Skip to Main Content

Vakfiche chemie 2 aso

Geldig van 01 januari 2021 tot en met 31 december 2021
 

content

Studierichting

Geen studierichtingen gevonden

Referentiekader

ReferentiekaderOpmerking
Eindtermenhttps://www.onderwijsdoelen.be/

Waarom leer je dit vak?

Om in onze maatschappij bewust en kritisch te kunnen functioneren, moet je voldoende inzicht hebben in wetenschappen.  Chemie is immers een wetenschap waar je bijna dagelijks mee wordt geconfronteerd.  Denk maar aan:

 

  



 

 

  



 

 

  



 

  • het gebruik van scheidingstechnieken in allerlei gebruikstoestellen;
  • de productie van nieuwe materialen door chemische reacties;
  • technische realisaties in de geneeskunde;
Wetenschappelijke kennis heb je bovendien ook nodig om verantwoorde en bewuste keuzes te maken, bijvoorbeeld om veilig en verantwoord om te gaan met (gebruiks)stoffen.  Zo is het belangrijk om in te zien dat het gebruik van onderhoudsproducten gevaren kunnen inhouden . Productetiketten interpreteren is dan ook een onderdeel van het examen.

Op het examen gaan we daarom na of je geïnformeerd bent over duurzame ontwikkeling. Het is immers belangrijk om verder te kunnen kijken dan de leerinhouden en ook een kritische houding aan te nemen ten opzichte van de impact van wetenschap en techniek op de maatschappij en het dagelijkse leven. Leven wij voldoende verantwoord op ecologisch, ethisch en technisch vlak? Ben je bewust van de eindigheid van het gebruik van grondstoffen of stoffen ? Besef je dat onze manier van leven belastend kan zijn voor het milieu en dat hiervoor alternatieven of oplossingen moeten gezocht worden? Is het niet belangrijk om giftige stoffen in speelgoed, verven... te vermijden?  Sorteer je thuis het afval?  Niet alleen wetenschap en techniek moeten goede oplossingen vinden maar ook jij als individu kan je verantwoordelijkheid nemen om bij te dragen tot een duurzame maatschappij.

Voor jezelf is het dus belangrijk dat je tijdens je voorbereiding leert om zelfstandig informatie op te zoeken via elektronische media.  Zoek extra informatie op over wetenschappers of experimenten die in de leerinhouden aan bod komen en probeer deze historisch te situeren.  De bedoeling is dat je met deze informatie creatief en kritisch omgaat. Het is een wetenschappelijke houding om kritische vragen te durven stellen bij de informatie die je aangeboden wordt.  We toetsen jouw wetenschappelijk kennis daarom ook aan de hand van informatie uit media en/of literatuur waarover enkele vragen worden gesteld.

 

 

 

    







 

 

    







 

 

 

Toon meer
Toon minder

Bovendien behoort wetenschap en dus ook chemie tot onze culturele ontwikkeling.  Voorbeelden zoals de evolutie van het atoommodel, een katalysator in een auto, verzuring van de bodem.... zijn deel geworden van ons taalgebruik.  Deze voorbeelden tonen aan dat je wetenschappelijke kennis kan verwerven door te vertrekken van de wereld rondom jou en proefondervindelijk te werk te gaan. Als voorbereiding op het examen zal je daarom een onderzoeksopdracht uitvoeren. Deze opdracht bestaat uit één of meerdere eenvoudige experimenten die je uitvoert met eenvoudig materiaal.  Bij deze opdrachten worden onderzoekende vragen gesteld waarop je een hypothese of verwachting probeert te formuleren.  Om op deze vragen te antwoorden heb je voorkennis of extra informatie nodig zijn die je moet opzoeken.  Hoe je te werk gaat om de opdracht uit te voeren, wordt telkens uitvoerig beschreven.  De waarnemingen van deze opdracht geef je weer in woorden, een tabel en/of grafiek.  Tijdens het examen krijg je een aantal reflectievragen.

