Skip to Main Content

Vakfiche farmacologie en kwaliteitszorg 3 tso

Geldig van 01 januari 2021 tot en met 31 december 2021
 

content

Studierichting

3e graad tso
  • Farmaceutisch Technisch Assistent (*stopt in 2025)

Referentiekader

ReferentiekaderOpmerking
AndereKB van 5 februari 1997 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van farmaceutisch - technisch assistent en houdende vaststelling van de lijst van handelingen waarmee deze laatste door een apotheker kan worden belast.

Waarom leer je dit vak?

Het diploma Farmaceutisch Technisch Assistent is een gereglementeerd beroep. Dit betekent dat de minimale leerstof decretaal beschreven staat, net zoals het wettelijk verplichte aantal stage-uren. Het examenprogramma van de Examencommissie secundair onderwijs volgt deze regelgeving. Om het diploma van Farmaceutisch Technisch Assistent te behalen, moet je daarom zowel bij de Examencommissie secundair onderwijs (EC) als bij een centrum voor volwassenenonderwijs (CVO) een aantal vakken of modules afleggen. Je kan hierbij kiezen welke vakken je via zelfstudie aflegt bij de EC en voor welke modules je lessen volgt in een CVO. De stage kan je echter alleen via een CVO lopen.

Toon meer
Toon minder

In de tabel in bijlage kan je aflezen hoe de vakken van de EC zich verhouden ten opzichte van de modules uit het volwassenenonderwijs. Op die manier kan je een volledig programma samenstellen dat inspeelt op jouw noden of verwachtingen. Dankzij dit overzicht weet je ook precies waarvoor je vrijstellingen kan aanvragen bij de EC of een CVO.

Uitgebreide informatie lees je in de vakfiche Stage (FTA) 3 tso

In het vak farmacologie en kwaliteitszorg maak je kennis met actieve stoffen, hun werkingsmechanisme, hun therapeutische toepassingen, hun voordelen en nadelen. Je leert de specialiteiten en hun toepassingsgebied kennen.
Je maakt kennis met de bijsluiters. Je leert het belang van het (zelf)zorggesprek en het geven van adviezen.

Wat moet je leren?

FARMACOLOGIE BASISKENNIS

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  •  definitie en indeling farmacologie
  • vakeigen termen

  • uitleggen wat farmacologie is en de indeling geven
  • de vakeigen termen omschrijven en toepassen:
    • indicatie
    • verschillende behandelmethodes: causaal, symptomatisch, preventief en diagnostisch gebruik van geneesmiddelen
    • posologie
    • specialiteit
    • actieve bestanddelen
    • interactie
    • contra-indicatie

  • farmacokinetiek
  • vakeigen termen

  • de absorptie, distributie en eliminatie bespreken
  • de vakeigen termen omschrijven en toepassen
    • receptor agonist en antagonist
    • first-pass-effect
    • halfwaardetijd
    • biologische beschikbaarheid
    • plasmaspiegel
    • therapeutische breedte
    • biotransformatie
    • metaboliet
    • … 

  • autonoom zenuwstelsel:
    • parasympatisch
    • (ortho)sympatisch
  • neurotransmitters: acetylcholine, noradrenaline, dopamine, serotonine
  • muscarine-,α -, ß1 - en ß2 - receptoren
  • vakspecifieke termen

  • de werking van het autonoom zenuwstelsel uitleggen

     
  • de begrippen neurotransmitters en muscarine-, α -, ß1 - en ß2 - receptoren omschrijven
  • de vakspecifieke termen omschrijven en toepassen
    • cholinergica of parasympathicomimetica
    • cholinolytica, anticholinergica of parasympathicolytica
    • adrenergica of sympathicomimetica
    • adrenolytica of sympathicolytica

FARMACOLOGIE GENEESMIDDELEN

Wat je vooraf moet weten

 

Je hebt tijdens het examen het digitale "Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium" ter beschikking om vragen op te lossen. Het repertorium kan je bij de voorbereiding van het examen raadplegen op https://www.bcfi.be/nl/chapters.

Tijdens het examen kan je op het informatiescherm de link naar het repertorium activeren. Moet je dan geen parate kennis hebben? Toch wel, vooral van OTC-producten, die vrij af te leveren zijn.

Dit repertorium is uitgebracht door Het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI) en wordt op regelmatige basis geactualiseerd.

