Skip to Main Content

Vakfiche geschiedenis 2 DF

Geldig van 01 augustus 2017 tot en met 31 december 2017
 

content

Studierichting

2e graad Dubbele finaliteit
  • Bedrijf en organisatie
  • Maatschappij en welzijn

Referentiekader

ReferentiekaderOpmerking
Eindtermenhttp://eindtermen.vlaanderen.be/index.htm

Waarom leer je dit vak?

Vaak vragen we ons af: waarom moeten we weten wat er in het verleden gebeurd is? Dat is toch allemaal voorbij. Kunnen we dan zeggen dat een vak geschiedenis zinloos is? Eigenlijk niet. 

Geschiedenis is de dialoog tussen verleden, heden en toekomst. Door inzicht te krijgen in wat vroeger gebeurd is, kan je de huidige samenleving beter begrijpen. Je zal inzien dat de situatie van vandaag het resultaat is van een vroegere evolutie. Zonder het ontstaan van de landbouw en de verbeteringen die in de loop van de tijd zijn aangebracht, zouden we bijvoorbeeld nu nog rondtrekkende groepen zijn die voor hun voeding afhankelijk zijn van een geslaagde jacht. Zo kunnen we ervan uitgaan dat ook onze samenleving niet stilstaat: allerlei vernieuwingen zorgen ervoor dat we ons als mensen voortdurend moeten aanpassen.

Toon meer
Toon minder

 

In de zoektocht naar wie je bent speelt de studie van het verleden onbewust een grote rol: je leert je eigen positie bepalen door ideeën en samenlevingen te bestuderen. Je leert af te wegen wat de voor- en nadelen zijn. Je beseft wat de mogelijke gevolgen kunnen zijn. Je bent in staat om maatschappelijke fenomenen vanuit meerdere perspectieven te bekijken. Zo breng je respect op voor andere meningen en vel je niet te snel een oordeel. 

De media kunnen een gebeurtenis vandaag als iets positief of als iets negatief voorstellen. Zo gebeurt het ook bij de studie over het verleden. Bronnen bieden geen exacte weergave van dat verleden. Op basis van een kritische bronnenanalyse maken historici een bepaald beeld van het verleden. Dat beeld hangt af van hun persoonlijke situatie en van de context waarin ze leven. Het komt er dus op aan om altijd kritisch te zijn over de teksten die je leest of de afbeeldingen die je ziet. Dat is een vaardigheid die je ook vandaag zeker van pas zal komen. 

Geschiedenis is meer dan data alleen. Geschiedenis is meer dan losse feitjes alleen. Data en feiten zijn meer een kapstok die je een goede achtergrond bieden om een stapje verder te gaan. Het is zinvol om te begrijpen hoe en waarom iets in de tijd verandert of gelijk blijft. Het is leerrijk om te verklaren hoe een individu bepalend kan zijn voor veranderingen. Het is boeiend om te analyseren welke invloed een lokaal proces op het internationale vlak heeft. Het is verrassend om te zien wat je allemaal uit foto's, spotprenten of films kan afleiden. Het is beklijvend om vast te stellen hoe hard mensen zich in het verleden hebben ingespannen voor de rechten van de mens. 

In het vak geschiedenis van de tweede graad bestudeer je de samenlevingen uit het ancien régime: de middeleeuwen en de nieuwe tijd. Je toont belangstelling en waardering voor de samenleving uit deze historische periodes.

Wat moet je leren?

In de vakfiche vind je wat je voor elke leerinhoud moet kennen en kunnen. Er zijn natuurlijk historische vaardigheden die je op elke leerinhoud moet kunnen toepassen. Die vind je hier. Er worden in de vakfiche steeds dezelfde werkwoorden gebruikt. Om te weten wat die werkwoorden precies inhouden, lees je best de betekenis hieronder. Tenslotte krijg je nog enkele tips over het gebruik van een atlas en een begrippenlijst.

 

HISTORISCHE VAARDIGHEDEN

Op alle leerinhouden zal je historische vaardigheden moeten toepassen. Deze zijn noodzakelijk om op een correcte manier om te gaan met bronnen. Je moet op het examen aantonen dat je de volgende vaardigheden beheerst: 

informatie uit gevarieerd bronnenmateriaal zoals afbeeldingen, brieven, dagboekfragmenten, diagrammen, films, foto’s, kaarten, memoires, reisverslagen, schema’s, spotprenten, tabellen, tekeningen…opzoeken, ordenen en vergelijken;

historische informatie situeren in het historisch referentiekader;

historische informatie bevragen door gebruik te maken van de vermelde structuurbegrippen;

in historische informatie de hoofd- en bijzaken van elkaar kunnen onderscheiden;

in historische informatie feiten en meningen van elkaar kunnen onderscheiden;

historische informatie interpreteren en verbanden leggen tussen informatie;

je eigen standpunt bepalen tegenover een historisch probleem;

je antwoord op een open vraag helder formuleren;

de leerinhouden verbinden met de actualiteit.

 

Als er geschreven bronnen gebruikt worden, zijn dit steeds Nederlandstalige bronnen.

GEBRUIK VAN WERKWOORDEN

 

Belangrijke aandachtspunten bij het gebruik van de werkwoorden.

 

In de tabel 'wat moet je kunnen?’ staat heel vaak dat je iets moet benoemen of uitleggen. Benoemen wordt gebruikt bij een begrip. Uitleggen wordt gebruikt bij een proces, evolutie of situatie. Beide woorden betekenen dat je in staat moet zijn om de inhoud in je eigen woorden te omschrijven. Het komt er niet op aan om exacte definities van bepaalde begrippen te geven, maar wel de begrippen juist te kunnen uitleggen in een bepaalde context. Situeren in de tijd betekent dat je geen exacte data moet geven, maar moet bepalen of een gebeurtenis voor of na een andere plaatsvond. Situeren in de ruimte betekent dat je moet bepalen in welk land of gebied iets plaatsvond.

Soms wordt het werkwoord vergelijken gebruikt. Als je twee begrippen of ideeën moet vergelijken met elkaar, moet je voor jezelf eerst de begrippen of ideeën goed formuleren en dan op zoek gaan naar overeenkomsten en verschillen. Verklaren betekent dan weer dat je moet kunnen uitleggen waarom iets op die manier geëvolueerd is. Als we 'illustreren’ vermelden, dan moet je in staat zijn om concrete voorbeelden te geven van een leerinhoud.

Toepassen komt ook voor in deze vakfiche. Het betekent dat je de theorie moet kunnen verbinden aan bronnen. Je krijgt bijvoorbeeld een bron en een vraag. Om op die vraag te kunnen antwoorden heb je zowel achtergrondkennis nodig als de bron zelf. Toepassen betekent ook dat je in staat moet zijn om verbanden te leggen tussen verschillende leerinhouden. We kunnen je ook vragen om kennis af te leiden uit bronnen of om bronnen te interpreteren.

Wanneer het werkwoord analyseren voorkomt, dan vragen we dat je deze inhoud zeer grondig beheerst. Vaak zal je aan de hand van teksten of afbeeldingen moeten bewijzen dat je de inhoud goed begrijpt, dat je de relatie legt met grotere structuren en dat je over die inhoud kan reflecteren. Dat betekent dat je bijvoorbeeld in staat moet zijn om de gevolgen van iets in te schatten, of de voor- en nadelen te bepalen. Je zal ook in staat moeten zijn om een probleem kritisch te bekijken en standpunten van voor- en tegenstanders vast te stellen.

ATLAS EN BEGRIPPENLIJST

 

Er worden in de tabellen veel begrippen aangereikt: het kan je helpen om een begrippenlijst aan te leggen of begrippenlijsten uit handboeken te gebruiken. Op het examen moet je geen historische atlas meebrengen. Het kan je wel helpen om bij de voorbereiding van je examen de kaarten van het ancien régime in een historische atlas te bekijken. Ze bieden een goede ondersteuning van de leerinhouden. Er worden op het examen wel vragen gesteld aan de hand van gegeven kaarten.

Het historisch referentiekader

De tijd
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de historische periodes: prehistorie, oude nabije oosten, klassieke oudheid, middeleeuwen, nieuwe tijd, nieuwste tijd, eigen tijd

deze periodes benoemen

begin- en einddata van deze periodes benoemen

gebeurtenissen of bronnen situeren in de juiste historische periode

historische gebeurtenissen chronologisch ordenen

de historische periodes in andere samenlevingen

verschillen in historische periodes in andere samenlevingen benoemen en toepassen

eeuw, decennium, millennium

deze begrippen benoemen

het ancien régime

dit begrip benoemen en toepassen

begin- en einddatum van het ancien régime benoemen

uitleggen of een gebeurtenis tijdens het ancien régime plaatsvindt

continuïteit en verandering

historische gebeurtenissen benoemen als gebeurtenissen die gelijk gebleven zijn (continuïteit) of veranderd zijn in een bepaalde periode

de overgang van samenlevingen van jagers-verzamelaars naar een landbouwsamenleving

deze overgang situeren in de tijd

De ruimte
Kaarten over het verleden
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

kaarten over het verleden

historische gebeurtenissen of rijken situeren op een kaart over het verleden

kaarten over het verleden en het heden vergelijken

Ruimtelijke begrippen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

centrum en periferie
maritiem en continentaal
ruraal en stedelijk
lokaal, regionaal, nationaal, Europees, mondiaal

deze ruimtelijke begrippen benoemen, illustreren en toepassen

De domeinen
De domeinen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de vier maatschappelijke domeinen: politiek, economisch, sociaal en cultureel

historische feiten situeren in het juiste domein

verbanden tussen de maatschappelijke domeinen

aantonen hoe gebeurtenissen het resultaat zijn van verbanden tussen de maatschappelijke domeinen

wisselwerking binnen de maatschappelijke domeinen

aantonen hoe gebeurtenissen het resultaat zijn van een wisselwerking binnen één maatschappelijk domein

Thema's over het hele ancien régime
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

gelijkenissen en verschillen in de demografische evolutie in het ancien régime

deze gelijkenissen en verschillen benoemen, illustreren en toepassen

gelijkenissen en verschillen in mobiliteit en transport in het ancien régime

deze gelijkenissen en verschillen benoemen, illustreren en toepassen

Begrippen
Algemene historische begrippen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

algemene historische begrippen zoals agrarisch, centralisatie, clerus, cijns, decentralisatie, democratie, demografie, dynastie, grondwet, kolonisatie, koning, keizer, lijfeigenschap, macht, monarchie, nijverheid, overheid, privilege, republiek, staat, standenmaatschappij, vorst

deze begrippen benoemen en illustreren

Structuurbegrippen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

begrippen in verband met de groei en de samenhang: aanleiding, belang, breuk, doel, gevolg, invloed, mentaliteit, middel, motief, oorzaak, proces, samenhang, structuur, traditie, verandering, verband

deze begrippen toepassen

begrippen in verband met de omgang met informatie: argumentatie, betrouwbaarheid, bruikbaarheid, feit, gezag, interpretatie, legende, leugen, mening, mythe, objectiviteit, primaire bron, redenering, secundaire bron, stereotype, subjectiviteit, veralgemening, vooroordeel, waarde

deze begrippen toepassen

Westerse samenlevingen in de middeleeuwen

De Germaanse volksverhuizingen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de Germaanse volksverhuizingen

de volksverhuizingen situeren in de tijd

de oorzaken van die volksverhuizingen beschrijven

de volksverhuizingen aan de hand van een kaart uitleggen

de gevolgen van die volksverhuizingen op het gebruik van talen in Europa uitleggen en verklaren

Het Frankische rijk
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het ontstaan en de groei van het Frankische rijk

de groei van het Frankische rijk aan de hand van een kaart uitleggen

de verhouding tussen de Kerk en de Frankische koningen: 
het doopsel van Clovis (=Chlodovech)

dit doopsel situeren in de tijd

de voordelen van die bekering uitleggen en toepassen

de relatie tussen de paus en de Franken

deze relatie illustreren en toepassen

de versnippering van het Frankische rijk door het Verdrag van Verdun

die versnippering aan de hand van een kaart uitleggen en vergelijken met een kaart van de hedendaagse situatie

De feodaliteit of het leenwezen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het begrip feodaliteit

dit begrip uitleggen

de begrippen leen, leenman, leenheer, vazal

deze begrippen uitleggen en toepassen

de wederzijdse rechten en plichten

deze rechten en plichten benoemen en verklaren

De standensamenleving
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de standensamenleving

het begrip standensamenleving uitleggen

deze samenleving vergelijken met onze samenleving

de standen: adel, clerus en de derde stand

de bevolkingsgroepen die tot deze standen behoren benoemen

de rechten en de plichten van deze standen uitleggen en verklaren

‘marginale’ groepen uit het ancien régime: begijnen, ‘heksen’, joden, ketters, mensen met een fysieke of mentale beperking, prostitués

verklaren waarom deze groepen ‘marginale’ groepen waren in de samenleving van het ancien régime

de verhouding tussen het gedrag van personen en de maatschappelijke normen van die tijd

verklaren of het gedrag van personen overeenkomt met de normen van die tijd of niet

De Kerk
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de begrippen celibaat, christianiseren, concilie, kardinaal, kerstenen, ketterij, paus, sacrament, schisma

deze begrippen uitleggen

de invloed van het christendom op het dagelijks leven

deze invloed uitleggen, illustreren en toepassen

De agrarische samenleving
Het domein
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de begrippen domein, gesloten of zelfvoorzienende economie, heerlijke rechten, horige, lijfeigene, vroonhof en tenure

deze begrippen uitleggen en toepassen

het verschil uitleggen tussen lijfeigenschap en slavernij uit de klassieke oudheid

het domein als zelfvoorzienend systeem

verklaren waarom het domein een zelfvoorzienend systeem was

de rechten en plichten van de inwoners van het domein

deze rechten uitleggen, verklaren en toepassen

De kenmerken van een agrarische samenleving
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de kenmerken van de agrarische samenleving

deze kenmerken benoemen

de vernieuwingen in de landbouw vanaf de 10e eeuw: het drieslagstelsel, het gareel, de karploeg

deze vernieuwingen uitleggen

de invloed van deze vernieuwingen op de voedselproductie verklaren en toepassen

De stad
Het ontstaan en de bloei van de stad
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de redenen voor de heropbloei van de steden

deze redenen uitleggen

de plaats waar nieuwe steden ontstaan

deze plaatsen en hun voordelen benoemen en aanduiden op een kaart

De kenmerken van de stad
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de voornaamste gebouwen van een middeleeuwse stad: belfort, kathedraal, lakenhalle, marktplein, stadhuis

deze gebouwen herkennen op afbeeldingen

de functie van deze gebouwen benoemen

de keure met de privileges

de begrippen keure en privileges uitleggen

De nijverheid en de handel in de stad
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de gilden en de hanzen

deze begrippen uitleggen

de positie van Brugge in de internationale handel

deze positie uitleggen en verklaren

de handelsroutes in West-Europa aan de hand van een kaart uitleggen

de belangrijkste handelsproducten benoemen

de ambachten

dit begrip uitleggen en illustreren

de monopoliepositie van de ambachten uitleggen en toepassen

De kunst
De romaanse kunst
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de romaanse kunst

de romaanse kunst situeren in de tijd

uit verschillende voorbeelden romaanse kunst herkennen

de kenmerken van de romaanse kunst

die kenmerken benoemen, illustreren en toepassen

De gotische kunst
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de gotische kunst

de gotische kunst situeren in de tijd

de gotische kunst vergelijken met de romaanse kunst

uit verschillende voorbeelden gotische kunst herkennen

de kenmerken van de gotische kunst

die kenmerken benoemen, illustreren en toepassen

Westerse samenlevingen in de nieuwe tijd

De ontdekkingsreizen
Kenmerken van de ontdekkingsreizen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de motieven voor de ontdekkingsreizen: cultureel, economisch en politiek

deze motieven uitleggen, verklaren en toepassen

de technische mogelijkheden die de ontdekkingsreizen mogelijk maakten

deze mogelijkheden benoemen en verklaren

de bekendste ontdekkingsreizigers: Columbus, Cook, Cortez, da Gama, Diaz, Eriksson, Magellaan, Pizarro

de verdienste van deze ontdekkingsreizigers benoemen

de route van deze ontdekkingsreizigers aan de hand van een kaart uitleggen

de driehoekshandel

dit begrip uitleggen

de handelsroutes aanduiden op een kaart

de koopwaar die verhandeld werd, benoemen

De gevolgen van de ontdekkingsreizen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de politieke gevolgen: het koloniaal imperialisme

dit begrip uitleggen en illustreren

deze gevolgen benoemen, verklaren en toepassen

de sociale gevolgen: het bevolkingsaantal en de mengrassen

deze gevolgen benoemen, verklaren en toepassen

de culturele gevolgen: opleggen van het christendom en de Europese taal

deze gevolgen benoemen, verklaren en toepassen 

de economische gevolgen: verspreiding van nieuwe gewassen en producten

deze gevolgen benoemen, verklaren en toepassen 

de kenmerken van de slavenhandel

de kenmerken van deze handel benoemen, verklaren en toepassen 

Het humanisme
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het ontstaan en de verspreiding van het humanisme

het ontstaan en de verspreiding situeren in de tijd en in de ruimte

de ideeën van het humanisme

deze ideeën benoemen, verklaren en toepassen

De reformatie en de contrareformatie
De reformatie
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de oorzaken van de reformatie

deze oorzaken uitleggen en verklaren 

het begrip reformatie

dit begrip uitleggen

het verband tussen het humanisme en de reformatie

dit verband uitleggen en verklaren

de ideeën van de reformatie

deze ideeën uitleggen en verklaren 

de verspreiding van de protestantse strekkingen in Europa

deze verspreiding van een kaart afleiden

De contrareformatie
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het begrip contrareformatie

dit begrip uitleggen

de maatregelen van de contrareformatie

deze maatregelen uitleggen, verklaren en toepassen

deze maatregelen verbinden met wantoestanden in de Kerk

deze maatregelen verbinden met ideeën van de reformatie

de begrippen aflaat, celibaat, dogma, index, inquisitie

deze begrippen uitleggen en verklaren

De kunst
De renaissance
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de renaissance

de renaissancekunst situeren in de tijd

de renaissancekunst vergelijken met kunst uit de middeleeuwen

de kenmerken van de renaissancekunst

die kenmerken benoemen, illustreren en toepassen

De barok
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de barok

de barokkunst situeren in de tijd

de invloed van de barokkunst in onze gewesten uitleggen

de barokkunst vergelijken met kunst uit de middeleeuwen en de renaissance

de kenmerken van de barokkunst

die kenmerken benoemen, illustreren en toepassen

het verband tussen de barok en de godsdienst

dit verband uitleggen en verklaren

het verband tussen de barok en de politiek

dit verband uitleggen en verklaren

De economische veranderingen
Veranderingen in de nijverheid
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de opkomst van het kapitalisme

het begrip ‘kapitalisme’ uitleggen, verklaren en toepassen

de veranderingen in de nijverheid verbinden met het kapitalisme

de kenmerken van een manufactuur

deze kenmerken benoemen

afbeeldingen van een manufactuur vergelijken met een ambachtsplaats en een moderne fabrieksruimte

benoemen welke kenmerken vernieuwend zijn

Veranderingen in de handel
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de begrippen aandelen, beurs, centrale bank, handelscompagnie, stapelmarkt

deze begrippen uitleggen, verklaren en toepassen

het handelskapitalisme

dit begrip uitleggen

De Nederlanden
Karel V en de Nederlanden
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de Nederlanden als onderdeel van het Habsburgse rijk

de gebieden van het Habsburgse rijk onder Karel V aanduiden op een kaart

Filips II en de Nederlanden
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het rijk van Filips II

het rijk van Filips II vergelijken met het rijk van Karel V aan de hand van kaarten

de redenen voor verzet tegen Filips II

deze redenen uitleggen, verklaren en toepassen

de oorzaken van de Beeldenstorm (1566)

de Beeldenstorm situeren in de tijd

deze oorzaken uitleggen, verklaren en toepassen

het Plakkaat van Verlatinghe

aan de hand van een bron de inhoud van het Plakkaat verklaren

De verlichting
De ideeën van de verlichting
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de politieke ideeën van de verlichting: grondwet, rechtsgelijkheid, rechtszekerheid, scheiding der machten, volkssoevereiniteit, vrijheid, weerstandsrecht

deze ideeën uitleggen, verklaren en toepassen

de invloed van deze ideeën op onze maatschappij verklaren

De Amerikaanse grondwet
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de Amerikaanse grondwet: republiek, federale staat, scheiding der machten, checks and balances

deze begrippen uitleggen, verklaren en toepassen

de invloed van de politieke verlichtingsideeën op deze grondwet uitleggen en verklaren 

De Franse revolutie
Het verloop van de Franse revolutie
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de oorzaken en de aanleiding van de Franse revolutie

deze oorzaken en de aanleiding uitleggen en verklaren 

deze oorzaken uit spotprenten afleiden

de Bestorming van de Bastille (14 juli 1789)

de datum van de bestorming benoemen

de invloed van deze bestorming uitleggen

de begrippen: cijnskiesrecht, guillotine, Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger

deze begrippen uitleggen, verklaren en toepassen

De gevolgen van de Franse revolutie
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de invloed van het Frans bestuur onder Napoleon in onze gewesten: afschaffing standensamenleving, afschaffing ambachten, burgerlijke stand, decimaal stelsel

deze veranderingen uitleggen, verklaren en toepassen 

de revolutie en het einde van het ancien régime

verklaren waarom de Franse revolutie het einde betekent van het ancien régime

Niet-westerse samenlevingen in de nieuwe tijd

Het Arabische rijk
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het ontstaan en de groei van het Arabische rijk

deze evolutie uitleggen aan de hand van een kaart

het Arabische rijk aanduiden op een kaart

het Arabische rijk vergelijken met een hedendaagse kaart over de verspreiding van de islam

de islamitische jaartelling vanaf 622

aantonen dat het Arabische rijk een andere jaartelling heeft dan de christelijke

verklaren waarom 622 het begin is van de islamitische jaartelling

de vijf zuilen van de islam

deze zuilen benoemen en toepassen

de soennieten en de sjiieten

deze twee richtingen in de islam benoemen, verklaren en toepassen

aantonen dat die twee richtingen ook vandaag nog een rol spelen

de bijdrage van de Arabische cultuur en wetenschap aan de westerse cultuur

deze bijdrage uitleggen, verklaren en toepassen

verklaren waarom de Arabische cultuur en wetenschap verder stond dan de westerse

Overeenkomsten en verschillen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

overeenkomsten en verschillen tussen niet-westerse beschavingen (Arabisch, Byzantijns, Inca’s en Azteken) en westerse beschavingen

deze overeenkomsten en verschillen afleiden uit bronnen

bronnen verbinden met de juiste niet-westerse beschaving

Welke opdracht moet je uitvoeren?

Dit vak heeft geen opdrachten

Welke bijlagen heb je nodig?

Dit vak heeft geen bijlagen

Hoe verloopt het examen?

90 minuten voor examens vanaf 16-08-2017 tot 31-12-2017
Het examen geschiedenis 2kso en 2tso is een digitaal examen. Vraag je je af hoe een digitaal examen verloopt? De uitleg over onze digitale examens, de instructies en heel wat voorbeeldvragen vind je op http://examencommissiesecundaironderwijs.be/examens.
Kladpapier en een balpen
Het digitaal examen bestaat uit gesloten vragen. Er zijn verschillende vraagtypes: invulvragen, sleepvragen, dropdownvragen, meerkeuzevragen. Elk vraagtype heeft zijn eigen instructiezin, die duidelijk aangeeft wat je precies moet doen. Het is belangrijk dat je de verschillende vraagtypes vooraf inoefent. Op de website vind je een oefenexamen, waarin je ze kan uitproberen. Uiteraard is dit geen echt examen: de bedoeling is dat je de techniek van de digitale vraagtypes in de vingers krijgt.

Hoe beoordelen we het examen?

Voor de gesloten vragen: -moet je het juiste antwoord aanduiden, slepen of invullen om punten te scoren; -is het naargelang het vraagtype mogelijk om voor een gedeeltelijk juist antwoord punten te scoren; -is er geen giscorrectie. We houden geen rekening met taalfouten.

Het historisch referentiekader

16%

Westerse samenlevingen in de middeleeuwen

38%

Westerse samenlevingen in de nieuwe tijd

38%

Niet-westerse samenlevingen in het ancien régime

8%

Met welk materiaal bereid je je voor?

Je moet zelf op zoek naar leermiddelen om je examen voor te bereiden. De Examencommissie stelt zelf geen leermiddelen ter beschikking. Je kan ze kopen in een (online) boekhandel of ontlenen en raadplegen in een bibliotheek. De bibliotheken van de lerarenopleiding aan de universiteit of de hogeschool bieden heel wat leermiddelen aan.
Bij elke nieuwe editie van de vakfiche actualiseren we deze bibliografie. Toch is het best mogelijk dat bepaalde werken niet meer verkrijgbaar zijn of dat nieuwe werken die al op de markt zijn nog niet zijn opgenomen. Ook websites veranderen al eens van naam of worden aangepast. Als je niet onmiddellijk op de juiste website terechtkomt, kan je die proberen te vinden via een goede zoekmachine.
We maken bewust een selectie van leermiddelen die ons op dit ogenblik het meest aangewezen lijken om je voor te bereiden op onze examens. Zo willen we je helpen om je studie efficiënter aan te pakken. Je kan echter ook andere werken of cursussen gebruiken bij je voorbereiding op het examen.
Hieronder staan enkele handboeken die vaak gebruikt worden in het secundair onderwijs. Ze bieden je voldoende ondersteuning om de leerstof zelfstandig te verwerken. We verwijzen naar websites of andere uitgaven die je ook kunnen helpen bij je voorbereiding.
Methode
Uitgeverij
Gegevens

Historia T

Pelckmans

www.pelckmans.be

Pionier T

De Boeck

www.vanin.be

STORIA classic, live en GO!

Van In

www.vanin.be

Janus

Die Keure

www.educatief.diekeure.be

Atlas van de Algemene en Belgische geschiedenis

Van In

www.vanin.be

/
/