Om de realiteit onderzoekend te benaderen, te begrijpen en te verklaren, moet je wel voldoende vaardigheden beheersen en voldoende wetenschappelijke basiskennis hebben. Dat betekent dat je wetenschappelijke principes, begrippen, symbolen en SI-eenheden in het dagelijkse leven kan herkennen, benoemen en actief gebruiken. Op het examen moet je hierover vragen beantwoorden.

De inhoud van deze vakfiche sluit zo nauw aan bij de eindtermen en cesuurdoelen van de Vlaamse overheid. Deze eindtermen en cesuurdoelen vormen de basis voor onze examens. Zo toetsen we of je de vereiste vaardigheden en competenties voldoende beheerst.

Wat moet je leren?

1 Deeltjesmodel

1.1 NAMEN EN SYMBOLEN
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het onderscheid tussen chemie, fysica en biologie

beschrijven wat de chemie bestudeert in termen van de grootteorde van deeltjes en dit vergelijken met andere wetenschappen

volgende namen en symbolen: H Li Be B C N O F - Na Mg Al Si P S Cl - K Ca Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ge As Br - Ag Cd Sn Sb I - Ba Pt Au Hg Pb - U Pu - He Ne Ar Kr Xe Rn

een stof of stofdeeltje classificeren als atoom, molecule of ion aan de hand van een chemische formule

de naam en de symbolische voorstelling van de belangrijkste elementen schrijven

1.2 HET ATOOMMODEL
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de wetenschappers Dalton, Thomson, Rutherford en Bohr

deze wetenschappers historisch situeren

het atoommodel van Dalton, Thomson, Rutherford en Bohr

deze herkennen, benoemen en beschrijven

een vergelijking maken tussen de verschillende atoommodellen

het gebruik van deze modellen historische verklaren

het gebruik van modellen in wetenschappen verklaren

de samenstelling van een atoom: protonen, neutronen en elektronen, atoomnummer, nucleonengetal

de gegeven deeltjes situeren in het atoommodel van Bohr

het begrip relatieve en absolute massa en lading

deze begrippen definiëren

de getalwaarde van de relatieve massa en lading van protonen, neutronen en elektronen noteren

de symbolische voorstelling van een atoom

atomen symbolisch voorstellen met atoomnummer en massagetal

het aantal protonen, neutronen en elektronen afleiden uit het massagetal en het atoomnummer

de elektronenconfiguratie voor elementen met Z ≤ 18

deze configuratie schrijven volgens het atoommodel van Bohr

1.3 HET PERIODIEK SYSTEEM DER ELEMENTEN (PSE)
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de opbouw van het PSE als een rangschikking van elementen volgens atoomnummer en overeenkomstige eigenschappen

de opbouw en indeling van het PSE beschrijven

de begrippen: periode, groep, groepsnaam, metalen, niet-metalen, edelgassen, elektronegatieve waarde

deze begrippen beschrijven en toepassen op een gegeven PSE

de elementen (voor Z ≤ 18) een plaats geven in het PSE op basis van de elektronenconfiguratie

het verband leggen tussen de elektronenconfiguratie enerzijds en het periodenummer en het groepsnummer anderzijds

valentie-elektronen

het aantal elektronen op de buitenste hoofdschil afleiden met behulp van het PSE voor elementen uit de hoofdgroepen

1.4 ATOOMMASSA, MOLECUULMASSA, MOLAIRE MASSA
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de begrippen relatieve atoom- en molecuulmassa,
molaire massa

deze begrippen definiëren

deze begrippen afleiden uit het PSE of berekenen

de juiste symbolen, SI-eenheden en terminologie gebruiken

de begrippen: het getal van Avogadro, de atoommassa-eenheid (ame of unit), één mol

deze begrippen definiëren, symbolisch voorstellen en de juiste SI-eenheden gebruiken

omrekeningen maken tussen het aantal deeltjes, de stofhoeveelheid en massa

stoichiometrische berekeningen

uit een gegeven chemische reactievergelijking stoichiometrische hoeveelheden afleiden en massa's van reagentia en reactieproducten berekenen