Geneesmiddelen in verband met het cardiovasculaire stelsel
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • anti-hypertensiva
    • diuretica
      • kaliumverliezende diuretica
      • kaliumsparende diuretica
    • bètablokkers
    • calciumantagonisten
    • ACE-inhibitoren
    • sartanen
    • combinatiepreparaten
  • anti-anginosa
    • bètablokkers
    • calciumantagonisten
    • nitraten
  • digitalisglycosiden
  • anti-aritmica
  • anti-hypotensiva
  • hypolipemiërende middelen
    • statines
    • fibraten

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen

Geneesmiddelen in verband met bloed en stolling
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  •  antitrombotica
    • anti-aggregantia
      • acetylsalicylzuur
      • clopidogrel
    • anticoagulantia
      • coumarine afgeleiden
      • direct werkende orale anticoagulantia
      • heparine afgeleiden
    • trombolytica
  • antihemorragica

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • betekenis van INR-waarde kennen en de invloed van de verschillende hoofdgroepen en subgroepen op de INR-waarde kunnen verklaren
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen

Geneesmiddelen in verband met het gastro-intestinaal stelsel
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • middelen bij maag-darmpathologiëen
    • protonpompinhibitoren
    • antacida
  • spasmolytica
  • anti-emetica
    • gastroprokinetica
    • middelen bij reisziekte
  • laxativa
    • zwelmiddelen
    • osmotische laxativa
    • contactlaxativa
    • rectale laxativa
  • antidiarreïca
    • adsorbantia
    • probiotica
    • transitinhibitoren
  • middelen bij inflammatoir darmlijden

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen

Geneesmiddelen in verband met het ademhalingsstelsel
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • middelen bij astma en COPD
    • sympathicomimetica
    • anticholinergica
    • inhalatiecorticosteroïden
    • leukotrieenreceptorantagonisten
    • combinatiepreparaten
  • middelen bij hoest
    • antitussiva, mucolytica en expectorantia

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep  voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen

Geneesmiddelen in verband met het hormonaal stelsel
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • middelen bij diabetes
    • insuline
    • metformine
    • hypoglykemiërende sulfamiden
    • gliniden
    • incretinemimetica
    •  DPP4-inhibitoren
    • SGLT2-inhibitoren
    • hyperglykemiërende middelen
  • middelen bij schildklierpathologie
    • thyreomimetica
    • thyreostatica
    • jood
  • geslachtshormonen
    • oestrogeen
    • selectieve oestrogeenreceptor modulatoren (SERM)
    • androgenen en anabole steroïden
    • anti-androgenen
  • corticoïden
  • hypofysaire en hypothalame hormonen
    • groeihormonen

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, gebruiksduur, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen

Geneesmiddelen in verband met gynaeco-obstetrie
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • middelen bij vulvovaginale aandoeningen
    • middelen bij candida-vaginitis
    • middelen bij bacteriële vaginose
  • anticonceptie
  • menopauze en hormonale substitutie
    • oestrogenen
    • oestroprogestagenen

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, gebruiksduur, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen
  • het verschil tussen monofasische, bifasische, trifasische en sequentiële anticonceptie verklaren
  • weten dat de benamingen eerste, tweede en derde generatie pillen afhankelijk is van het soort synthetisch progestageen

Geneesmiddelen in verband met het urogenitaal stelsel
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • urinaire antibacteriële middelen
  • anticholinergica bij incontinentie
  • middelen bij benigne prostaathypertrofie
  • middelen bij impotentie

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, gebruiksduur, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen

Geneesmiddelen in verband met pijn, koorts en ontsteking
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • niet-narcotische analgetica en antipyretica
    • paracetamol
    • acetylsalicylzuur
    • combinatiepreparaten
  • narcotische analgetica
    • enkelvoudige preparaten
    • combinatiepreparaten
  • NSAID'S

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, gebruiksduur, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen
  • de algemene structuurformule van Acetylsalicylzuur en Paracetamol herkennen
  • de pijnbestrijding gebaseerd op de pijnladder van WHO omschrijven

Geneesmiddelen in verband met osteo-articulaire aandoeningen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • NSAID’s
    • systemisch gebruik
    • lokaal gebruik
    • selectieve COX-2 inhibitoren
  • middelen bij reumatoïde artritis
  • middelen bij jicht
  • middelen bij osteoporose
    • calcium en vitamine D
    • bisfosfonaten

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, gebruiksduur, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen
  • de algemene behandeling van chronische artritis, jicht en artrose omschrijven

Geneesmiddelen in verband met het zenuwstelsel
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • hypnotica, sedativa en anxiolytica
    • benzodiazepines
    • middelen verwant aan de benzodiazepines
    • melatonine
    • middelen op basis van planten
  • anti-psychotica
  • anti-depressiva
    • selectieve serotonine reuptake inhibitoren
    • tricyclische antidepressiva
    • serotonine en noradrenaline reuptake inhibitoren
    • noradrenaline en dopamine reuptake inhibitoren
    • Sint-Janskruid
    • Ginkgo Biloba
  • centrale stimulantia
  • middelen in verband met afhankelijkheid
    • roken
    • alcohol
    • opioïden
  • anti-parkinsonmiddelen
  • anti-epileptica
  • anti-migrainemiddelen
  • anti-alzheimermiddelen

