Skip to Main Content

Vakfiche Nederlands schriftelijk 3 aso

Geldig van 01 januari 2024 tot en met 31 december 2024
 

content

Studierichting

3e graad aso
  • Economie-Moderne Talen
  • Economie-Wetenschappen
  • Economie-Wiskunde
  • Humane Wetenschappen
  • Latijn-Moderne Talen
  • Latijn-Wetenschappen
  • Latijn-Wiskunde
  • Moderne Talen-Wetenschappen
  • Moderne Talen-Wiskunde
  • Wetenschappen-Wiskunde

Referentiekader

ReferentiekaderOpmerking
Eindtermenhttp://eindtermen.vlaanderen.be/index.htm

Waarom leer je dit vak?

Een brede beheersing van het Nederlands maakt het mogelijk om optimaal te functioneren en te participeren in onze maatschappij en jezelf te ontplooien. Zij is een belangrijke sleutel tot maatschappelijk succes op het vlak van scholing en arbeid. Hoe doeltreffender je kan communiceren in het Nederlands, hoe meer deuren voor je opengaan.

Daarom moet je rekening houden met de context: afhankelijk van de communicatiesituatie worden boodschappen anders geformuleerd. Om doeltreffend te communiceren, moet je daarom een boodschap kunnen begrijpen vanuit een bepaalde context en kunnen overbrengen in functie van een bepaalde context en een bepaald publiek. Hoe beter je daarop inspeelt en je taal daarop afstemt, hoe doeltreffender je communiceert. Eenzelfde boodschap - bijvoorbeeld dat je iets niet weet - formuleer je inderdaad op een andere manier voor vrienden dan voor een onbekende volwassene die aan een infobalie werkt.

Om je genuanceerd uit te kunnen drukken moet je niet alleen je woordenschat en je kennis van de grammatica voldoende ontwikkelen. Je moet ook je taal verzorgen en gebruikmaken van de beleefdheidsconventies, alledaagse omgangsvormen en uitdrukkingen die eigen zijn aan het Nederlands.

Er zijn globaal vier communicatiesituaties waarin je bewust moet kunnen inspelen op je publiek. Je doet iets...

  • ... in de privésfeer.

  • ... als lid van de samenleving.

  • ... voor je opleiding.

  • ... voor je werk.

Toon meer
Toon minder

Wat moet je leren?

In de volgende tabellen vind je wat je voor elke leerinhoud moet kunnen en wat je moet doen op het examen om te bewijzen dat je dat kan. In de eerste tabellen staan de leerinhouden zelf, in de volgende tabellen staan enkele concrete voorbeelden. Die voorbeelden zijn geen volledig overzicht. Ze zijn enkel bedoeld om je een beter idee te geven van de teksttypes die op het examen aan bod kunnen komen. Voor de literaire competentie nemen we maar één tabel op.

Om de verschillende vaardigheden voldoende te ontwikkelen moet je ook bewust nadenken over je taalgebruik en het taalsysteem. Welke strategieën ga je gebruiken om zo goed mogelijk te lezen, luisteren, schrijven en spreken? Onder de tabellen geven we je verschillende tips.

Verderop vind je concrete leermiddelen die je kunnen helpen om de leerinhouden onder de knie te krijgen.

Luisteren en lezen

Je moet boodschappen kunnen begrijpen zowel uit geschreven teksten (bijv. een krantenartikel) als uit gesproken teksten (bijv. een reclamespot). Deze teksten richten zich vooral tot volwassenen. Ze kunnen uit verschillende bronnen komen en verwijzen naar verschillende culturen.  

Voor luisteren kan je zowel audiofragmenten als videofragmenten krijgen op het examen.

Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?

begrijpen

het onderwerp van een tekst bepalen

de hoofdgedachte van een tekst weergeven

de gedachtegang van een tekst volgen

relevante informatie uit een tekst selecteren

de tekststructuur en -samenhang herkennen

analyseren en structureren  

de inhoud van een tekst op een overzichtelijke manier ordenen

vergelijken en evalueren

een oordeel vormen over een tekst

De volgende tabel geeft een paar concrete voorbeelden van gesproken en geschreven teksten in een bepaalde communicatiesituatie die je moet kunnen begrijpen. Dit is geen volledige opsomming, enkel een illustratie.