2 Stoffen

2.1 MENGSELS
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

stofeigenschappen: smelttraject of smelttemperatuur, kooktraject of kooktemperatuur

zuivere stoffen en mengsels van elkaar onderscheiden op basis van stofeigenschappen of gegeven waarnemingen

soorten mengsels: homogeen, heterogeen, een oplossing, een emulsie of suspensie

soorten mengsels herkennen en benoemen

scheidingstechnieken: filtreren, extraheren, chromatografie, destilleren, centrifugeren, adsorberen, absorberen, kristalliseren

het principe van de scheidingstechnieken beschrijven

de geschikte scheidingstechniek benoemen om een zuivere stof uit een gegeven mengsel te isoleren en verklaren waarom deze scheidingstechniek gebruikt kan worden

op basis van gegevens een scheidingsplan opstellen om verschillende zuivere stoffen uit een eenvoudig en herkenbaar mengsel te isoleren en verklaren waarom de gekozen scheidingstechnieken gebruikt worden

2.2 ZUIVERE STOFFEN
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

soorten zuivere stoffen: enkelvoudige en samengestelde stoffen, organische en anorganische stoffen

stoffen classificeren als enkelvoudige of samengestelde stof aan de hand van een chemische formule, deeltjesmodel of vanuit experimentele gegevens

stoffen classificeren als organisch of anorganisch aan de hand van een chemische formule of deeltjesmodel

coëfficiënt en index van moleculen

het aantal moleculen en het aantal atomen van een atoomsoort in een molecule of ion afleiden aan de hand van een chemische formule

het deeltjesmodel en twee- en driedimensionele voorstellingen van stoffen

stoffen met een deeltjesmodel voorstellen

het deeltjesmodel en deze voorstellingen vertalen naar de samenstelling van de stof en naar de chemische formule van de stof

2.3 ENKELVOUDIGE STOFFEN
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

namen en chemische formules van metalen, niet-metalen, edelgassen: H2 N2 O2 F2 Cl2 Br2 I2, O3, C, S8, P4

(Zie ook 1 namen en symbolen)

metalen, niet-metalen en edelgassen classificeren aan de hand van een chemische formule, chemische structuur

deze namen en symbolische voorstellingen noteren

triviale namen van deze stoffen noteren

eigenschappen van metalen, niet-metalen en edelgassen: aggregatietoestand bij kamertemperatuur, elektrisch geleidingsvermogen, warmtegeleiding, vervormbaarheid, glans…

deze eigenschappen beschrijven

deze eigenschappen in verband brengen met hun toepassingen in het dagelijks leven en met hun chemische structuur

deze eigenschappen gebruiken om metalen en niet-metalen te classificeren

2.4 SAMENGESTELDE STOFFEN
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

anorganische stofklassen: zuren, zouten, basen en oxiden

anorganische stoffen classificeren volgens de stofklassen aan de hand van een chemische formule, chemische structuur

IUPAC-namen van:  zuren, zouten, basen en oxiden, een aantal ternaire zuren en zouten zoals carbonaat, nitraat, fosfaat, sulfaat, chloraat, bromaat en jodaat


IUPAC-namen van de gegeven stofklassen en voorbeelden noteren

chemische formules van zuren, zouten, basen en oxiden noteren met behulp van het PSE en een tabel met oxidatiegetallen (zie bijlage)

triviale namen van anorganische stoffen: zoutzuur, zwavelzuur, bijtende soda, ontstopper, gewone soda, gebluste kalk, ongebluste kalk, kalkwater, koolzuur, salpeterzuur, fosforzuur, ammoniak, lachgas, keukenzout, bakpoeder

deze namen herkennen in teksten en vraagstellingen

deze namen gebruiken in antwoorden

van deze stoffen de formule of de IUPAC-naam geven

eigenschappen van zuren, zouten, basen en oxiden

deze eigenschappen beschrijven

deze eigenschappen in verband brengen met hun toepassingen in het dagelijks leven en met hun chemische structuur

deze eigenschappen gebruiken om zuren, zouten, basen en oxiden te classificeren

organische stoffen: n-alkanen, n-alkanolen (alcoholen), n-alkaanzuren (carbonzuren), verzadigde organische verbindingen

deze stoffen herkennen en benoemen aan de hand van hun chemische formule

het begrip verzadigde verbinding beschrijven

de functionele groep van alcoholen en carbonzuren herkennen en benoemen in een gegeven structuurformule

IUPAC-naamgeving van de eerste 10 n-alkanen


deze formules en IUPAC-namen noteren

triviale namen van organische stoffen: mierenzuur, azijnzuur, brandspiritus, drankalcohol

deze namen herkennen in teksten en vraagstellingen

deze namen gebruiken in antwoorden

eigenschappen en toepassingen van n-alkanen, methanol, ethanol, methaanzuur en ethaanzuur


deze eigenschappen beschrijven

deze eigenschappen in verband brengen met hun toepassingen in het dagelijks leven en met hun chemische structuur

deze eigenschappen gebruiken om deze organische stoffen te classificeren

het onderscheid tussen een volledige en onvolledige verbranding van n-alkanen

dit onderscheid beschrijven met verwijzing naar de vuurdriehoek

de gevolgen van beiden op ecologische vlak verklaren

de begrippen pH, waterstofionenconcentratie, hydroxideconcentratie

een verband leggen tussen deze begrippen in een waterige oplossing

en verband leggen tussen deze begrippen en het zure, basische en neutrale karakter van een waterige oplossing

zuur-base-indicatoren, het gebruik van een pH-meter en een universeelindicator

gegevens van deze meetmethoden gebruiken om stoffen te classificeren en eigenschappen van deze stoffen af te leiden

2.5 DE CHEMISCHE BINDING
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het onderscheid tussen atoom, molecule, poly-atomisch ion en mono-atomisch ion

een stof of stofdeeltje classificeren als een atoom, een molecule, een poly-atomisch ion of een mono-atomisch ion aan de hand van een gegeven chemische formule

het begrip oxidatiegetal

de getalwaarden van volgende oxidatiegetallen:

  • OG van atomen in enkelvoudige stoffen = 0
  • som van de OG bij neutrale verbinding = 0
  • OG van mono-atomische ionen = relatieve ionlading
  • som van de OG bij poly-atomische ionen = relatieve ionlading
  • OG van een zuurstofatoom in een samengestelde stof = -II
  • OG van een waterstofatoom in een samengestelde stof = +I

dit begrip definiëren

het oxidatiegetal symbolisch noteren

het verband afleiden tussen het oxidatiegetal van een element en zijn groepsnummer

het oxidatiegetal van een atoom in een binaire verbindingen of poly-atomisch ion afleiden

de ionbinding

de ionvorming van metalen en niet-metalen uit de hoofdgroepen (I,II,III,VI,VII) verklaren aan de hand van voorbeelden

het ontstaan van een ionbinding voor binaire verbindingen verklaren aan de hand van voorbeelden

de covalente binding

het ontstaan van een covalente binding (atoombinding) voor binaire verbindingen verklaren aan de hand van voorbeelden

de metaalbinding

het ontstaan van de metaalbinding verklaren

de lewisstructuur

deze structuur opstellen voor binaire verbindingen

2.6 ROOSTERTYPES
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

atoomrooster, ionrooster, metaalrooster, molecuulrooster

deze roostertypes herkennen en benoemen aan de hand van voorbeelden

stofeigenschappen: elektrisch geleidingsvermogen; elektrische aantrekkingskracht, vervormbaarheid van metalen ….

deze eigenschappen in verband te brengen met de chemische binding en het roostertype

2.7 VEILIGHEID EN DUURZAAMHEID
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

pictogrammen , H/P-zinnen

de betekenis van de pictogrammen op productetiketten herkennen en hun betekenis beschrijven

aantonen op basis van H/P of een chemische stof al dan niet gebruikt kan worden in bepaalde situaties

duurzaamheidsprincipes

het belang van het zorgzaam omgaan met stoffen verklaren vanuit het duurzaamheidsprincipe en het voorkomen van afval

3 Stofomzettingen

3.1 REACTIEVERGELIJKINGEN
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de begrippen reagens, reagentia of reagerende stoffen, reactieproduct, reactievergelijking, chemische reactie

deze begrippen definiëren

chemische reacties voorstellen met behulp van het deeltjesmodel en een chemische reactievergelijking

een chemische reactie interpreteren

het principe van een chemische reactie beschrijven

de wet van behoud van atomen, de wet van Lavoisier en de wet van Proust

deze wetten beschrijven en in verband brengen met de afvalproblematiek en toepassingen in het dagelijks leven

deze wetten toepassen in reactievergelijkingen

3.2 REACTIEPATRONEN
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

reactiepatronen

  • metalen/ niet-metalen  + dizuurstof
  • metaaloxiden/niet-metaaloxiden  +  water
  • zuren  +  basen
  • ionisatie- en dissociatiereacties
  • volledige en onvolledige verbranding van alkanen
  • oxidatie- en reductiereacties
  • eenvoudige essentiële ionenreacties en stoffenreactievergelijkingen

deze reactiepatronen herkennen, noteren en/of vervolledigen en interpreteren met de juiste chemische formules

3.3 REACTIESOORTEN
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

exo-of endo-energetische reacties, een neerslag- gasontwikkelings- of neutralisatiereacties , synthese- en analysereacties

deze reacties classificeren in waarnemingen of beeldfragmenten uit het dagelijks leven met behulp van de oplosbaarheidstabel die je in bijlage vindt

afleiden uit de oplosbaarheidstabel of het samenbrengen van ionencombinaties al dan niet leidt tot de vorming van een onoplosbare stof

de betekenis van een neutralisatiereactie beschrijven

energiediagrammen van exo- en endo-energetische reacties

deze energiediagrammen herkennen, benoemen, interpreteren en tekenen

ionenuitwisselingsreactie, protonenuitwisselingsreactie, elektronenuitwisselingsreactie, synthese- of analysereactie

deze reacties classificeren aan de hand van een reactievergelijking

redoxreacties: verbrandingsreacties, synthese- en analysereacties met binaire stoffen

de verandering van oxidatiegetallen afleiden in eenvoudige redoxreacties

de betekenis van een redoxreactie beschrijven

de begrippen reductie, oxidatie, reductor, oxidator

deze begrippen herkennen en benoemen in een eenvoudige redoxreactie

het verband leggen tussen deze begrippen en de verandering van oxidatietrap

beïnvloedende factoren van de reactiesnelheid: verdelingsgraad, temperatuur en katalysator

snelle en trage reacties

beschrijven op welke manier deze factoren de reactiesnelheid beïnvloeden

beide typen van reacties onderscheiden van elkaar

3.4 OPLOSPROCES VAN STOFFEN IN WATER
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het dipoolkarakter van water

het dipoolkarakter van water verklaren met behulp van de ruimtelijke structuur van een watermolecule, die je zelf moet tekenen, en het verschil in elektronegatieve waarde tussen waterstof en zuurstof

het oplosproces in water

interacties tussen deeltjes beschrijven bij het oplossen van een stof in water

ioniseren en dissociëren

het dissociëren van ionverbindingen en het ioniseren van polaire molecuulverbindingen verklaren wanneer deze oplossen in water

het verband leggen tussen het bindingstype van een stof en zijn elektrisch geleidingsvermogen

beïnvloedende factoren voor de oplosbaarheid van een stof in water: polariteit, temperatuur, emulgator

beschrijven op welke manier deze factoren de oplosbaarheid in water beïnvloeden

polaire en apolaire stoffen

binaire polaire en apolaire stoffen onderscheiden op basis van het verschil in elektronegatieve waarde, de gegeven ruimtelijke structuur en oplosbaarheid van de stof in water

