In de volgende tabellen vind je wat je voor elke leerinhoud moet kennen en wat je moet kunnen op het examen om te bewijzen dat je dat kan. Hieronder vind je een korte omschrijving van de acht leerinhouden.
Voor leerinhoud 'de wereldkaart en de landschappen’, leer je je situeren op een wereldkaart. Je leert de landschappen gevormd door de verschillende klimaten kennen en herkennen.
Voor leerinhoud 'de aantrekkelijke landschappen en toerisme’, zal je een aantal toeristische aantrekkingsfactoren leren herkennen. Je leert de positieve en negatieve gevolgen van het toerisme.
Voor leerinhoud 'de verschillende agrarische regio's’, leer je de agrarische landschappen herkennen en de grote landbouwsystemen in de wereld verklaren.
Voor leerinhoud 'de demografische situaties in de wereld’, leer je de bevolkingsevolutie analyseren en verklaren. Je maakt kennis met enkele grote bevolkingsproblemen in de wereld.
Voor leerinhoud 'de spanningen en ecologische problemen binnen regio's’, leer je de spanningen en waterschaarste begrijpen in de Arabische wereld. Je leer de ecologische problemen van het tropisch regenwoud doorgronden.
Voor leerinhoud 'de verschillen in industriële regio's’, leer je een industrieregio en zijn lokalisatiefactoren herkennen. Je bestudeert de verschillende industrieregio's in Noord-Amerika en in de nieuwe industrielanden.
Voor leerinhoud 'de verstedelijking’, leer je de verstedelijking en de stedelijke problemen in Zuid-Amerika begrijpen en verklaren. Je leert de verstedelijking herkennen in de rest van de wereld.
Voor leerinhoud 'een aardrijkskundig onderzoek’, leer je een eenvoudig aardrijkskundig verschijnsel beschrijven, analyseren, eigen standpunten formuleren en voor te stellen op basis van informatie en beeldmateriaal ontvangen op het examen.
Voor elk van deze acht leerinhouden moet je op het examen aantonen dat je de volgende vaardigheden beheerst:
- landschappen aan de hand van beeldmateriaal en kaartstudie beschrijven, herkennen en ontleden;
- je oriënteren;
- aardrijkskundige kaarten gebruiken om plaatsen en gegevens op te zoeken, te lokaliseren en te situeren;
- actuele informatie uit bronnenmateriaal zoals beeldmateriaal, schema's, tabellen, diagrammen, grafieken, kaarten, cartoons, toeristische folders, beelden, klimatogrammen gebruiken om actuele aardrijkskundige problemen te verklaren;
- met de meest efficiënte zoekmethode in een atlas kaarten, aardrijkskundige elementen en plaatsen opzoeken en lokaliseren;
- aardrijkskundige vragen beantwoorden op basis van een onderzoek door het selecteren, analyseren en interpreteren van aardrijkskundige informatie;
- de aardrijkskundige kennis en inzichten toepassen op de actualiteit.
Als we in de leerinhouden 'beeldmateriaal' vermelden, kan dit betekenen: foto's, tekeningen, beelden, cartoons, kaarten, filmfragmenten, diagrammen, grafieken, klimatogrammen, leeftijdshistogrammen, tabellen, voedselrozen
Verderop vind je concrete leermiddelen die je zeker zullen helpen om je kennis van deze leerinhouden onder de knie te krijgen via zelfstudie.