WAT IS DE INHOUD VAN HET VAK?
Op de volgende pagina’s vind je de leerinhoud.
Meestal geven we je bronmateriaal aan de hand waarvan je de leerstof moet toelichten. Het bronmateriaal kan bestaan uit afbeeldingen, schema’s, tabellen, grafieken, tekstfragmenten en kaartmateriaal.
Lees alles heel grondig door en let daarbij goed op de gebruikte werkwoorden.
Om je te helpen, geven we in deze tabel een omschrijving van deze werkwoorden.
kennis in eigen woorden weergeven (waarbij wetenschappelijke terminologie en notatie correct worden toegepast)
een juiste wetenschappelijke benaming geven voor een begrip, voorwerp, structuur
kennis verbinden aan gegeven bronmateriaal
toelichten / interpreteren
gegeven informatie ( eigen antwoord, afbeelding, tekst,... ) verduidelijken en uitleggen
uit bronmateriaal relaties en waarden afleiden om een besluit te formuleren
een specifiek voorbeeld van een algemeen concept of principe geven
een verklaring geven (oorzaak en gevolg)
gelijkenissen en verschillen beschrijven tussen twee of meer begrippen, structuren, ideeën
een berekening maken en hierbij correct gebruik maken van wetenschappelijke terminologie, symbolen, SI-eenheden en wetenschappelijke notatie
een bepaald begrip gebruiken om een vraag te beantwoorden of een vraagstuk op te lossen
verbanden leggen tussen verschillende leerstofonderdelen, ideeën, problemen of situaties
een standpunt formuleren en met wetenschappelijke argumenten onderbouwen
1 ALGEMENE BIOLOGIE
Celleer
celkern, endoplasmatisch reticulum en ribosomen, golgi-apparaat, mitochondrium, lysosomen, celmembraan, plastiden, celwand
aan de hand van microscopisch en submicroscopisch beeldmateriaal de hiernaast genoemde celorganellen herkennen en benoemen
de functie van de opgesomde celorganellen beschrijven
functionele verbanden tussen de verschillende celorganellen toelichten
een plantaardige en een dierlijke cel van elkaar onderscheiden
de bouw van de celkern beschrijven
de schematische voorstelling van DNA herkennen
de bouwstenen van een DNA-molecule benoemen
chromosomen, chromatide en chromatine in de cel situeren en de begrippen toelichten
DNA-replicatie situeren in de celcyclus en de verschillende fasen toelichten
het belang van DNA-replicatie toelichten
de begrippen transcriptie, translatie, mRNA, tRNA en rRNA aan de hand van beeldmateriaal herkennen en toelichten
de functie van ATP als energierijke molecule toelichten en illustreren
de verschillende fasen in de celcyclus herkennen en toelichten
de mitose en de meiose in de celcyclus situeren en toelichten
de begrippen diploïd en haploïd toelichten
het belang van mitose en meiose voor de spermatogenese en de oögenese verklaren
het verband leggen tussen geslachtelijke voortplanting en het ontstaan van variatie
het verband leggen tussen de ontwikkeling van mannelijk en vrouwelijke voortplantingsorganen en de geslachtshormonen oestrogeen, progesteron en testosteron
onderdelen van de vrouwelijke en mannelijke voortplantingsorganen herkennen en de bouw en functie van de voortplantingsorganen toelichten
de hormonale regeling van zaadcel- en eicelvorming aan de hand van eenvoudige schema’s en figuren toelichten
de hormonale regeling van de menstruele cyclus aan de hand van eenvoudige schema’s en figuren toelichten
Bevruchting en embryonale ontwikkeling
aan de hand van beeldmateriaal de verschillende fasen van de bevruchting en innesteling herkennen en toelichten
de invloed van omgevingsfactoren op de ontwikkeling van het embryo en de foetus toelichten
de werking en betrouwbaarheid van hormonale en andere anticonceptiva verklaren en in verband brengen met de hormonale regeling van de menstruatiecyclus.