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, gebruiksduur, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen

Geneesmiddelen in verband met infecties
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • antibacteriële middelen
    • penicillines
    • cefalosporines
    • macroliden
    • tetracyclines
    • clindamycine
    • fluorochinolonen
    • ...
  • antimycotica
    • azolen
    • terbinafine
    • nystatine
    • ...
  • antiparasitaire middelen
    • antimalaria middelen
    • middelen tegen wormen
    • ...
  • antivirale middelen

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, gebruiksduur, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen
  • het resistentieprobleem tegenover antibiotica uitleggen
  • het bacteriostatisch of bactericied effect verklaren
  • het verschil tussen smal- en breedspectrumantibiotica verklaren.

Geneesmiddelen in verband met immuniteit
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • vaccins
    • antivirale vaccins
    • antibacteriële vaccins
    • gecombineerde vaccins
  • TNF-remmers
  • middelen tegen allergie
    • H1-antihistaminica

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, gebruiksduur, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen

Geneesmiddelen in verband met dermatologie
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • anti-infectieuze middelen
    • antiseptica,
    • antibiotica,
    • antimycotica,
    • antiviraal
  • lokale glucocorticoïden
  • combinatiepreparaten
  • middelen bij traumata en veneuze aandoeningen
  •  middelen bij acné
    •  keratolytica
    • antibacteriële producten
  • aanpak van psoriasis
    • lokale glucocorticoïden
    • salicylzuur
    • vitamine D-analogen

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, gebruiksduur, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen

Geneesmiddelen in verband met neus, keel, oor en oog
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

  • middelen voor gebruik in het oor
  • rhinitis en sinusitis
    • orale middelen
      • vasoconstrictoren
      • vasoconstrictoren + H1-antihistaminicum
      • combinatiepreparaten
    • nasale middelen
      • zoutoplossingen
      • vasoconstrictoren
      • nasale corticosteroïden
      • nasale antihistaminica
      • combinatiepreparaten
    • inhalatiemiddelen
  • orofaryngeale aandoeningen
    • zuigtabletten
  • middelen voor gebruik in het oog
    • antiseptica
    • lokale antibiotica
    • H1-antihistaminica
    • kunsttranen
    • middelen bij glaucoom
      • bètablokkers
      • alfa-sympathicomimetica
      • prostaglandine analogen
      • combinatiepreparaten

  • de indeling in de verschillende hoofdgroepen en subgroepen uitleggen
  • van elke hoofdgroep en subgroep de betekenis en de werking / toepassing verklaren
  • ernstige bijwerkingen van de hoofdgroepen en subgroepen opsommen
  • voor elke hoofdgroep en subgroep het algemeen gebruiksadvies kunnen geven (bijvoorbeeld moment van inname, bij de maaltijd of nuchter, gebruiksduur, …)
  • voor elke hoofdgroep en subgroep voorbeelden geven
  • van elke specialiteit en elk actief bestanddeel uit de lijst in bijlage de hoofdgroep en subgroep bepalen --> de werking en indicatie kennen

KWALITEITSZORG

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?
  • OTC medicatie


  • klantenadvies
  • therapietrouw

  • bijsluiters
  • eerste aflevering

  • OTC medicatie herkennen ten opzichte van voorschriftplichtige medicatie
  • voor veel voorkomende klachten advies geven wat betreft keuze aan OTC producten en weten wanneer naar een arts moet worden doorverwezen
  • steeds adequaat klantenadvies verlenen (WHAM - principe)
  • therapietrouw bij de patiënt controleren, stimuleren en bewaken.
  • bijsluiters van geneesmiddelen aan patiënten toelichten
  • bij een eerste aflevering het juist en veilig gebruik van orale, rectale, oculaire en vaginale toedieningsvormen uitleggen

Welke opdracht moet je uitvoeren?

Dit vak heeft geen opdrachten

Welke bijlagen heb je nodig?

Bijlage
verhouding vakken EC_CVO.pdf
VAKFICHE_farmacologie en kwaliteitszorg_bijlage 2022.pdf

Hoe verloopt het examen?