Je beluistert of leest een tekst...
voorbeelden van gesproken teksten
voorbeelden van geschreven teksten

in de privésfeer.

een fragment uit een interview

een trailer van een film

een liedje

een artikel in een populair wetenschappelijk tijdschrift

een recensie van concert

een fragment uit een roman

als lid van de samenleving.

een reclamespot

een opsporingsbericht

een opiniestuk uit een krant

een interview over een actueel maatschappelijk onderwerp

voor je opleiding.

instructies voor het afleggen van het rijexamen

een brief van een onderwijsinstantie over studiefinanciering

een uitnodiging voor een stage

een (job)advertentie

voor je werk

een vaktechnische presentatie waarin de voor- en nadelen van een nieuw product worden beschreven

een onderhandelingsgesprek waarin een contract voor een dienst wordt voorbereid

instructies voor het onderhoud van een apparaat of machine

een overzichtstabel van de opties bij de verschillende modellen van een bepaald automerk

Strategieën

Als je een tekst grondig wil begrijpen, zal je een aantal strategieën moeten beheersen.

Voor je een tekst beluistert of leest, is het belangrijk dat je je afvraagt wat je al weet over het onderwerp van de tekst en de tekstsoort. Denk ook na over de zender van de tekst, en vraag je af voor wie de tekst bedoeld is.

Daarna neem je best aandachtig de vragen door. Zo bereid je je goed voor op je luister- of leestaak omdat je dan bewust de geschikte luister- of leesstrategie kan toepassen om te antwoorden op de vragen.

Als je bepaalde passages niet zo goed begrijpt, kan je proberen om gebruik te maken van eventuele visuele ondersteuning zoals beelden bij een luisterfragment of een tekening bij een leestekst. Ze kunnen je veel informatie geven.

Als er woorden zijn die je niet begrijpt, kan je proberen om hun betekenis af te leiden uit de context, je voorkennis of uit de manier waarop een woord is gevormd. Misschien is het een afleiding of een samenstelling. Soms kan je ook gebruik maken van je kennis van vreemde talen. Woorden die je niet begrijpt en die echt noodzakelijk zijn voor een goed tekstbegrip kan je tijdens het examen opzoeken in dit digitaal woordenboek: http://www.vandale.nl/.

Schrijven en spreken

Je moet een boodschap die bestemd is voor volwassenen, doeltreffend kunnen overbrengen. Zowel voor spreken als voor schrijven moet je daarbij kunnen communiceren in formele en informele situaties. Het spreekt voor zich dat je je taalgebruik afstemt op die situaties en telkens de gepaste omgangsvormen en beleefdheidsformules gebruikt. Daarnaast is het belangrijk dat je je tekst logisch opbouwt, en dat je steeds voor ogen houdt wat het doel van de opdracht is.

Voor schrijven doe je dat in de vorm van een formulier, een vragenlijst, een mededeling, een brief of e-mail, een uitnodiging, … Uiteraard verzorg je je taal, spelling en lay-out.

Het spreekt voor zich dat je enkel Standaardnederlands spreekt en bij alle gesprekken gepaste omgangsvormen en beleefdheidsformules gebruikt.

Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?

beschrijven

informatie geven en vragen

instructies geven

uitnodigen of oproepen om deel te nemen aan een activiteit

iets of iemand beschrijven

een spontane mening of reactie geven of beschrijven

echte of verzonnen situaties, gebeurtenissen, ervaringen en interesses beschrijven

vertellen

vertellen over je dromen, verwachtingen en ambities

presenteren

informatie presenteren

echte of verzonnen situaties, gebeurtenissen, ervaringen en interesses presenteren

uitleggen

gevoelens uitdrukken

zaken uitleggen en toelichten

rapporteren

verslag uitbrengen

argumenteren

gevoelens of een waardering toelichten

een standpunt verwoorden met argumenten en voorbeelden

De volgende tabel geeft een paar concrete voorbeelden van opdrachten die je moet kunnen uitvoeren in een bepaalde communicatiesituatie. Dit is geen volledige opsomming, enkel een illustratie.