anticonceptiva die bescherming bieden tegen geslachtsziekten benoemen
het principe van sterilisatie zowel bij man als bij vrouw toelichten
de begrippen homozygoot, raszuiver, heterozygoot, allel, gen, locus, dominant, recessief, intermediair, multiple allelen, genotype, fenotype onderscheiden en toepassen
Monohybride en dihybride kruisingen
aan de hand van eenvoudige kruisingsschema’s en/of stambomen
- de overerving van kenmerken bij de mens afleiden
- de overerving van het geslacht afleiden
- de overerving van bloedgroepen en resusfactor afleiden
- de overerving van geslachtsgebonden kenmerken afleiden
geslacht en erfelijke afwijkingen uit een karyogram afleiden
aan de hand van voorbeelden verklaren dat variatie tussen organismen ontstaat door een wisselwerking tussen genetisch materiaal (erfelijkheid) en omgevingsinvloeden (mutaties)
de verschillende soorten mutaties (genoom-, chromosoom-, genmutaties) onderscheiden en toelichten aan de hand van een voorbeeld (syndroom van Down, syndroom van Turner, Klinefeltersyndroom, cri-du-chat-syndroom)
oorzaken van mutaties opnoemen en met het leefmilieu in verband brengen.
mutatie en modificatie onderscheiden
grote stappen in de biologische evolutie van organismen, met inbegrip van de mens, herkennen en toelichten
natuurlijke selectie als drijfveer van evolutie toelichten
de principes van de evolutietheorie van Lamarck en de evolutietheorie van Darwin beoordelen.
wetenschappelijk onderbouwde argumenten voor de biologische evolutie van organismen, met inbegrip van de mens, toelichten
de moderne evolutietheorie door ontwikkelingen op het gebied van moleculaire genetica toelichten
soortvorming binnen populaties en het ontstaan van nieuwe soorten door mutaties, natuurlijke selectie, isolatie en genetische drift toelichten
Wisselwerking met maatschappij en duurzaamheid
Met de verworven kennis uit bovenstaande leerinhouden, gegeven bronnenmateriaal interpreteren en beargumenteren.
Volgende thema’s kunnen hierbij aan bod komen:
- religieuze standpunten en wetenschappelijke onderbouwde argumenten tegenover condoomgebruik, contraceptiva, abortus, ..
- de ethische aspecten bij behandeling van onvruchtbaarheid, prenatale diagnostiek, ..
- de wijziging van biodiversiteit onder invloed van de klimaatverandering
- de invloed van anabolica, hormonen in voeding, .. op de hormonenhuishouding en de gevolgen hiervan
- de impact van wetenschappelijke kennis en ontwikkeling op de verdraagzaamheid tegenover seksuele geaardheid, lichamelijke diversiteit,..
- ..
2 STELSELS (ANATOMIE / FYSIOLOGIE)
2.1 SPIJSVERTERINGSSTELSEL
Bouw en werking van het spijsverteringsstelsel
de delen van het spijsverteringsstelsel kunnen herkennen en hun functie toelichten
Spijsvertering: algemene functie, eigenschappen van enzymen, soorten enzymen, vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten, lever en gal
de algemene functie van vertering toelichten
de functie en eigenschappen van enzymen toelichten
de secretieproducten van de maag, pancreas en dunne darm benoemen en hun functies toelichten
de vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten herkennen en toelichten aan de hand van eenvoudige schema’s
het belang en de functie van de lever voor de spijsvertering toelichten
de absorptie van water en voedingsstoffen situeren in het lichaam en toelichten
stoma, maagzweer, darmkanker en hepatitis toelichten (oorzaken, symptomen, bestrijding)
2.2 TRANSPORT
Samenstelling van het bloed
aan de hand van beeldmateriaal de componenten van het bloed herkennen en hun functie toelichten
de samenstelling van het bloedplasma toelichten
plasma en serum onderscheiden
het begrip hematocrietwaarde toelichten
aan de hand van beeldmateriaal de bouw en de werking van het hart kunnen toelichten
de begrippen sinusknoop, AV knoop en bundel van Hiss situeren en toelichten
de verschillende delen van het hart herkennen en toelichten
de begrippen ader, slagader en haarvaten onderscheiden en toelichten
aan de hand van beeldmateriaal de bloedsomloop toelichten
de begrippen systole en diastole onderscheiden en toelichten
de normale bloeddrukwaarde beschrijven
de factoren die de bloeddruk beïnvloeden toelichten
humorale immuniteit met B- cellen, cellulaire immuniteit met T-cellen aan de hand van beeldmateriaal herkennen en de werking toelichten
de thymus, milt, lymfeknopen en lymfe herkennen en toelichten
natuurlijke en kunstmatige immuniteit onderscheiden
het begrip allergie toelichten
hypertensie en hypotensie, hartinsufficiëntie, angina pectoris, anemie, trombose, leukemie en hartinfarct toelichten
2.3 ZENUWSTELSEL EN ENDOCRIEN STELSEL
Indeling van het zenuwstelsel
de begrippen animaal zenuwstelsel met centraal en perifeer, autonoom zenuwstelsel, ortho- en parasympathisch zenuwstelsel, sensoriële en motorische neuronen onderscheiden en toelichten
Functionele bouw van het centraal zenuwstelsel
aan de hand van beeldmateriaal hersen- en ruggenmergonderdelen herkennen en hun functie toelichten
Functionele bouw van zenuwweefsel
aan de hand van beeldmateriaal de delen van een neuron herkennen en hun functie toelichten
Ontstaan en geleiding van een zenuwimpuls
het mechanisme van impulsgeleiding met elektrische verschijnselen (ionkanalen) toelichten
de begrippen synaps, neurotransmitter, ionenkanalen , synaptische spleet, receptoren, exocytose en endocytose, met en zonder myeline, cellen van Ranvier onderscheiden en toelichten
chemische impulsoverdracht ter hoogte van de synaptische spleet verklaren
Coördinerende functie van het zenuwstelsel
de coördinerende functie van het animaal zenuwstelsel bij reflexen, bewuste gewaarwordingen en gewilde bewegingen herkennen en toelichten
Ligging en functies van endocriene klieren
aan de hand van beeldmateriaal de belangrijkste hormonale klieren herkennen
verband leggen tussen de functie van de klier en de vrijgekomen hormonen
Coördinerende functie van hormonen
het principe van terugkoppeling (feedbackmechanisme) illustreren
Parkinson, Alzheimer, MS, hersenvliesontsteking en epilepsie toelichten
diabetes, hyperthyroïdie toelichten
2.4 ADEMHALINGSSTELSEL
Bouw en werking van het ademhalingsstelsel
aan de hand van beeldmateriaal de delen van het ademhalingsstelsel herkennen en hun functies toelichten
Middenrif- en borstademhaling
middenrif- en borstademhaling onderscheiden en het principe toelichten
de begrippen spirometer, ademvolume en vitale capaciteit toelichten
astma, mucoviscidose, hyperventilatie en bronchitis toelichten
2.5 URINESTELSEL
Macroscopische bouw en werking van het urinestelsel
aan de hand van beeldmateriaal de delen van het urinestelsel herkennen en hun functie toelichten
aan de hand van beeldmateriaal de delen van een nier herkennen en hun functie toelichten
Microscopische bouw en werking van het urinestelsel
aan de hand van beeldmateriaal de bouw van een nefron herkennen en de werking toelichten
incontinentie, chronische nierinsufficiëntie kunnen toelichten
3 MICROBIOLOGIE EN PARASITOLOGIE
de bouw en de voortplanting van bacteriën herkennen en toelichten.
de begrippen: besmetting, incubatietijd, pathogeen vermogen, virulentie, plasmide, aëroob/anaëroob, gram+/- onderscheiden en toelichten
de indeling naar vorm en voedingswijze (metabolisme) toelichten
Medisch belangrijke bacteriën
de overdracht en het ziektebeeld kennen van:
- bacteriën die via seksueel contact worden overgedragen: Clamydia en Syfilis
- bacteriën die verbonden zijn aan darmflora: Salmonella en Helicobacter pylori.
- bacteriën die verbonden zijn aan de luchtwegen: Legionella en longontsteking.
de problemen in verband met multiresistente bacteriën( MRSA) toelichten
de begrippen ecto/endoparasiet, toxine, cysten, gastheer toelichten
de symptomen van voetschimmel herkennen en toelichten
Eukaryotische eencelligen
de overdracht en het ziektebeeld van malaria (Plasmodium) en slaapziekte (Trypanosoma) herkennen en toelichten
de overdracht en het ziektebeeld van aarsmade, lintworm, spoelworm herkennen en toelichten
de overdracht en het ziektebeeld van luizen en teken (+ verband ziekte van Lyme) herkennen en toelichten
de replicatie van virussen toelichten
de begrippen virus , retrovirus, bacteriofaag, interferon en antigeen onderscheiden
de overdracht en het ziektebeeld van HIV, influenza, mazelen en windpokken herkennen en toelichten