Skip to Main Content

Vakfiche handelseconomie 2 tso

Geldig van 01 januari 2020 tot en met 31 december 2020
 

content

Studierichting

Geen studierichtingen gevonden

Referentiekader

ReferentiekaderOpmerking
LeerplannenGO! 2006/128 VVKSO D/2005/0279/015 OVSG O/2/2008/141

Waarom leer je dit vak?

Via het vak Handelseconomie krijg je inzicht in de maatschappij vanuit een specifieke invalshoek.
Je maakt er kennis met de verschillende deelnemers aan het marktgebeuren: de bedrijven, de gezinnen, de overheid, de financiële instellingen en het buitenland.
 

 

Toon meer
Toon minder

Deze partijen worden eerst gesitueerd in een economisch kringloopmodel. Je moet dit kringloopmodel kunnen hanteren en er de verschillende spelers in situeren. Alle economische activiteiten ontstaan uit de behoeften van die spelers en hun zoektocht naar de juiste middelen om die behoeften te bevredigen.

Je moet inzicht verwerven in de ondernemingen door deze te bestuderen op basis van de volgende indeling:

  • bedrijfskolommen
  • sectoren
  • grote en kleine ondernemingen
  • eenmanszaken en vennootschappen
 

Verder moet je je kennis over de handel en de handelaar verdiepen vanuit

  • de functies van de handel en
  • de verschillende indelingen in de handel.
 

Handel betekent kopen en verkopen. Je moet dus de verschillende stappen in het koop-verkoopproces kennen en inzicht verwerven in de documenten die uit dat proces ontstaan. Kopen en verkopen gaan bovendien natuurlijk gepaard met betalen en innen. Dat is reden waarom je je kennis over enkele courant gebruikte betalingstechnieken, documenten en -bewijzen moet verdiepen.

Vaak zijn de eigen middelen ontoereikend om alle behoeften te bevredigen. Dan kunnen gezinnen en bedrijven beroep doen op kredieten. Je bestudeert daarom enkele veel voorkomende kredieten. Tegelijk moet je als kredietnemer ook beducht zijn voor de valkuilen van kredieten. Daarom moet je inzicht verwerven in het doel en de inhoud van de wet op het consumentenkrediet.

Zowel gezinnen als bedrijven lopen, door hun activiteiten, verschillende risico's waaruit schade kan ontstaan. Om zich in te dekken tegen de financiële gevolgen van die schadegevallen, kunnen zij zich verzekeren. Vertrekkend vanuit je eigen leefwereld verdiep je je kennis over enkele nuttige verzekeringsvormen en hun toepassingsgebied.

In een apart deel bestudeer je de gezinnen, als belangrijke deelnemer aan het economisch leven. Je moet er antwoorden kunnen geven op enkele cruciale vragen. Welke inkomens verwerven de gezinnen uit diverse bronnen? Wat doen zij met die inkomens? Op welke wijze wordt de koopkracht van de gezinnen beïnvloed?

Gezinnen en bedrijven gedragen zich als vragers en aanbieders van goederen, diensten, arbeid, geld en kapitaal. Daarom moet je je kennis over de verschillende markten waarop zij handelen, verdiepen: de goederen- en dienstenmarkt, de arbeidsmarkt en de geld- en kapitaalmarkt.

Je moet eveneens inzicht verwerven in de rol van de overheid bij het economisch gebeuren en meer specifiek de rol van de Vlaamse overheid.

Tenslotte wordt ook het buitenland betrokken bij het economisch gebeuren. Je zal je kennis over de werking van de wisselmarkt moeten verdiepen. Bovendien moet je via de analyse van statistieken inzicht verwerven in het belang van de internationale handel, de Europese Unie en de eurozone voor de Belgische economie.

In handelseconomie leer je de maatschappelijke fenomenen begrijpen vanuit een theoretische achtergrond. Om dit vak onder de knie te krijgen, volg je de dagelijkse economische nieuwsberichten. Bekijk de leerinhouden niet los van de realiteit maar koppel voortdurend terug naar de actualiteit. In het examen zal je immers vaak casussen krijgen in de vorm van actuele krantenartikels, statistieken of situatieschetsen waarin je antwoorden moet zoeken op vragen over een bepaald economisch gebeuren.