Je beluistert of leest een tekst...
voorbeelden van gesproken teksten
voorbeelden van geschreven teksten

in de privésfeer.

motiveren waarom je voor een bepaalde reisbestemming hebt gekozen

een klachtenbrief schrijven over een slecht werkend apparaat

als lid van de samenleving.

een filmpje waarin je oproept om organen te doneren

een e-mail schrijven met een uitnodiging om deel te nemen aan een liefdadigheidsactie

een opiniestuk schrijven voor een kwaliteitskrant

voor je opleiding.

je waardering uitspreken voor je stagebegeleider

een mail opstellen waarin je je vraag om van studierichting te veranderen motiveert

een mail sturen om meer tijd te vragen om een opdracht af te werken

voor je werk

een presentatie geven van de resultaten van een onderzoek dat je gevoerd hebt

een pleidooi houden voor een andere aanpak van het werk

een sollicitatiebrief en cv opstellen

een begeleidende tekst bij een grafiek of een tabel schrijven

een handleiding voor het gebruik van een Facebook-account maken

Strategieën

Als je doeltreffend wil communiceren, zal je een aantal strategieën moeten beheersen.

Om je spreek- of schrijfopdracht voor te bereiden, lees je eerst goed de opdracht om precies te weten wat je moet doen en hoe je daarbij moet inspelen op de communicatiesituatie. Is die formeel of informeel? Pas je taalgebruik aan je publiek aan: de luisteraar of lezer voor wie je tekst bedoeld is.

Probeer eerst een spreek- of schrijfplan te maken om je ideeën te ordenen. Ze geven je houvast om je opdracht beter uit te voeren. Maak daarbij gebruik van sleutelwoorden.

Verzorg bewust je zinsbouw: maak correct gebruik van verschillende soorten zinnen (mededelende, vragende en gebiedende zin) en zorg voor voldoende variatie (hoofdzinnen en bijzinnen, enkelvoudige en samengestelde zinnen…). Denk ook goed na over de woorden die je gebruikt (de betekenis, de gevoelswaarde, figuurlijk taalgebruik) en probeer ook hier voor afwisseling te zorgen.

Soms zal je misschien even vastzitten en niet goed weten hoe je iets best formuleert om je doel te bereiken. Laat je dan niet ontmoedigen en blijf je concentreren op je taak.

Vergeet ook niet dat je bij het spreken gebruik kan maken van lichaamstaal om je boodschap beter over te brengen of te ondersteunen.

Maak voor schrijfopdrachten eerst een kladversie. Lees die goed na om na te gaan of je je doel op deze manier doeltreffend kan bereiken. Je kan kiezen of je die kladversie eerst op papier of onmiddellijk op je computer maakt. Je mag tijdens het schriftelijk examen dit digitale woordenboek gebruiken: http://www.vandale.nl/. Je mag ook deze spellingcontrole gebruiken: http://www.spelling.nu/

Gesprekken voeren

Je moet een face-to-facegesprek of een telefonisch gesprek met een volwassene kunnen beginnen, aan de gang houden en afsluiten. Je moet dus zelf het gesprek kunnen leiden en de examinator in het gesprek betrekken.

Het spreekt voor zich dat je enkel Standaardnederlands spreekt en bij alle gesprekken gepaste omgangsvormen en beleefdheidsformules gebruikt.

Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?

informele gesprekken voeren

een spontane mening of voorkeur geven en op een spontane mening of voorkeur van anderen reageren

een waardering en gevoelens uiten en op een waardering en gevoelens van anderen reageren

een discussie voeren over een algemeen onderwerp

zaken regelen

voorstellen doen en op voorstellen reageren

je mening geven en voorstellen doen

  • om problemen op te lossen en/of
  • praktische beslissingen te nemen

 

je uit de slag trekken in alledaagse situaties

een klacht uiten en opvolgen

reageren op een klacht en een klacht doorgeven

onderhandelen

informatie uitwisselen

informatie geven en vragen

aanwijzingen en instructies vragen en opvolgen

een sollicitatiegesprek voeren

De volgende tabel geeft een paar concrete voorbeelden van gesprekken die je moet kunnen voeren in een bepaalde communicatiesituatie. Dit is geen volledige opsomming, enkel een illustratie.