90 minuten voor examens vanaf 01-01-2021 tot 31-12-2021
Het examen farmacologie en kwaliteitszorg is een digitaal examen. Vraag je je af hoe een digitaal examen verloopt? De uitleg over onze digitale examens, de instructies en heel wat voorbeeldvragen vind je op https://examencommissiesecundaironderwijs.be/examens
/
kladpapier en een balpen Belangrijk: tijdens het examen krijg je online toegang tot het gecommentarieerd geneesmiddelen repertorium via de BCFI – website namelijk https://www.bcfi.be/nl/chapters. Let wel, de bijsluiters kunnen tijdens het examen niet geraadpleegd worden. Moet je dan geen parate kennis hebben? Toch wel, vooral van OTC-producten, die vrij af te leveren zijn. Je maakt op het examen eventueel gebruik van een digitale rekenmachine. Een digitale rekenmachine kan je aanklikken met het icoontje, dat je terugvindt onderaan links op je scherm. Je kan met deze toets je berekeningen maken gedurende de tijd van je examen. Je hoeft dus zelf geen rekenmachine meer mee te brengen. Een gsm, tablet of smartphone zijn niet toegelaten om te rekenen.
Het digitaal examen bestaat uit gesloten vragen. Er zijn verschillende vraagtypes: invulvragen, sleepvragen, dropdownvragen, meerkeuzevragen, opzoekvragen. Elk vraagtype heeft zijn eigen instructiezin, die duidelijk aangeeft wat je precies moet doen. Het is belangrijk dat je de verschillende vraagtypes vooraf inoefent. Op de website vind je een oefenexamen, waarin je ze kan uitproberen. Uiteraard is dit geen echt examen: de bedoeling is dat je de techniek van de digitale vraagtypes in de vingers krijgt.

Hoe beoordelen we het examen?

Voor de gesloten vragen moet je het juiste antwoord aanduiden, invullen of slepen om punten te scoren,naargelang het vraagtype kan je voor een gedeeltelijk juist antwoord soms ook punten scoren en is er bij meerkeuzevragen geen giscorrectie.

Basiskennis

15%

Geneesmiddelen

80%

Kwaliteitszorg

5%

Met welk materiaal bereid je je voor?

Je moet zelf op zoek naar leermiddelen om je examen voor te bereiden. De Examencommissie stelt zelf geen leermiddelen ter beschikking. Je kan boeken of cursussen kopen in een (online of tweedehands-) boekenhandel of ontlenen in een bibliotheek. De bibliotheken van de lerarenopleiding aan de universiteit of de hogeschool bieden heel wat leermiddelen aan in hun collectie.
Bij elke nieuwe editie van de vakfiche actualiseren we deze bibliografie. Toch is het best mogelijk dat bepaalde werken niet meer verkrijgbaar zijn of dat nieuwe werken die al op de markt zijn nog niet zijn opgenomen.
We maken bewust een selectie van leermiddelen die ons op dit ogenblik het meest aangewezen lijken om je voor te bereiden op onze examens. Door een selectie te maken, willen we je helpen om je studie efficiënter aan te pakken. Je kan echter ook andere werken of cursussen gebruiken bij je voorbereiding op het examen.
In dit deel van de bibliografie vind je enkele handboeken die vaak gebruikt worden in het secundair onderwijs. Ze bieden je voldoende ondersteuning om zelfstandig de leerstof te verwerken dankzij elektronische hulpmiddelen zoals oefeningen die de uitgever aanbiedt bij het handboek. De hier opgenomen lijst houdt geen enkele aanbeveling of kwaliteitsgoedkeuring in.

Methode
Uitgeverij
Gegevens

Farmacotherapie in de apotheek- H. Elling

Bohn Stafleu van Loghum

ISBN: 9789031354481

Zelfzorgadvies in de apotheek, Praktijkgids 1, Storms V., Foulon V.

ACCO

ISBN:  9789033495731

Zelfzorgadvies in de apotheek, Praktijkgids 2, Foulon V., Cornwell S.

ACCO

ISBN: 9789462927575

Farmacotherapie voor apothekersassistenten-Basiswerk AG-F.A.C. van Opdorp

Bohn Stafleu van Loghum

ISBN: 9789036826747

Farmaceutische patiëntenzorg-Basiswerk AG-F. van Opdorp, J. Mentink

Bohn Stafleu van Loghum

ISBN: 9789036811972

Geneesmiddelenrepertorium

https://www.bcfi.be/nl/chapters

https://www.pharmaceuticalcare.be/NL/

https://www.pharmaceuticalcare.be/NL/uploads/documentenbank/f1473de1293745dd1af7df741bf44843.pdf

https://www.healthbase.nl/

https://www.belgianrespiratorysociety.be/nl/mypuff 

www.apotheek.nl

www.kinderformularium.nl

www.farmacotherapeutischkompas.nl

www.thuisarts.nl

https://www.lareb.nl/ 

www.domusmedica.be

https://www.nhg.org/ 

www.gezondheidenwetenschap.be

www.wanda.be

/