Wat moet je leren?

Basisbegrippen

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

economie: begrip

dit begrip definiëren en toelichten

de behoefte

  • het begrip behoefte
  • de indeling van behoeften
    • levensnoodzakelijke behoeften
    • niet-levensnoodzakelijke behoeften

dit begrip definiëren, toelichten en illustreren

het onderscheid tussen levensnoodzakelijke en niet-levensnoodzakelijke behoeften beschrijven en illustreren

deze behoeften herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de goederen en diensten

  • economische en niet-economische goederen en diensten
  • gebruiks- en verbruiksgoederen

het onderscheid tussen economische en niet-economische goederen beschrijven en illustreren

het onderscheid tussen gebruiks- en verbruiksgoederen beschrijven en illustreren

deze goederen en diensten herkennen, benoemen en toelichten op basis van een casus

de schaarste: begrip

dit begrip beschrijven en illustreren

dit begrip afleiden uit gegeven voorbeelden

produceren en consumeren: begrippen

deze begrippen beschrijven en illustreren

deze begrippen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de productiefactoren: natuur, arbeid en kapitaal

deze productiefactoren beschrijven en illustreren

deze productiefactoren herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

Economische kringloop

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de verschillende huishoudingen in de economische kringloop:

  • gezinnen
  • bedrijven
  • financiële instellingen
  • overheid
  • buitenland

deze verschillende huishoudingen beschrijven en illustreren

deze verschillende huishoudingen situeren in de economische kringloop

de onderlinge verbanden tussen de huishoudingen

  • de goederen- en dienstenstromen
  • de geldstromen

in een gegeven economische kringloop de goederen- en dienstenstromen en geldstromen benoemen en illustreren

in de economische kringloop gegeven voorbeelden van geld- en goederenstromen onderbrengen en toelichten

Ondernemingen en bedrijven

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het onderscheid tussen onderneming en bedrijf

deze begrippen beschrijven en illustreren

dit onderscheid herkennen, benoemen en beschrijven op basis van een gegeven casus

de bedrijfskolom

  • het begrip bedrijfskolom
  • de stappen in de bedrijfskolom
  • de toegevoegde waarde
  • de belasting over de toegevoegde waarde (btw): begrip en principe

het begrip bedrijfskolom beschrijven en illustreren

de verschillende stappen die een product aflegt om tot bij de consument te komen, beschrijven

de verschillende stappen die een product aflegt tot bij de consument in een bedrijfskolom ordenen

verklaren waarom de consument geen deel uitmaakt van de bedrijfskolom

een bedrijfskolom opstellen op basis van een gegeven casus

het begrip toegevoegde waarde definiëren, toelichten en illustreren

de toegevoegde waarde voor elke stap uit de bedrijfskolom afleiden

de totale toegevoegde waarde afleiden uit de bedrijfskolom

btw voluit schrijven

het begrip btw definiëren

aan de hand van een bedrijfskolom het principe van de btw toelichten

verklaren aan de hand van een bedrijfskolom wie de btw betaalt en wie de btw draagt

de indeling van de ondernemingen in sectoren:

  • de primaire sector
  • de secundaire sector
  • de tertiaire sector
  • de quartaire sector

de verschillende sectoren beschrijven en illustreren

gegeven voorbeelden van bedrijven onderbrengen in de juiste sector op basis van hun output

de sectoren benoemen waartoe bedrijven in een bedrijfskolom behoren

relevante informatie over de sectoren in België afleiden uit statistieken van de FOD Economie

de profit en non-profit sector

  • de begrippen profit en non-profit sector
  • het belang van de non-profit sector

deze begrippen beschrijven, toelichten en illustreren

het onderscheid tussen de profit en non profit sector beschrijven en toelichten

gegeven voorbeelden van ondernemingen indelen bij de profit of de non-profitsector

het belang van de non-profit sector beschrijven en toelichten

de indeling van ondernemingen

  • volgens grootte:
    • kleine onderneming
    • grote onderneming
    • voor- en nadelen van de kleine en de grote onderneming
    • het begrip schaalvoordelen

 

