merkt op wanneer dieren zich anders gedragen dan gewoonlijk (algemene conditie, ziektebeelden, eetgedrag,…)
  • Rapporteert onregelmatigheden (ziekte van dieren, …) aan de leidinggevende/diensthoofd
  • Spoort problemen op
  • Vermijdt risico’s voor zichzelf, medewerkers, klanten en andere personen
  • Voert, indien nodig, een vaccinatie- en ontwormingsschema uit in samenwerking met de dierenarts

Motorische vaardigheden

  • Assisteert, indien nodig, de dierenarts en andere deskundigen bij specialistische verzorging
  • Behoudt een breuklijst* van niet minder dan 10% van de stamdiameter op velhoogte
  • Bereidt voorafgaand aan de velling de boom voor door het veilig uitvoeren van een stamreiniging
  • Bergt het materieel en de machines op een correcte en veilige manier op
  • Dicht de plantput
  • Gebruikt aangepast materiaal voor de verzorging van dieren
  • Gebruikt aangepaste, veilige doorkorttechnieken met gepast materiaal
  • Gebruikt het meest geschikte materieel en materiaal op een efficiënte en effectieve manier
  • Gebruikt machines die geen bodemverdichting veroorzaken, met aandacht voor de bodemdruk van de machines en de draagkracht van de bodem
  • Gebruikt materialen, handgereedschap, machines en producten op een veilige manier
  • Gebruikt reinigings- en ontsmettingsproducten volgens de richtlijnen
  • Geeft dieren voedsel en water volgens hun behoefte en planning
  • Graaft een plantput volgens het beplantingsplan
  • Haalt een (vasthangende) boom veilig en ergonomisch neer (keuze werkpositie, gepaste hulpmiddelen, vluchtroute,…)
  • Hanteert courante tuinbouwmachines op een correcte en veilige manier
  • Helpt met het in- en uitladen van materieel, machines, grondstoffen en beheerresten
  • Helpt met het vervoer van materieel en grondstoffen
  • Hergroepeert dieren
  • Keert en verzamelt de vegetatie manueel en machinaal
  • Kiest en gebruikt de geschikte hulpmiddelen om hout te verplaatsen
  • Laadt het transportvoertuig (vrachtwagen, tractor, bestelwagen,…) correct
  • Laat de werkplek opgeruimd en verzorgd achter
  • Legt aan- en afvoersystemen voor water (greppels, bevloeiingskanalen, …) aan
  • Legt (half)verhardingen aan en onderhoudt ze
  • Legt natuureducatieve inrichting aan (paden, wegwijzer, infoborden, knuppelpaden, kijkwanden, observatiehutten, banken, brugjes, vlonders,…)
  • Maait de vegetatie manueel of machinaal
  • Maakt correct een valkerf*, spintsnedes* en velsnede*
  • Maakt de kluit los en knipt het wortelgestel bij indien nodig
  • Maakt gebruik van hulpmiddelen indien nodig
  • Onderhoudt aan- en afvoersystemen
  • Onderhoudt bouwkundige elementen
  • Onderhoudt en controleert de kettingzaag op de algemene conditie, scherpte en veiligheidsvoorzieningen
  • Onderhoudt verhardingen, wegen en paden
  • Onderhoudt water(partijen), sloten, oevers
  • Onttakt en kort stam af op een veilige en ergonomische manier
  • Past een behandelings- of bestrijdingsmethode toe
  • Past hef- en tiltechnieken toe
  • Perst of raapt het maaisel op
  • Plaatst en onderhoudt afrastering en/of hekwerk ter begrenzing van de percelen
  • Plaatst, indien nodig, steunpaal en/of vraatbeveiliging
  • Plaatst rijplaten indien van toepassing
  • Plaatst stuwen, dammen, sluisjes, peilbuizen,…
  • Plaatst vangkralen
  • Plaatst waarschuwingsborden
  • Reinigt de stallen en installaties met water en/of een hogedrukreiniger
  • Reinigt na gebruik het materieel en de machines
  • Richt (dienst)paden in
  • Ruimt op tijdens en aan het einde van de werkzaamheden
  • Scherpt de hele ketting
  • Schoont de water(partijen) en sloten op
  • Snoeit indien nodig bij de aanplant de kroon op en snoeit beschadigde of gebroken takken
  • Sorteert afval volgens de richtlijnen
  • Stockeert op een correcte manier het materieel, de machines en de grondstoffen in het magazijn
  • Vangt de dieren op een manier die stress minimaliseert
  • Velt bomen met stam op velhoogte kleiner dan zaagbladlengte, op een veilige en ergonomische manier
  • Verhakselt takken en snoeiafval
  • Verwerkt het restmateriaal indien van toepassing
  • Verwijdert indien nodig, bladeren, planten en plantenresten uit en rond vijver en sloten
  • Verwijdert, indien nodig, wortelaanzetten
  • Verwijdert kleine constructies, verhardingen en afsluitingen
  • Verwijdert mest en afvalstoffen uit stallen en installaties
  • Verwijdert zwerfvuil
  • Voert de gemaaide of gekeerde vegetatie af
  • Voert een achterstallige snoei uit (probleemtakken, schade aan takken, …)
  • Voert een snoei uit volgens gewenste doelstelling
  • Voert een vormsnoei uit (knotten, bijsnoeien kroon, …)
  • Voert eenvoudig herstelwerk uit
  • Voert kleine herstellingen uit aan taluds en oevers
  • Voert werkzaamheden uit volgens instructie en/of opdracht
  • Zet kettingrem steeds op voor verplaatsing of als machine met één hand wordt gelost
  • Zet planten uit overeenkomstig de opdracht