Je voert een gesprek...
een gesprek waarin je...

in de privésfeer.

een klacht formuleert over een recente aankoop

als lid van de samenleving.

een discussie voert over een actueel politiek thema

een inlichting vraagt aan een loketbediende van het gemeentehuis

voor je opleiding.

met je stagebegeleider je stageverslag bespreekt

de schooldirectie om inlichtingen vraagt over de inschrijvingsvoorwaarden

voor je werk.

met je baas van gedachten wisselt over de te hoge werkdruk in het bedrijf

met je baas onderhandelt over loonopslag

Strategieën

Je gesprek bereid je op dezelfde manier voor als je opdracht(en) voor spreken. Je zal een aantal strategieën moeten beheersen. Lees eerst goed de opdracht om precies te weten wat je moet doen en hoe je daarbij moet inspelen op de communicatiesituatie. Is die formeel of informeel? Pas je taalgebruik aan aan je gesprekspartner en aan de situatie.

Soms kan je de indruk hebben dat je gesprekspartner jou niet begrijpt. Je kan dan gedeeltelijk herhalen wat je net hebt gezegd om na te gaan of je gesprekspartner je volgt. Eventueel kan je ook proberen om je boodschap op een andere manier te formuleren.

Zorg dat je goed luistert naar wat je gesprekspartner zegt en laat hem of haar ook uitspreken. Probeer altijd in te spelen op wat je gesprekspartner zegt zodat er een echte interactie ontstaat. Toon interesse in en respect voor je gesprekspartner.

Vergeet ook niet dat je bij het spreken gebruik kan maken van lichaamstaal om je boodschap beter over te brengen of te ondersteunen. Ook moet je tijdens het gesprek de lichaamstaal van je gesprekspartner proberen in te schatten om er doeltreffend op te reageren.

Als je weet wat je wil zeggen, denk dan ook nog even na hoe je het gesprek gaat beginnen en afsluiten. Noteer daar eventueel wat sleutelwoorden voor. Probeer daarnaast enkele woorden op te schrijven om het gesprek gaande te houden. Die woorden kunnen je helpen als er een stilte valt.

Literaire competentie

Literaire ontwikkeling

Je moet drie boeken kiezen en lezen uit de lectuurlijst die je vindt als bijlage.

Je moet je leeservaringen kunnen delen en kunnen aantonen dat je de boeken hebt bestudeerd. Je kan informatie over literatuur vinden in bibliotheken, kranten, tijdschriften, op het internet… Tips over hoe je je lectuuropdracht kunt aanpakken vind je terug in het onderdeel “Opdracht".

Op het mondelinge examen voer je voor je lectuuropdracht de volgende taken uit.

Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?

beschrijven

een spontane mening of reactie geven over de inhoud van een boek

persoonlijke situaties, gebeurtenissen, ervaringen en interesses beschrijven die je in verband kan brengen met de inhoud van een boek

uitleggen

gevoelens uitdrukken die de lectuur van een boek bij je oproepen

presenteren

de inhoud van een boek op een overzichtelijke manier weergeven

rapporteren

verslag uitbrengen over je leeservaring

argumenteren

de keuze van sommige verhaalelementen toelichten zoals personages, tijd en ruimte

je keuze voor een boek toelichten en evalueren

gevoelens of een waardering toelichten bij de inhoud van een boek

een standpunt over de inhoud van een boek verwoorden met argumenten en voorbeelden

Literaire begrippen

Op het schriftelijke examen zal je een literair fragment krijgen. Dit kan een verhaal, een gedicht of een toneeltekst zijn. In dat fragment moet je genrekenmerken en verhaalelementen kunnen herkennen en benoemen.

Je gebruikt daarvoor de juiste literaire begrippen. In de derde kolom van deze tabel geven we enkele voorbeelden. Je vindt een volledige lijst in de bijlages.

Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?
Welke literaire begrippen moet je kennen?

herkennen

benoemen

toepassen

genrekenmerken herkennen en benoemen in een literair fragment

verhaalelementen herkennen en benoemen in een literair fragment

verhaalelementen toepassen op een literair fragment

kenmerken van bepaalde genres zoals de column, het kortverhaal, de roman, poëzie, strips, theater, tv-drama, de soap, de sage, de fabel, de legende, de mythe, het sprookje, …

verhaalelementen zoals personages, spanning, thema, tijd, ruimte, ik- en hij-verteller, ...

toepassen

literaire begrippen gebruiken om een literair fragment te begrijpen

literaire begrippen om poëzie, proza en theater te beschrijven en te analyseren zoals rijm, alliteratie, strofe, metafoor, open en gesloten einde, karakters en types, flashback, mimiek, dialoog, …

Literatuurgeschiedenis

Op het mondelinge examen moet je de boeken die je gelezen hebt kunnen duiden in hun cultuurhistorische context. Bij de discussie over de inhoud van het boek zullen de examinatoren ook vragen stellen over die context. Ook op het schriftelijk examen kunnen bij de teksten vragen over de cultuurhistorische context gesteld worden.

Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?
Wat moet je kennen?

beschrijven

vertellen over leven en werk van de gekozen auteurs

de plaats en het belang van het boek in het oeuvre van de auteur

argumenteren

de plaats en het belang van het boek duiden in het oeuvre van de auteur

de plaats en het belang van het boek in het oeuvre van de auteur

situeren

het boek of de tekst situeren binnen de Nederlandse literatuur en binnen de literair-historische periode of stroming

kenmerken van de literair-historische periode of stroming waartoe een boek behoort

toepassen

kenmerken van de literair-historische periode of stroming waartoe een boek of tekst behoort toepassen op het boek of de tekst

kenmerken van de literair-historische periode of stroming waartoe een boek behoort

evalueren

evalueren in welke mate een boek of een tekst tot een bepaalde stroming behoort

kenmerken van de literair-historische periode of stroming waartoe een boek behoort

Taalbeschouwing

Op het schriftelijke examen moet je enkele vragen beantwoorden over taalbeschouwing. Je moet daarvoor een aantal aspecten van het taalgebruik en het taalsysteem kunnen herkennen, benoemen, situeren, beschrijven, verklaren en toepassen. In de derde kolom van deze tabel geven we enkele voorbeelden. Je vindt een volledige lijst in de bijlages.

Sociolinguïstiek
Nederlands en andere talen
Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?
Wat moet je kennen?

herkennen en benoemen

Indo-Europese talen en taalfamilies herkennen en benoemen

de Indo-Europese talen en taalfamilies

situeren

het Nederlands binnen de Indo-Europese talen en taalfamilies situeren

de Indo-Europese talen en taalfamilies

beschrijven

de plaats van het Nederlands in de wereld beschrijven

de invloed van het Nederlands op andere talen beschrijven

de evolutie van het Nederlands beschrijven

de plaats van het Nederlands in de wereld

de invloed van het Nederlands op andere talen

maatschappelijke, politieke en historische dimensies van taalverandering

Taalvariëteiten
Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?
Wat moet je kennen?

herkennen en benoemen

taalvariëteiten in tekstfragmenten herkennen en benoemen

taalregisters in tekstfragmenten herkennen en benoemen

de begrippen van de dialectologie herkennen en benoemen
 

leeftijds-, sociale en vaktaalkringen, zoals jongerentaal, het taalgebruik van mannen en vrouwen, jargon

soorten taalregisters, zoals formeel/informeel, archaïsch, vulgair

begrippen van de dialectologie en regionale taalvariëteiten zoals regiolect, taaleiland, dialectkaart

beschrijven

de evolutie van het dialect beschrijven

maatschappelijke, politieke en historische dimensies van taalverandering

verklaren

de keuze van taalvariëteiten en registers in bepaalde contexten verklaren

taalvariëteiten en soorten taalregisters

toepassen

de begrippen van de dialectologie gebruiken om dialectkaarten te lezen en te interpreteren

begrippen van de dialectologie zoals dialectkaart, stempelkaart

Pragmatiek
Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?
Wat moet je kennen?