aan de hand van de polariteit van stoffen verklaren of deze al dan niet oplosbaar zijn in water

elektrolyten en niet-elektrolyten

stoffen indelen in elektrolyt of niet-elektrolyt op basis van het elektrisch geleidend vermogen van een oplossing en het bindingstype

molaire- en massaconcentratie van een oplossing

de molaire- en massaconcentratie van een oplossing definiëren

de molaire- en massaconcentratie van een oplossing berekenen

de juiste terminologie, symbolen en SI-eenheden gebruiken.

4 Onderzoeksopdracht

Je kan wetenschappelijke kennis en inzichten verwerven door een eenvoudige probleemstelling of vraagstelling via de natuurwetenschappelijke methode te benaderen. In de rubriek 'Opdrachten' vind je een probleemstelling die je moet verwerken volgens een vast stappenplan. Onder de rubriek 'Opdrachten', vind je de omschrijving van de onderzoeksopdracht en het sjabloon voor het verslag.

Maak je opdracht thuis, maak het verslag en laad de pdf van je verslag ten laatste 7 dagen voor het examen op in het EC-platform.
Voorbeeld: je hebt op maandag 21 januari examen. Je laadt je verslag ten laatste op maandag 14 januari om 23.59 uur op
 

Wat moet je kunnen?
Wat moet je doen?

een onderzoeksopdracht uitvoeren volgens de OVUR-methode


OVUR staat voor Oriënteren, Voorbereiden, Uitvoeren en Reflecteren/Rapporteren

de OVUR-methoden toepassen:

oriënteren

  • bijkomende informatie uit een wetenschappelijk artikel, media of elektronische drager raadplegen om de onderzoeksvraag te verduidelijken


voorbereiden

  • een mogelijk antwoord of hypothese formuleren op de onderzoeksvraag


uitvoeren

  • het juiste materiaal herkennen, benoemen om het experiment uit te voeren


rapporteren/reflecteren

  • grafieken en tabellen op een correcte wetenschappelijke manier tekenen
  • waarnemingen en resultaten met de juiste wetenschappelijke terminologie noteren
  • waarnemingen en resultaten vergelijken met de hypothese of verwachting
  • eventuele afwijkingen verklaren, mogelijke oorzaken zoeken
  • je resultaten, waarnemingen en besluiten vergelijken met andere resultaten
  • een antwoord formuleren op de onderzoeksvraag in de juiste wetenschappelijke terminologie
  • een besluit formuleren in de juiste wetenschappelijke terminologie

Welke opdracht moet je uitvoeren?

Je voert voor dit vak een onderzoeksopdracht uit. Je vindt de omschrijving van de opdracht hier als bijlage 1. Maak het verslag van de onderzoeksopdracht in het sjabloon in bijlage 2. Maak je opdracht thuis, maak het verslag en laad de pdf van je verslag ten laatste 7 dagen voor het examen op in het EC-platform. Voorbeeld: je hebt op maandag 21 januari examen. Je laadt je verslag ten laatste op maandag 14 januari om 23.59 uur op
Opdracht
Bijlage 1 Onderzoeksopdracht chemie aangepaste evaluatie.pdf
Bijlage 2 Verslag Onderzoeksopdracht chemie.docx

Welke bijlagen heb je nodig?

Bijlage
Chemie 2aso formularium.pdf
TI-84 Plus CE-T met examenstand_01092018.pdf

Hoe verloopt het examen?

150 minuten voor examens vanaf 01-01-2021 tot 31-12-2021
Het examen chemie 2aso is een digitaal examen. Vraag je je af hoe een digitaal examen verloopt? De uitleg over onze digitale examens, de instructies en heel wat voorbeeldvragen vind je op: http://examencommissiesecundaironderwijs.be/examens
- je identiteitskaart - blauwe of zwarte balpen
balpen kladpapier de formularia die je vindt als bijlagen in de vakfiche. Tijdens het examen stellen we 4 GeoGebra apps ter beschikking: - wetenschappelijke rekenmachine: https://www.geogebra.org/calculator - grafische rekenmachine: https://examencommissiesecundaironderwijs.be/rekenapps - rekenblad: https://examencommissiesecundaironderwijs.be/rekenapps - statistiek en matrices: https://examencommissiesecundaironderwijs.be/rekenapps Je kan er thuis op voorhand vrij mee oefenen. Gebruik deze handleiding: https://wiki.geogebra.org/nl/Handleiding. Neem zeker een kijkje in de lijst van beschikbare commando’s in GeoGebra: https://wiki.geogebra.org/nl/Categorie:Commando%27s. Let op! Op het examen zelf kan je de handleiding en de lijst van commando’s niet gebruiken.
Het digitaal examen bestaat uit gesloten en open vragen. Er zijn verschillende vraagtypes: invulvragen, sleepvragen, dropdownvragen, meerkeuzevragen. Elk vraagtype heeft zijn eigen instructiezin, die duidelijk aangeeft wat je precies moet doen. Het is belangrijk dat je de verschillende vraagtypes vooraf inoefent. Op de website vind je een oefenexamen, waarin je ze kan uitproberen. Uiteraard is dit geen echt examen: de bedoeling is dat je de techniek van de digitale vraagtypes in de vingers krijgt.

Hoe beoordelen we het examen?

Voor de gesloten vragen: - moet je het juiste antwoord aanduiden om punten te scoren; - naargelang het vraagtype kan je voor een gedeeltelijk juist antwoord soms ook punten scoren; - is er geen giscorrectie. Voor de open vragen bekijken de correctoren of je antwoord: - de juiste wetenschappelijke begrippen en symbolen bevat; - ondubbelzinnig is en de juiste inhoud bevat; - duidelijk gestructureerd is. Wij houden geen rekening met taalfouten. Vaktermen dienen wel correct te worden gebruikt.

Onderzoeksopdracht

10%

Deeltjesmodel

20%

Stoffen

40%

Stofomzettingen

30%

Met welk materiaal bereid je je voor?

Je moet zelf op zoek naar leermiddelen om je examen voor te bereiden. De Examencommissie stelt zelf geen leermiddelen ter beschikking. Je kan ze kopen in een (online) boekhandel of ontlenen en raadplegen in een bibliotheek. De bibliotheken van de lerarenopleiding aan de universiteit of de hogeschool bieden heel wat leermiddelen aan.

Bij elke nieuwe editie van de vakfiche actualiseren we deze bibliografie. Toch is het best mogelijk dat bepaalde werken niet meer verkrijgbaar zijn of dat nieuwe werken die al op de markt zijn nog niet zijn opgenomen. Ook websites veranderen al eens van naam of worden aangepast. Als je niet onmiddellijk op de juiste website terechtkomt, kan je die proberen te vinden via een goede zoekmachine.

We maken bewust een selectie van leermiddelen die ons op dit ogenblik het meest aangewezen lijken om je voor te bereiden op onze examens. Zo willen we je helpen om je studie efficiënter aan te pakken. Je kan echter ook andere werken of cursussen gebruiken bij je voorbereiding op het examen.

Hieronder staan enkele handboeken die vaak gebruikt worden in het secundair onderwijs. Ze bieden je voldoende ondersteuning om de leerstof zelfstandig te verwerken. We verwijzen naar websites of andere uitgaven die je ook kunnen helpen bij je voorbereiding.
Methode
Uitgeverij
Gegevens

Ion

Ion Go!

De Boeck

www.vanin.be

03 / 480 55 11

uitgeverij@vanin.be

chemieXpert

Pelckmans

www.pelckmans.be

03 / 660 27 20

uitgeverij@pelckmans.be

op weg met chemie

Plantyn

www.plantyn.com

015 / 36 36 36

klantendienst@plantyn.be

essentiële elementen van chemie

ASP editions

www.aspeditions.be

/
/