  • volgens het aandeel van bepaalde productiefactoren:
    • arbeidsintensief bedrijf
    • kapitaalsintensief bedrijf

 

  • volgens de ondernemingsvorm:
    • eenmanszaak
    • vennootschap
    • het onderscheid tussen de eenmanszaak en de vennootschap op basis van volgende criteria: formaliteiten bij de oprichting, het belastingstelsel, de aansprakelijkheid van de ondernemer, het aantrekken van vermogen en de continuïteit van de onderneming

het onderscheid tussen de kleine en de grote onderneming beschrijven en toelichten

uit een gegeven voorbeeld de voor- en nadelen van een kleine en een grote onderneming afleiden
het begrip schaalvoordelen herkennen, benoemen, beschrijven en toelichten

het onderscheid tussen een arbeidsintensieve en een kapitaalsintensieve onderneming beschrijven en toelichten

arbeidsintensieve en kapitaalsintensieve bedrijven herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de ondernemingsvormen eenmanszaak en vennootschap beschrijven, toelichten en illustreren

het onderscheid tussen deze ondernemingsvormen beschrijven en toelichten op basis van de genoemde  criteria

de stakeholders van de onderneming

dit begrip beschrijven, toelichten en illustreren

de stakeholders van een onderneming herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

duurzaam ondernemen:

  • het begrip duurzaam ondernemen
  • de pijlers van duurzaam ondernemen: partnership, prosperity, people, planet en peace

dit begrip beschrijven en toelichten

deze pijlers herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

afleiden en motiveren of een onderneming duurzaam werkt op basis van een gegeven casus

Handel en handelaar

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de begrippen handel en handelaar

deze begrippen beschrijven, toelichten en illustreren

de functies van de handel: het beschikbaar stellen van producten

  • op het juiste ogenblik
  • op de juiste plaats
  • in de gewenste kwaliteit
  • in de juiste hoeveelheid

de functies van de handel opsommen, beschrijven en illustreren

de functies van de handel herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

verschillende indelingen van handel: begrippen, kenmerken en voorbeelden

  • groothandel en kleinhandel
  • collecterende en distribuerende handel
  • binnenlandse en buitenlandse handel
  • intracommunautaire levering, intracommunautaire verwerving, invoer en uitvoer
  • doorvoerhandel en veredelingsverkeer

deze begrippen beschrijven, toelichten en illustreren

deze verschillende soorten handel herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

eerlijke handel – fair trade:

  • het begrip eerlijke handel
  • het belang van eerlijke handel

dit begrip beschrijven, toelichten en illustreren

dit belang beschrijven en toelichten

Koop- en verkoopproces

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de stappen in het koop- en verkoopproces en de bijhorende documenten:

  • prijsaanvraag
  • prijsofferte (bestek)
  • bestelbon
  • leveringsbon (zendnota)
  • factuur
  • creditnota
  • klachtenbrief

de opeenvolgende stappen in het koop- en verkoopproces opsommen en ordenen

het doel van deze verschillende stappen in het koop- en verkoopproces beschrijven en toelichten

de bijhorende documenten herkennen, benoemen en toelichten

de verschillende documenten ordenen binnen het koop- en verkoopproces

een bestelbon invullen op basis van een prijsofferte

een eenvoudige factuur opmaken en berekenen aan de hand van een gegeven bestelbon

de verkoopsvoorwaarden:

  • handelskorting
  • financiële korting
  • betaling op termijn
  • contante betaling
  • cash betalen
  • incoterms: begrip en belang
    • af magazijn
    • franco thuis

deze begrippen definiëren en illustreren

de verkoopsvoorwaarden herkennen en benoemen op basis van een gegeven casus

de verkoopsvoorwaarden afleiden uit een bestelbon

het onderscheid herkennen, benoemen en beschrijven tussen handelskorting en financiële korting in een gegeven factuur

het onderscheid beschrijven en illustreren tussen contant en cash betalen

het onderscheid beschrijven en illustreren tussen contante betaling en betaling op termijn

het begrip incoterms beschrijven en illustreren

het belang van incoterms  beschrijven en toelichten

de incoterms af magazijn en franco thuis herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

Betalen en innen

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het onderscheid tussen de rechtstreekse en de onrechtstreekse betaling

deze begrippen beschrijven, toelichten en illustreren

afleiden en motiveren of het gaat om een rechtstreekse of onrechtstreekse betaling op basis van een gegeven casus

de bewijzen van rechtstreekse betaling:

  • kwijting
  • kwitantie
  • ontvangstbewijs

deze betalingsbewijzen opsommen en beschrijven

deze betalingsbewijzen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de onrechtstreekse betaling

  • rol van de financiële instellingen bij de onrechtstreekse betalingen
  • zicht- en de spaarrekening
    • begrippen zicht- en de spaarrekening het onderscheid tussen beide
    • belang van de zicht- en de spaarrekening

de rol van de financiële instellingen beschrijven en toelichten

de begrippen zicht- en spaarrekening beschrijven en toelichten

het onderscheid tussen de zicht- en de spaarrekening herkennen, beschrijven en toelichten
het belang van de zicht- en spaarrekening beschrijven en toelichten

het rekeninguittreksel met aandacht voor

  • het rekeningnummer
  • het debet- of creditsaldo
  • de debet- of creditrente
  • de verrichtings- en valutadata
  • de bewijskracht

deze begrippen beschrijven en toelichten

relevante informatie afleiden uit een gegeven rekeninguittreksel

de bewijskracht van het rekeninguittreksel beschrijven, toelichten en illustreren

betalingstechnieken

  • storting
  • overschrijving
  • bankcheque
  • domiciliëring
  • doorlopende opdracht
  • elektronische betaling met debetkaart
  • elektronische betaling met kredietkaart
  • e-banking

deze begrippen beschrijven, toelichten en illustreren

deze betalingstechnieken herkennen, benoemen en toelichten op basis  van een gegeven casus

de meest geschikte betalingstechniek afleiden en je keuze motiveren op basis van een gegeven casus

het onderscheid beschrijven en illustreren tussen een domiciliëring en een doorlopende opdracht

het onderscheid beschrijven en illustreren tussen een debetkaart en een kredietkaart

alternatieve betaalvormen en nieuwe tendensen

  • maaltijdcheque
  • opleidingscheque
  • sport- en cultuurcheque
  • eco-cheque
  • betaal-app
  • nieuwe tendensen zoals de herlaadbare betaalkaarten

deze alternatieve betaalvormen beschrijven, toelichten en illustreren

deze betaalvormen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

nieuwe tendensen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven artikel

Krediet

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het krediet:

  • begrippen
    • krediet
    • kredietgever en –nemer
  • rol van de financiële instellingen en handelaars bij kredietverlening
  • belang van het krediet voor de particulier
  • rangschikking van kredieten volgens hun looptijd

de begrippen krediet, kredietgever en -nemer beschrijven, toelichten en illustreren

de rol van de financiële instellingen en handelaars beschrijven en toelichten

het belang van het krediet voor de particulier beschrijven, toelichten en illustreren

de kredieten ordenen volgens hun looptijd in korte en lange termijnkredieten

kredieten op korte termijn

  • kaskrediet
  • kasfaciliteit
  • leverancierskrediet
  • kredietopening

deze kredietvormen beschrijven en toelichten

deze kredietvormen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de meest geschikte kredietvorm aanduiden en motiveren op basis van een gegeven casus

de voor- en nadelen van deze kredietvormen opsommen en toelichten

het onderscheid beschrijven en toelichten tussen het kaskrediet en de kasfaciliteit

beschrijven en toelichten hoe je met een debet- en kredietkaart krediet opneemt

kredieten op lange termijn

  • lening op afbetaling
  • verkoop op afbetaling
  • persoonlijke lening
  • hypothecaire lening
  • investeringskrediet
  • leasing met de begrippen leasingnemer en -gever, voorwerp van leasing, termijn, aankoopoptie, termijnbetaling

deze kredietvormen beschrijven en toelichten

deze kredietvormen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de meest geschikte kredietvorm aanduiden en motiveren op basis van een gegeven casus

de voor- en nadelen van deze kredietvormen opsommen en toelichten

deze begrippen in verband met leasing herkennen, benoemen en beschrijven op basis van een casus

de intrest

  • het begrip intrest
  • berekening van enkelvoudige intrest op een kaskrediet of spaarrekening
  • vergelijking van intrestlasten voor enkele kredietvormen
  • jaarlijks kostenpercentage (JKP)

het begrip intrest definiëren en illustreren

de verschuldigde intrest voor een kaskrediet of een spaarrekening berekenen met de enkelvoudige intrestformule

intrestlasten opzoeken, vergelijken en beoordelen op basis van een gegeven casus

het begrip JKP definiëren

het JKP met eenvoudige berekeningen afleiden uit een gegeven voorbeeld

het JKP van enkele kredietvormen opzoeken, vergelijken en beoordelen op basis van een gegeven casus

veiligheid bij het opnemen van krediet

  • aandachtspunten voor de kredietnemer:
    • terugbetalingsplicht
    • financiële draagkracht
    • waarborgen

 

  • bescherming van de kredietnemer door de wet op het consumentenkrediet

de begrippen terugbetalingsplicht, financiële draagkracht en waarborgen beschrijven, toelichten en illustreren

de verplichtingen van de kredietnemer beschrijven en toelichten op basis van een gegeven casus

het risico van een krediet voor de kredietnemer herkennen, beschrijven en toelichten op basis van een gegeven casus

het doel van de wet op het consumentenkrediet beschrijven en toelichten

de rechten en plichten van de kredietnemer afleiden uit een gegeven casus met behulp van uittreksels uit de wet op het consumentenkrediet

Verzekeringen

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de courante begrippen :

  • verzekeraar
  • verzekeringnemer
  • verzekerde
  • begunstigde
  • risico, premie
  • vrijstelling
  • polis
  • schade

deze begrippen definiëren en illustreren

de verschillende begrippen herkennen, benoemen en beschrijven op basis van een gegeven casus

het belang van een verzekering voor de verzekeringsnemer beschrijven

de onderdelen en partijen herkennen en benoemen in een gegeven verzekeringspolis met de juiste vaktermen

de verplichting van de verzekeringsnemer herkennen en benoemen in een gegeven verzekeringspolis

de verplichting van de verzekeraar herkennen en benoemen in een gegeven verzekeringspolis

soorten van verzekeringen:

  • courante verzekeringen zoals
    burgerlijke aansprakelijkheid, autoverzekering, brandverzekering, arbeidsongevallenverzekering, omniumverzekering, schuldsaldoverzekering, familiale verzekering, hospitalisatieverzekering
  • verplichte en niet verplichte verzekeringen

deze verzekeringen herkennen, benoemen en beschrijven op basis van een gegeven casus

beschrijven welke risico’s de opgesomde verzekeringen dekken

aanduiden welke verzekeringen wettelijk verplicht zijn en welke niet op basis van een gegeven casus

Gezinnen

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de voornaamste bronnen van inkomsten van gezinnen:

  • arbeid
  • kapitaal
  • sociale vergoedingen
  • toevallige inkomsten

deze bronnen van inkomsten opsommen, beschrijven en illustreren

het inkomen uit arbeid als zelfstandige of als werknemer

  • de begrippen zelfstandige en werknemer
  • het onderscheid tussen een zelfstandige en een werknemer
  • de vergoeding van de werknemer en de zelfstandige

de begrippen zelfstandige en werknemer beschrijven en illustreren

het onderscheid herkennen, beschrijven en illustreren tussen een zelfstandige en een werknemer

de vergoeding van arbeid als werknemer benoemen en toelichten

de vergoeding van arbeid als zelfstandige benoemen en toelichten

het loon van de werknemer

  • elementen van het loon en de loonberekening: brutoloon, rsz-bijdrage, belastbaar loon, bedrijfsvoorheffing, nettoloon, patronale bijdrage en totale loonkost
  • loonberekening
  • de begrippen nominaal en reëel loon

deze elementen van het loon en de loonberekening herkennen, benoemen en beschrijven op basis van een casus

de voornaamste inhoudingen op het brutoloon opsommen en verklaren

een eenvoudige loonberekening maken en toelichten op basis van een gegeven casus

de begrippen nominaal en reëel loon beschrijven en illustreren

het verschil tussen nominaal en reëel loon herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

inkomen uit kapitaal

  • rente uit kasbons en obligaties
  • dividend uit aandelen
  • huur uit onroerende eigendom
  • pacht uit verhuring van gronden

deze beleggingsvormen beschrijven en illustreren

de juiste opbrengstbenaming benoemen bij elke beleggingsvorm

deze inkomsten uit kapitaal herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

inkomen uit sociale vergoedingen

  • sectoren van de sociale zekerheid:
    • rust- en overlevingspensioenen
    • werkloosheid
    • arbeidsongevallenverzekering
    • beroepsziekteverzekering
    • gezinsbijslag of kinderbijslag
    • verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en invaliditeitsuitkeringen
    • jaarlijkse vakantiegeld voor arbeiders
  • vervangingsinkomen of aanvullend inkomen
    • begrippen
    • belang
    • onderscheid

deze sectoren van de sociale zekerheid opsommen en toelichten

deze begrippen in verband met de sociale zekerheidssectoren beschrijven en illustreren

de begrippen vervangings- en aanvullend inkomen beschrijven en illustreren

het belang van het vervangings- en aanvullend inkomen beschrijven en toelichten

het verschil tussen een vervangingsinkomen en een aanvullend inkomen herkennen, benoemen en toelichten

vervangings- of aanvullende inkomsten herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

toevallige inkomsten

toevallige inkomsten herkennen en benoemen op basis van een gegeven casus

bestedingen door de gezinnen

  • consumptie
  • sparen
  • belastingen

de drie belangrijkste manieren van inkomensbesteding opsommen, toelichten en illustreren

consumptie

dit begrip definiëren en illustreren

sparen en beleggen:

  • de begrippen sparen en beleggen
  • keuze van een spaar- of beleggingsvorm op basis van volgende criteria:
    • termijn
    • zekerheid
    • rendement
    • soepelheid
    • ethisch verantwoord

de begrippen sparen en beleggen beschrijven en illustreren

enkele bepalende factoren bij de keuze van beleggingsvormen opsommen en toelichten

een geschikte vorm van belegging of sparen kiezen en motiveren op basis van gegeven criteria in een gegeven casus

belastingen:

  • doel
  • directe en indirecte belastingen

het doel van de belastingen beschrijven en toelichten

het onderscheid definiëren tussen directe en indirecte belastingen

voorbeelden van belastingen rangschikken als directe of indirecte

Markt

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

markt en marktprijs:

  • de markt
  • de vraag
  • het aanbod
  • de marktprijs en het marktmechanisme: de wet van vraag en aanbod

de begrippen markt, vraag, aanbod en marktprijs benoemen en definiëren

de vraagcurve benoemen in een grafiek

de prijs en de hoeveelheid aflezen voor één punt op de vraagcurve

de vraag grafisch voorstellen op basis van cijfergegevens

de aanbodcurve benoemen in een grafiek

de prijs en de hoeveelheid aflezen voor één punt op de aanbodcurve

het aanbod grafisch voorstellen op basis van cijfergegevens

de marktprijs bepalen, grafisch en in woorden bij een gegeven vraag en aanbod

verklaren dat de marktprijs een evenwichtsprijs is

verklaren wanneer er een vraagoverschot of aanbodtekort op de markt ontstaat

verklaren wanneer er een aanbodoverschot of vraagtekort op de markt ontstaat

een vraag- of aanbodoverschot aanduiden op een grafiek

de wet van vraag en aanbod beschrijven, grafisch illustreren en toelichten

marktsoorten:

  • goederen- en dienstenmarkt
  • arbeidsmarkt
  • geld- en kapitaalmarkt
  • de goederen- en dienstenmarkt en de arbeidsmarkt in de economische kringloop

de vragers en aanbieders op de verschillende markten benoemen en illustreren

benoemen wat er verhandeld wordt op de verschillende markten

de juiste benaming geven van de prijs (prijs, loon, intrest) die op de verschillende markten tot stand komt

de goederen- en dienstenmarkt en de arbeidsmarkt situeren in de economische kringloop

internationale markten:

  • het buitenland in de economische kringloop
  • België en zijn internationale handel
  • wisselmarkt en wisselkoers

de begrippen buitenland, internationale handel, wisselmarkt en wisselkoers beschrijven en illustreren

het buitenland situeren in de economische kringloop

het belang afleiden van de internationale handel voor België en haar regio’s op basis van gegeven statistieken

de prijs benoemen en toelichten die tot stand komt op de wisselmarkt

de veranderingen van de wisselkoers afleiden en motiveren op basis van een gegeven casus

wisselkoersen aflezen uit een koerstabel

bedragen in verschillende valuta omzetten naar een andere munteenheid aan de hand van een wisselkoerstabel

de Europese Unie en de eurozone

de begrippen Europese Unie en eurozone definiëren

het belang beschrijven van de eurozone voor de handel

Overheid

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de Vlaamse en federale overheid:

  • situering
  • taken
  • begroting
  • te financieren saldo
  • overheidsschuld

de begrippen begroting, te financieren saldo en overheidsschuld herkennen en benoemen en toelichten

enkele belangrijke taken benoemen van de Vlaamse en van de federale overheid

het begrip overheidsbegroting definiëren en toelichten

relevante informatie afleiden uit een gegeven, vereenvoudigde, Vlaamse begroting

het begrip ‘te financieren saldo’ definiëren

het begrip overheidsschuld definiëren

het te financieren saldo en de overheidsschuld afleiden en motiveren uit statistieken van de Vlaamse en federale overheid

situering van de overheid in de economische kringloop

de overheid situeren in de economische kringloop

Welke opdracht moet je uitvoeren?

Dit vak heeft geen opdrachten

Welke bijlagen heb je nodig?

Dit vak heeft geen bijlagen

Hoe verloopt het examen?

90 minuten voor examens vanaf 01-01-2020 tot 31-12-2020
Het examen Handelseconomie is een digitaal examen. Vraag je je af hoe een digitaal examen verloopt? De uitleg over onze digitale examens, de instructies en heel wat voorbeeldvragen vind je op http://examencommissiesecundaironderwijs.be/examens
/
Kladpapier Balpen Digitale rekenmachine op computer
Het digitaal examen bestaat uit gesloten en open vragen. Er zijn verschillende vraagtypes: invulvragen, sleepvragen, dropdownvragen, meerkeuzevragen. Er is geen giscorrectie. Elk vraagtype heeft zijn eigen instructiezin, die duidelijk aangeeft wat je precies moet doen. Het is belangrijk dat je de verschillende vraagtypes vooraf inoefent. Op de website vind je de voorbeeldvragen die je kan uitproberen. Uiteraard is dit geen echt examen: de bedoeling is dat je de techniek van de digitale vraagtypes in de vingers krijgt.

Hoe beoordelen we het examen?

Voor de gesloten vragen: • moet je het juiste antwoord aanduiden om punten te scoren, • naargelang het vraagtype kan je voor een gedeeltelijk juist antwoord soms ook punten scoren, • is er geen giscorrectie. Voor open vragen bekijken de correctoren of je antwoord • de juiste economische begrippen bevat, • ondubbelzinnig is en de juiste inhoud bevat, • duidelijk gestructureerd is. De begrippen die vermeld staan in de tabellen met de leerinhouden moet je • correct kunnen benoemen bijvoorbeeld: “primaire sector” is correct, maar “eerste sector” is niet correct; • correct kunnen gebruiken; bijvoorbeeld: de handtekening en datering op een factuur als bewijs van betaling is een "kwijting" en geen "ontvangstbewijs"; • correct kunnen schrijven, bijvoorbeeld: “consumptie” is correct maar “konsumptie” is niet correct.

15 %

Basisbegrippen en economische kringloop

15 %

Ondernemingen en bedrijven

5 %

Handel en handelaar

10 %

Koop- en verkoopproces

10 %

Betalen en innen

10 %

Krediet

5 %

Verzekeringen

10 %

Gezinnen

15 %

Markt

5 %

Overheid

VAKVERHOUDING
handelseconomie 2 tso40 (01-01-2000-31-12-2999)
boekhouden 2 tso40 (01-01-2000-31-12-2999)
kantoortechnieken 2 tso20 (01-01-2000-31-12-2999)

Met welk materiaal bereid je je voor?

Je moet zelf op zoek naar leermiddelen om je examen voor te bereiden. De Examencommissie stelt zelf geen leermiddelen ter beschikking. Je kan ze kopen in een (online) boekhandel of ontlenen en raadplegen in een bibliotheek. De bibliotheken van de lerarenopleiding aan de universiteit of de hogeschool bieden heel wat leermiddelen aan.
Bij elke nieuwe editie van de vakfiche actualiseren we deze bibliografie. Toch is het best mogelijk dat bepaalde werken niet meer verkrijgbaar zijn of dat nieuwe werken die al op de markt zijn nog niet zijn opgenomen. Ook websites veranderen al eens van naam of worden aangepast. Als je niet onmiddellijk op de juiste website terechtkomt, kan je die proberen te vinden via een goede zoekmachine.
We maken bewust een selectie van leermiddelen die ons op dit ogenblik het meest aangewezen lijken om je voor te bereiden op onze examens. Zo willen we je helpen om je studie efficiënter aan te pakken. Je kan echter ook andere werken of cursussen gebruiken bij je voorbereiding op het examen.
Hieronder staan enkele handboeken die vaak gebruikt worden in het secundair onderwijs. Ze bieden je voldoende ondersteuning om de leerstof zelfstandig te verwerken. We verwijzen naar websites of andere uitgaven die je ook kunnen helpen bij je voorbereiding.

Methode
Uitgeverij
Gegevens

Optimum 2.1 en 2.2 - Handelseconomie (voor 2de graad aso en tso)

Let op: dit is een leerwerkboek

VAN IN

www.vanin.be

Tel: 03 432 95 02
secundair.onderwijs@vanin.be

Handelwijs 2

Let op: dit is een leerwerkboek

VAN IN

www.vanin.be

Tel: 03 432 95 02
secundair.onderwijs@vanin.be

De H@ndel en wij

Plantyn

www.plantyn.com

Plantyn
The Link 2
Posthofbrug 6-8, bus 3
2600 Berchem
Tel: 0800 99 084
service@plantyn.com

Economie Online

Let op: dit is een leerwerkboek

Plantyn

www.plantyn.com

Plantyn
The Link 2
Posthofbrug 6-8, bus 3
2600 Berchem
Tel: 0800 99 084
service@plantyn.com

Economix 3 Leerwerkboek

Economix 4 Leerwerkboek

Pelckmans

www.pelckmans.be

Brasschaatsteenweg 308
2920 Kalmhout
Tel: 03 660 27 00
uitgeverij@pelckmans.be

Titel 1
Titel 2

http://economie.fgov.be/nl/consument/duurzame_economie/#.WNEZkU0zVD8

https://www.mvovlaanderen.be/

Duurzame economie en ontwikkeling

Kenniscentrum duurzaam ondernemen

http://www.omoo.be/starter_handelsdocumenten.htm

Handelsdocumenten: sjablonen

http://economie.fgov.be/nl/consument/consumentenkrediet/#.WNEZEE0zVD8

Wet  op het consumentenkrediet

http://nl.wikipedia.org/wiki/Eurozone

De euro en de eurozone

http://socialsecurity.belgium.be/nl/publicaties/alles-wat-je-altijd-al-wilde-weten-over-de-sociale-zekerheid

Brochure van de federale overheid over organisatie van de Belgische sociale zekerheid

http://economie.fgov.be/nl/binaries/syllabus_basiskennis_bedrijfsbeheer_tcm325-193281.pdf

Basiscursus Bedrijfsbeheer van de overheid

http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/leven_onderneming/oprichting/Demarches_entreprendre/statut_juridique/#.WNEdAk0zVD8

Website van de federale overheid: een juridisch statuut kiezen, eenmanszaak of vennootschap

Belangrijkste kenmerken van een eenmanszaak en van een vennootschap

http://www.vlaio.be/artikel/stap-1-kies-de-geschikte-ondernemingsvorm

Informatie over het starten van een bedrijf: keuze van de ondernemingsvorm

http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/economie/ondernemingen/structurele_onderneming_stat/ 

Structuur van de Belgische economie: statistieken, toegevoegde waarde, sectorgroepen

/