herkennen en benoemen

de factoren van een communicatiesituatie herkennen en benoemen

deugdelijke argumenten en drogredenen herkennen en benoemen

de factoren van een communicatiesituatie, zoals zender, ruis, medium

deugdelijke argumenten zoals feitelijke argumenten

drogredenen zoals generalisatie, cirkelredenering

toepassen

je kennis over de factoren van een communicatiesituatie toepassen op een concreet voorbeeld

je kennis over argumentatie toepassen op een concreet voorbeeld

de factoren van een communicatiesituatie, zoals zender, ruis, medium

deugdelijke argumenten zoals feitelijke argumenten

drogredenen zoals generalisatie, cirkelredenering

Psycholinguïstiek
Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?
Wat moet je kennen?

beschrijven

het globale verloop van de taalverwerving beschrijven

taalverwerving, twee- en meertaligheid, de verschillende fasen in de taalontwikkeling

verklaren

het globale verloop van de taalverwerving verklaren

taalverwerving, twee- en meertaligheid, de verschillende fasen in de taalontwikkeling

toepassen

je kennis over het verloop van taalverwerving toepassen op een concreet voorbeeld

taalverwerving, twee- en meertaligheid, de verschillende fasen in de taalontwikkeling

Fonologie
Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?
Wat moet je kennen?

herkennen en benoemen

fonologische processen herkennen en benoemen

het onderscheid tussen klank, foneem en letter

Morfologie
Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?
Wat moet je kennen?

herkennen en benoemen

begrippen uit de morfologie herkennen en benoemen

taalfouten op woordniveau herkennen en benoemen

soorten persoons- en plaatsnamen herkennen en benoemen

belangrijke begrippen uit de morfologie zoals klanknabootsing, neologisme, letterwoord, volksetymologie, leenwoorden  en bastaardwoorden

barbarisme, dialectisme, purisme…

onomastiek (antroponymie en toponymie)

beschrijven

de herkomst van woorden beschrijven

begrippen zoals etymologie, bastaardwoord, vreemd woord, onomatopee, geoniem, eponiem

verklaren

de herkomst van woorden verklaren

de oorsprong en de betekenis van voor- en familienamen en plaatsnamen  verklaren

begrippen zoals etymologie, bastaardwoord, vreemd woord,  onomatopee, geoniem, eponiem

onomastiek (antroponymie en toponymie)

toepassen

de conventies voor het vormen van samenstellingen en afleidingen toepassen

de conventies voor het vormen van samenstellingen en afleidingen

Woord- en zinssemantiek
Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?
Wat moet je kennen?

herkennen en benoemen

de verschillende betekenissen van een woord herkennen en benoemen

begrippen die de woordbetekenis omschrijven, herkennen en benoemen

begrippen die betekenisrelaties aangeven, herkennen en benoemen

stijlfiguren herkennen en benoemen

stijlfouten herkennen en benoemen

vormen van beeldspraak herkennen en benoemen

de modaliteit van zinnen herkennen en benoemen

begrippen zoals denotatie/connotatie, polysemie

begrippen zoals hyponymie en hyperonymie

stijlfiguren zoals eufemisme, pleonasme en tautologie, hyperbool, paradox

stijlfouten zoals tangconstructies, contaminatie, dubbele ontkenning, foutieve samentrekking, foutief gebruikt pleonasme en tautologie

metaforiek en metonymie

modale (hulp)werkwoorden zoals moeten, kunnen, mogen, willen, zullen, lijken, blijken, schijnen, weten, geloven, menen

bijwoorden van modaliteit zoals misschien, meestal, inderdaad

bijwoordelijke bepalingen en bijzinnen van modaliteit zoals ‘op één of ander manier’, ‘jammer genoeg’, ‘naar het schijnt’

beschrijven

de betekenisverandering van een woord beschrijven

de betekenisverandering van woorden, evoluties zoals pejorisatie, meliorisatie

verklaren

de betekenisverandering van een woord verklaren

de betekenisverandering van woorden, evoluties zoals pejorisatie, meliorisatie

toepassen

de denotatie en de connotatie van een woord bepalen

stijlfiguren en beeldspraak gebruiken

modale zinnen, zinsdelen en woordgroepen gebruiken

begrippen zoals denotatie/connotatie, polysemie, homonymie

stijlfiguren zoals eufemisme, pleonasme en tautologie, hyperbool, paradox

modale (hulp)werkwoorden zoals moeten, kunnen, mogen, willen, zullen, lijken, blijken, schijnen, weten, geloven, menen

bijwoorden van modaliteit zoals misschien, meestal, inderdaad

bijwoordelijke bepalingen en bijzinnen van modaliteit zoals ‘op één of andere manier’, ‘jammer genoeg’, ‘naar het schijnt’

Welke opdracht moet je uitvoeren?

Dit vak heeft geen opdrachten

Welke bijlagen heb je nodig?

Bijlage
3ASO_taalbeschouwing_begrippenlijst.pdf
3ASO_literatuur_begrippenlijst.pdf

Hoe verloopt het examen?

150 minuten voor examens vanaf 01-01-2024 tot 31-12-2024
Het examen Nederlands is een digitaal examen. Meer uitleg over onze digitale examens, de instructies en heel wat voorbeeldvragen vind je op http://examencommissiesecundaironderwijs.be/examens
identiteitskaart
balpen kladpapier digitaal woordenboek: http://www.vandale.nl online spellingcontrole: http://www.spelling.nu/
Het digitaal examen bestaat uit gesloten en open vragen. Er zijn verschillende vraagtypes: invulvragen, sleepvragen, dropdownvragen, meerkeuzevragen... Elk vraagtype heeft een eigen instructiezin, die aangeeft wat je precies moet doen. Het is belangrijk dat je de verschillende vraagtypes vooraf inoefent. Op de website vind je een oefenexamen, waarin je ze kan uitproberen. Uiteraard is dit geen echt examen; de bedoeling is dat je de techniek van de digitale vraagtypes in de vingers krijgt. Open vragen zijn vragen waarop je het antwoord zelf formuleert. Dat antwoord kan erg kort zijn maar ook vrij lang. Soms moet je elementen uit de tekst letterlijk citeren, soms moet je de tekst samenvatten of herformuleren. Voor schrijven krijg je opdrachten. Die bestaan uit een korte situatiebeschrijving en een globale omschrijving van wat je moet doen.

Hoe beoordelen we het examen?

Voor de gesloten vragen: - moet je het juiste antwoord aanduiden om punten te scoren, - kan je naargelang van het vraagtype voor een gedeeltelijk juist antwoord ook punten scoren; soms moet je de vraag volledig juist beantwoorden (dat staat dan expliciet in de instructie) - is er geen giscorrectie. Bij open vragen beoordelen we enkel de inhoud van de antwoorden. We houden geen rekening met taalfouten. Het antwoord moet echter wel duidelijk geformuleerd zijn. Als taalfouten het antwoord onbegrijpelijk maken, geven we geen punten voor dat antwoord, ook al heb je bepaalde inhoudelijke aspecten wel correct vermeld. Voor de schrijfopdrachten beoordelen we: - de correcte uitvoering van de opdracht, - of je rekening houdt met de situatie (formeel of informeel), - de formulering, - de spelling, - de tekstkenmerken.

luisteren

25 %

lezen

25 %

literaire competentie

10 %

taalbeschouwing

15 %

schrijven

25 %

VAKVERHOUDING
Nederlands mondeling 3 aso40 (01-01-2000-31-12-2999)
Nederlands schriftelijk 3 aso60 (01-01-2000-31-12-2999)

Met welk materiaal bereid je je voor?

We hebben voor jou een selectie gemaakt van interessante boeken, websites en ander materiaal. Uiteraard mag je ook ander studiemateriaal gebruiken. Let op! Mogelijk is bepaald studiemateriaal niet langer verkrijgbaar of zijn de meest recente werken nog niet opgenomen. Ook websites veranderen soms van naam of worden aangepast. Nieuwe links vind je via zoekmachines als Google. 

Methode
Uitgeverij
Gegevens

Focus

Nieuw talent voor taal

Netwerk TaalCentraal

Nieuw Netwerk Nederlands

De Boeck / Van In

http://www.vanin.be/nl

03 / 432 95 02


secundair.onderwijs@vanin.be

Frappant

Markant

Pelckmans

www.pelckmans.be

03 / 660 27 20

klantendienst@pelckmansuitgevers.be

Impact Nederlands Leerwerkboek (incl. Scoodle)

Plantyn

www.plantyn.com

0800 / 99 084

service@plantyn.com

Website
Hoe kan deze site je helpen? Wat vind je hier?

www.cambiumned.nl

Zeer uitgebreide site met theorie en oefeningen voor allerlei aspecten van de Nederlandse taal.

www.nederlandsetaaltest.nl

Test je kennis van de Nederlandse taal op het vlak van spelling, grammatica, woordenschat en stijl.

onzetaal.nl

taalunie.org

online taaladvies

overzichtspagina's met links over verschillende taalonderwerpen

www.taaladvies.net 

 

adviezen voor helder en correct taalgebruik en efficiënte communicatie, overzicht van spellingsregels, lijst van gangbare afkortingen en letterwoorden, uitspraaktips…  

ans.ruhosting.nl/e-ans/

Onlineversie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst: uitleg van de Nederlandse grammaticaregels met voorbeelden.

www.taalcanon.nl 

Site met artikels en filmpjes over allerlei onderwerpen over het Nederlands. De onderwerpen worden opgedeeld in vakgebieden en thema’s. 

www.schooltv.nl (vak: Nederlands)

Filmpjes over verschillende aspecten van het Nederlands: literatuur, taal en schrijfvaardigheid

www.literatuurgeschiedenis.nl

Van de middeleeuwen tot de 21e eeuw: schrijvers, teksten en thema's.

http://www.npo.nl/literatuurgeschiedenis/POMS_S_NTR_100557

Tv-uitzendingen: de Nederlandse literatuurgeschiedenis: thematisch (middeleeuwen tot 20e eeuw).

https://literairecanon.be/

Overzicht van de belangrijkste literaire werken uit de Nederlandstalige literatuur.

users.telenet.be/koertvandevelde/theorie/leerl5D.htm

Van de middeleeuwen tot de jaren 1970: kort overzicht van de Nederlandse literatuurgeschiedenis.

www.schrijfassistent.be 

Tool die feedback geeft bij schrijfopdrachten. De tool markeert mogelijke spelfouten en geeft beknopt taaladvies. 

www.vandale.be

gratis onlinewoordenboek

woordenlijst.org

online woordenlijst Nederlandse taal, de officiële spelling(sregels)

https://www.instagram.com/nws.nws.nws 

https://www.vrt.be/vrtnws/nl/ 

https://www.facebook.com/vrtnws 

https://vrttaal.net/ 

Nieuwswebsites met informatie over actuele thema’s 

nl.metrotime.be 

Gratis krant 

www.demorgen.be

www.standaard.be

www.deredactie.be 

www.knack.be

www.tijd.be

Kranten en tijdschriften

www.radio1.be 

Radiozender van de Vlaamse openbare omroep VRT 

www.universiteitvanvlaanderen.be 

Wetenschappers krijgen het woord om te spreken over populairwetenschappelijke onderwerpen in korte filmpjes.  

www.mediawijs.be 

Hoe omgaan met digitale technologie en media? 

Leermiddelen om je taalbeheersing te vergroten
Extra informatie

Van Den Wijngaerde, C.-J., e.a., Helder Nederlands, De Boeck, 2010, ISBN 9789045532943

In dit boek vind je informatie over het communicatieproces, de vaardigheden lezen, luisteren, spreken en schrijven, efficiënt taalgebruik en de spellingconventies. Daarnaast biedt het boek ook een overzicht van taalkundige en literaire termen, met veel voorbeelden. Het boek is een goede leidraad om je voorbereiding te starten.

LET OP

Het boek kan een handige ondersteuning zijn, maar is geen weerspiegeling van het examen. Bekijk daarom goed de leerinhouden in de vakfiche en vertrek daarvan om je voor te bereiden op het examen. Enerzijds moet je niet alles wat in het boek staat kennen voor het examen, anderzijds volstaat het ook niet om enkel dit boek te studeren om je op het examen voor te bereiden.