Omgevingscontext

  • De beroepsuitoefening kent seizoensgebonden arbeid omdat sommige werkzaamheden op bepaalde momenten moeilijk of niet kunnen uitgevoerd worden.
  • De medewerker natuurbeheer heeft te maken met wisselende toestand van bodems.
  • De medewerker natuurbeheer werkt in natuurgebieden, bossen en groene zones.
  • De medewerker natuurbeheer werkt zijn/haar taken af binnen de vooropgestelde tijd en volgens de planning.
  • De medewerker natuurbeheer wordt blootgesteld aan wisselende weersomstandigheden.
  • De weersomstandigheden hebben een invloed op de werkuren en -dagen. Tijdens bepaalde weersomstandigheden kan het werk niet worden aangevat of moet het werk worden gestopt (weerverlet). De medewerker natuurbeheer moet hierop flexibel kunnen inspelen.
  • De werkzaamheden worden uitgevoerd op verschillende locaties buiten de onderneming/organisatie: de medewerker natuurbeheer werkt dus steeds in een wisselende omgeving.
  • Het beroep houdt verplaatsingen in: de werkzaamheden worden meestal op locatie uitgevoerd.
  • Het beroep kan het werken op een auto- of voetgangersweg inhouden (bermen).
  • Het beroep kan het werken volgens het levensritme van de dieren inhouden.
  • Het beroep kan tijdens weekends, op feestdagen of ’s nachts uitgeoefend worden.
  • Het beroep varieert naargelang het type interventie, de graad van automatisering van de uitrustingen, de kenmerken van het gebied (oppervlakte, grootte, ...) en de seizoenen.
  • Het beroep wordt in open lucht of in leefruimtes voor dieren uitgeoefend.

Handelingscontext

  • De activiteit omvat een grote diversiteit aan werkzaamheden.
  • De activiteit vraagt volgehouden aandacht bij het vellen van bomen.
  • De invulling van dit beroep verschilt volgens de werkwijze, de grootte van het bedrijf, de diersoort(en).
  • De medewerker natuurbeheer communiceert op een duidelijke manier met collega’s, klanten en verantwoordelijke/natuurbeheerder.
  • De medewerker natuurbeheer heeft aandacht voor de kwaliteit van de geleverde werkzaamheden, door een verhoogd verantwoordelijkheidsgevoel, de juiste werkhouding en gedrag. Hij/zij moet de werken ook binnen de vooropgestelde tijd/planning uitvoeren.
  • De medewerker natuurbeheer is beleefd in omgang met klanten, vrijwilligers, publiek, opdrachtgevers en collega’s.
  • De medewerker natuurbeheer is verantwoordelijk voor het eigen materiaal.
  • De medewerker natuurbeheer kan samenwerken met vrijwilligers.
  • De medewerker natuurbeheer moet met verschillende machines, apparaten en gereedschappen kunnen werken/omgaan op een correcte en veilige manier om risico’s te vermijden (voor zichzelf, collega’s, vrijwilligers, klanten en publiek).
  • De medewerker natuurbeheer werkt alleen of in teamverband.
  • De medewerker natuurbeheer werkt volgens de instructies en de werkopdrachten van de verantwoordelijke/natuurbeheerder.
  • De medewerker natuurbeheer zal in bepaalde omstandigheden zijn/haar werkzaamheden volledig moeten afwerken, zelfs wanneer de gebruikelijke arbeidsduur overschreven werd.
  • De werkzaamheden zijn deels routinematig of repetitief van aard: tijdens bepaalde periodes moeten dezelfde specifieke activiteiten uitgevoerd worden gedurende meerdere dagen en/of weken na elkaar.
  • Gezien de medewerker natuurbeheer vaak in een gebukte houding werkzaamheden verricht en/of zware voorwerpen/lasten moet dragen is ergonomisch verantwoord werken verplicht.
  • Het beroep kan het werken met zeer risicovolle machines en gereedschappen inhouden (kettingzaag, …).
  • Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen (gehoorbescherming, bril, veiligheidsschoenen, veiligheidsjas, veiligheidsharnas…) kan verplicht zijn.
  • Het werkterrein is echter breed, zodat de aard en de omvang van de werkzaamheden sterk kunnen verschillen.
  • Hij/zij vermijdt beschadiging van machines en materieel.
  • Soms wordt er op moeilijk bereikbare plaatsen gewerkt.
  • Tijdens de uitvoering van zijn/haar taken heeft de medewerker natuurbeheer aandacht voor en houdt rekening met de natuur, veiligheid, milieu en klanten, vrijwilligers en/of publiek.

Autonomie

Is zelfstandig in
  • het uitvoeren van de ontvangen opdracht
Is gebonden aan
  • de volgorde van de werkzaamheden binnen het kader van de opdracht
  • de werkopdracht, de planning en de instructies van de verantwoordelijke/natuurbeheerder
  • de wet- en regelgeving qua natuur en milieu
Doet beroep op
  • collega’s
  • verantwoordelijke/natuurbeheerder voor de opdracht

Verantwoordelijkheid

  • Controleert de eigen werkzaamheden en ruimt op volgens instructie en/of opdracht
  • Helpt mee met het transport van en naar de locatie
  • Neemt kennis van de instructie en/of opdracht
  • Werkt met courante tuinbouwmachines en/of materieel volgens instructie en/of opdracht

Attesten en voorwaarden

Wettelijke attesten en voorwaarden

Er zijn geen wettelijke attesten of voorwaarden vereist.

Bijkomende attesten

  • European Chainsaw Certificate: ECC1 en ECC2
  • Fytolicentie p1 zoals bepaald in KB van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen