Skip to Main Content

Vakfiche toegepaste economie 3 tso

Geldig van 01 januari 2022 tot en met 31 december 2022
 

content

Studierichting

3e graad tso
  • Sociale en Technische Wetenschappen

Referentiekader

ReferentiekaderOpmerking
Leerplannenleerplannummer 2006/116 (3de graad) van het GO! Leerplannummer O/2/2010/386 (3de graad) van het OVSG

Waarom leer je dit vak?

Voor het vak toegepaste economie moet je je vertrouwd maken met enkele essentiële begrippen uit het economische en juridische leven. De nadruk ligt hier op het opzoeken, het ordenen, het toepassen en het analyseren van de kennis als voorbereiding op het efficiënt functioneren in de samenleving.

Toon meer
Toon minder

Voor het onderdeel economie wordt er vooral aandacht besteed aan het gedrag van de gezinnen en krijg je antwoorden op de volgende vragen:
 
 

  •  Wat zijn de behoeften van de gezinnen?
  • Waarmee worden deze behoeften bevredigd?
  • Hoe komen de gezinnen aan de middelen om hun behoeften te bevredigen?
  • Welke gevaren houdt het aangaan van kredieten in?
  • Hoe kunnen de gezinnen betalingen uitvoeren?
  • Op welke wijze gaan de gezinnen met hun verworven inkomen om? (sparen, lenen, belastingen betalen, ...)
Anderzijds wordt er ook aandacht besteed aan de rol van de bedrijven binnen de economische kringloop.

Het onderdeel recht richt zich op enkele algemene principes die je je eigen maakt. Vergelijkbaar met  het onderdeel economie ligt de nadruk hier op het toepassen en analyseren van de kennis als voorbereiding op het efficiënt functioneren in de samenleving.
 
 

  • Nut van het recht
  • De bronnen van het recht
  • De gerechtelijke instellingen
  • De verschillende soorten recht met hun specifieke kenmerken: personenrecht, zakenrecht, verbintenissenrecht, verzekeringen, arbeidsrecht en de sociale zekerheid.
In het onderdeel courante contracten komen veel voorkomende contracten aan bod zoals een koopcontract, huurcontract, verzekeringen, ...

 

 

 

 

Wat moet je leren?

ECONOMIE

Inleiding en situering
Wat moet je kennen?
Wat moet je doen?

Basisbegrippen

  • behoeften
  • goederen en diensten
  • produceren en consumeren
  • productiefactoren (natuurlijke hulpbronnen, arbeid, kapitaal, ondernemerschap)
  • economie
  • welzijn en welvaart
  • vrijetijdsbesteding

de basisbegrippen kunnen omschrijven en illustreren met voorbeelden

dit geldt ook voor de begrippen produceren (productie) en consumeren (consumptie), materiële en immateriële producten, duurzame en niet duurzame producten, consumptie- en industriële producten, verbruiksgoederen en gebruiksgoederen, vrije en economische goederen, luxegoederen en levensnoodzakelijke goederen

de productiefactoren opsommen en illustreren met voorbeelden

het onderscheid tussen welzijn en welvaart toelichten en gebruiken in toepassingen

Economische kringloop

een eenvoudige economische kringloop (met gezinnen, bedrijven en financiële instellingen) opbouwen en toelichten aan de hand van voorbeelden

de goederen- en geldstromen onderscheiden en toelichten

Gezinnen
Wat moet je kennen?
Wat moet je doen?

Inkomensvorming

  • inkomen uit arbeid
    • vergoeding van arbeid
    • dienstverband versus zelfstandige ondernemer
    • nominaal en reëel loon
  • inkomen uit kapitaal

de inkomensvorming uit arbeid in dienstverband omschrijven

de inkomensvorming uit arbeid als zelfstandige omschrijven

het nettoloon/nettowedde berekenen aan de hand van een opdracht met cijfergegevens

de betekenis van de rsz en de bedrijfsvoorheffing uitleggen

de begrippen nominaal en reëel loon (koopkracht) benoemen en aan de hand van een cijfervoorbeeld het onderscheid tussen nominaal en reëel loon maken

de inkomensvorming uit kapitaal omschrijven en toelichten (winst, intrest, huur, pacht, …)

het onderscheid tussen goederenkapitaal en geldkapitaal herkennen in een gegeven situatie

Gezinsbudget

  • begrip en belang
  • opstellen van een gezinsbudget

het begrip en het belang van een gezinsbudget omschrijven en verduidelijken

aan de hand van een concreet voorbeeld een eenvoudig gezinsbudget opstellen

Inkomensbesteding

  • consumptie: aankopen van goederen en diensten
  • sparen en beleggen
    • motieven voor beleggen
    • spaar- en beleggingsvormen

de verschillende elementen van de inkomensbesteding (consumptie, sparen, en belastingen) kunnen omschrijven en van elkaar onderscheiden

uit statistieken die je krijgt kan je aflezen voor welk bedrag gezinnen hun inkomen besteden aan de consumptie van goederen en diensten

de verandering van het consumptiepatroon van de gezinnen onder invloed van diverse factoren (behoeften, opleiding, inkomen, …) verklaren

de begrippen sparen en beleggen omschrijven

enkele bepalende factoren bij de keuze van beleggingen toelichten

etisch beleggen beschrijven

een aantal spaar- en beleggingsvormen (spaarrekening, termijnrekening, kasbons, staatsbons, obligaties, aandelen) toelichten en onderling vergelijken met betrekking tot de volgende criteria: uitgever, looptijd, opvraagbaarheid (liquiditeit), opbrengst, risico

Belastingen

  • noodzaak
  • directe en indirecte belastingen
  • de personenbelasting
  • belastingaangifte
  • aanslagbiljet
 

de noodzaak van belastingen omschrijven en met voorbeelden aantonen

het onderscheid tussen directe en indirecte belastingen uitleggen en verduidelijken met voorbeelden

de inkomens die aan personenbelasting onderworpen worden bespreken

het systeem van progressieve belasting uitleggen

de bedoeling van diverse voorheffingen (bedrijfsvoorheffing, roerende en onroerende voorheffing)kunnen uitleggen

een eenvoudige ingevulde belastingaangifte toelichten

uit een aanslagbiljet relevante informatie afleiden

Betaling
Wat moet je kennen?
Wat moet je doen?

Rechtstreekse betaling

  • kwijting
  • kwitantie (kwijtschrift)
  • ontvangstbewijs

het begrip kwijting omschrijven

de kwijting herkennen en hanteren

het begrip kwitantie (kwijtschrift) omschrijven

de kwitantie (kwijtschrift) herkennen en hanteren

het begrijp ontvangstbewijs omschrijven

het ontvangstbewijs herkennen en hanteren

Onrechtstreekse betaling

  • tussenkomst van de financiële instellingen
  • betalingstechnieken
    • storting
    • overschrijving
    • domiciliëring
    • permanente of doorlopende opdracht
    • elektronische betaling: debetkaart of kredietkaart
    • internetbankieren of PC-banking
    • zelfbankieren of self-banking
  • andere betaalvormen
  • nieuwe tendensen
  • het rekeninguittreksel: wat staat erop en wat is het belang?

de rol van de financiële instellingen bij onrechtstreekse betaling toelichten

het begrip storting omschrijven

de storting herkennen

de weg die een storting aflegt in een routeschema weergeven

het begrip overschrijving omschrijven

de overschrijving herkennen

de weg die de overschrijving aflegt in een routeschema weergeven

het begrip domiciliëring omschrijven

voorbeelden van nuttige toepassingen van de domiciliëring opsommen

het begrip permanente of doorlopende opdracht omschrijven

voorbeelden van nuttige toepassingen van de doorlopende opdracht opsommen

de domiciliëring en de doorlopende opdracht met elkaar vergelijken op basis van enkele criteria: opdrachtgever, frequentie, bedrag, …

het begrip debetkaart omschrijven

het gebruik van de debetkaart toelichten

voorbeelden van nuttige toepassingen van de debetkaart opsommen

de weg die verrichtingen met een debetkaart afleggen in een routeschema weergeven

het begrip kredietkaart omschrijven

het gebruik van de kredietkaart toelichten

voorbeelden van nuttige toepassingen van de kredietkaart opsommen

de weg die verrichtingen met een kredietkaart afleggen in een routeschema weergeven

de debet- en kredietkaart onderling vergelijken

het systeem van pc-banking uitleggen

toepassingen van pc-banking toelichten

het begrip zelfbankieren omschrijven

toepassingen van zelfbankieren geven

het gebruik van andere betaalvormen en de nieuwe tendensen inzake betalingen (zoals maaltijdcheque, betalen via gsm, opleidingscheque, cultuurcheque, …) toelichten

uit een rekeninguittreksel relevante informatie afleiden 

het belang van het rekeninguittreksel als bewijsmiddel toelichten

Krediet
Wat moet je kennen?
Wat moet je doen?

Begrip en belang

het begrip krediet omschrijven en het belang ervan toelichten

Krediet op korte termijn

  • kredietopening
  • kasfaciliteit
  • verkoop op termijn
  • verkoop op afbetaling

het begrip kredietopening omschrijven; het gebruik van de kredietopening toelichten

concrete toepassingen opzoeken (bv. in gekregen artikel)

het begrip kasfaciliteit omschrijven

het gebruik van de kasfaciliteit toelichten

de kasfaciliteit op basis van een concreet voorbeeld vergelijken met een kredietopening

het begrip verkoop op afbetaling omschrijven

het gebruik van de verkoop op afbetaling toelichten

concrete toepassingen opzoeken

Krediet op lange termijn

  • persoonlijke lening
  • hypothecaire lening

het begrip persoonlijke lening omschrijven

het gebruik van de persoonlijke lening toelichten

concrete toepassingen opzoeken

het begrip hypothecaire lening omschrijven

het gebruik van de hypothecaire lening toelichten

concrete toepassingen opzoeken

Intrestvergelijking

de intrestlasten van een aantal besproken kredietvormen vergelijken en de voor- en nadelen van de verschillende financieringsvormen afwegen

Valkuilen voor de kredietnemer

  • terugbetalingsplicht
  • financiële draagkracht
  • risico’s en waarborgen

de mogelijke gevaren voor de kredietnemer toelichten

Bescherming van de kredietnemer : wet op consumentenkrediet

de wet op het consumentenkrediet raadplegen en interpreteren

de wettekst of delen eruit zullen bij het examen gevoegd worden

het doel van de wet verduidelijken aan de hand van wettekstdelen die je krijgt

Kredietproblemen

gevaren van krediet kunnen opzoeken en bespreken

RECHT

Algemene begrippen en gerechtelijke instellingen
Wat moet je kennen?
Wat moet je doen?

Nut van het recht

het nut van het recht verklaren

Bronnen van het recht

de bronnen (wetten, decreten, verordeningen, rechtsleer, gewoonten, rechtspraak) van het nationaal recht omschrijven en beknopt met voorbeelden verduidelijken

Gerechtelijke instellingen

  • rechtbanken
  • actoren
  • procedure

de rechtbanken en –hoven in een schema herkennen

de voornaamste taak van de rechtbanken en –hoven opzoeken, situeren en toelichten met voorbeelden

de verschillende actoren in rechtszaken (rechter, openbaar ministerie, onderzoeksrechter) herkennen

een gerechtelijke procedure opzoeken en toelichten

Personenrecht
Wat moet je kennen?
Wat moet je doen?

Natuurlijke – en rechtspersoon

de begrippen ‘natuurlijke personen’ en ‘rechtspersonen’ omschrijven en met concrete voorbeelden verduidelijken

Staat van een persoon als individu, in de familie en in de gemeenschap

de begrippen in verband met de staat van een persoon als individu (naam, woonplaats, nationaliteit) omschrijven en met concrete voorbeelden verduidelijken

de begrippen in verband met staat van een persoon als lid van een familie (bloed- en aanverwantschap, in rechte lijn en in zijlijn) omschrijven en met concrete voorbeelden verduidelijken

de begrippen in verband met de staat van een persoon in de gemeenschap (aangifte van de geboorte) omschrijven

Zakenrecht
Wat moet je kennen?
Wat moet je doen?

De goederen

  • roerende en onroerende goederen
  • lichamelijke en onlichamelijke

het begrip 'goed’ omschrijven

de indeling van de goederen met voorbeelden kunnen illustreren

merk op dat het begrip 'goed’ een andere betekenis heeft in Recht dan in Economie. 
De soorten goederen worden omschreven in het nieuwe Boek 3 Goederenrecht van het BW in de artikelen 3.40 tot en met 3.49

De eigendom, het bezit

  • onderscheid eigendom/bezit
  • eigendomsrecht
  • wijzen van eigendomsverkrijging
  • erfdienstbaarheden

het onderscheid tussen eigendom en bezit geven

het begrip eigendom (volgens artikel 3.50 van Boek 3 Het goederenrecht van het BW) en de wijzen van verkrijgen van eigendom omschrijven en illustreren met voorbeelden

de begrippen vruchtgebruik en naakte eigendom omschrijven en illustreren met voorbeelden

erfdienstbaarheden toelichten en met voorbeelden illustreren

Verbintenissen
Wat moet je kennen?
Wat moet je doen?

Begrip

het begrijp verbintenis omschrijven en met concrete voorbeelden toelichten

Bronnen

de bronnen van verbintenissen (wet, contract, oneigenlijk contract, onrechtmatige daad, eenzijdige rechtshandeling) beknopt omschrijven en met voorbeelden illustreren

Voornaamste gevolgen van verbintenissen

de voornaamste gevolgen van verbintenissen uit overeenkomsten en uit onrechtmatige daden beknopt en schematisch bespreken

uit een voorbeeldsituatie de gevolgen van de verbintenissen afleiden

Tenietgaan van verbintenissen

enkele oorzaken van het tenietgaan van een verbintenis beknopt omschrijven aan de hand van voorbeelden

Bewijs van verbintenissen

de schriftelijke en niet-schriftelijke bewijsmiddelen in het burgerlijk recht omschrijven en de waarde (bewijskracht) van deze bewijsmiddelen praktijkgericht bespreken

Courante contracten
Wat moet je kennen?
Wat moet je doen?

Grondbeginselen

  • wilsautonomie
  • consensualisme
  • contract als wet
  • goede trouw

de grondbeginselen van contracten concreet toelichten

Geldigheidsvereisten

  • toestemming
  • bekwaamheid
  • voorwerp
  • geoorloofde oorzaak

de geldigheidsvereisten van contracten bespreken en illustreren met voorbeelden

Het koopcontract

  • begrip
  • geldigheidsvereisten
  • vormvereisten
  • rechten en plichten van koper en verkoper
  • bewijsmiddelen
  • einde

het begrip koopcontract omschrijven

de geldigheidsvereisten van een koopcontract toelichten, deze terugvinden in een koopcontract

in een koopcontract de vormvereisten aanduiden en toelichten

in een koopcontract de rechten en plichten van koper en verkoper terugvinden en deze toelichten

mogelijke bewijsmiddelen in verband met koopcontracten opzoeken en illustreren

de verschillende manieren van tenietgaan van een koopcontract toelichten

Het huurcontract

  • begrip
  • geldigheidsvereisten
  • rechten en plichten van huurder en verhuurder
  • duur en einde

het begrip huurcontract omschrijven

de geldigheidsvereisten van het huurcontract toelichten

de vormvereisten van een huurcontract toelichten

de rechten en plichten van huurder en verhuurder in een huurcontract terugvinden en toelichten

de mogelijke wettelijke termijnen van een huurcontract en de mogelijkheden om het te beëindigen kennen

Verzekeringen

  • begrippen en belang
    • verzekeraar
    • verzekeringnemer
    • verzekerde
    • begunstigde
    • risico
    • premie
    • vrijstelling
    • polis
    • schade
  • verplichte verzekeringen (persoonlijke en aansprakelijkheidsrisico’s)
    • ziekteverzekering
    • arbeidsongeschiktheid
    • pensioen
    • beperkte faillissementsverzekering
    • gezinsbijslag
    • burgerlijke aansprakelijkheid auto
    • arbeidsongevallen personeel
    • burgerlijke aansprakelijkheid brand en ontploffing
    • beroepsaansprakelijkheidsverzekering
  • aanvullende verzekeringen
    • hospitalisatieverzekering
    • levensverzekering
    • verzekering kleine risico’s bij het ziekenfonds
    • verzekering gewaarborgd inkomen
    • vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen
    • rechtsbijstandverzekering pechverhelping
    • burgerlijke aansprakelijkheid (familiale verzekering
    • brandverzekering

het belang van verzekeringen voor de verzekeringsnemer aantonen

de basisterminologie met betrekking tot verzekeringen beschrijven

de soorten verplichte en aanvullende verzekeringen opzoeken en hun risicodekking omschrijven

op basis van een contract uit de leefwereld van de kandidaat (bijvoorbeeld bromfietsverzekering) vragen in verband met de terminologie beantwoorden

de belangrijkste verplichte verzekeringen schematisch ordenen en bondig toelichten

de belangrijkste aanvullende verzekeringen schematisch ordenen en bondig toelichten

Arbeidscontract

  • begrip en soorten
  • schorsing van de uitvoering
  • einde van de arbeidsovereenkomst

het begrip ‘arbeidscontract omschrijven en de soorten toelichten

het begrip ‘schorsing’ omschrijven

de oorzaken van schorsing toelichten aan de hand van concrete situaties: ziekte en ongeval, arbeidsongeval en beroepsziekte, moederschapsverlof, geboorteverlof, adoptieverlof, kort verzuim, verlof om dwingende reden

de wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de hand van concrete situaties toelichten: einde door overlijden van de werknemer, einde van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde en voor bepaalde tijd, einde van de arbeidsovereenkomst omwille van dringende reden

Het arbeidsreglement
Wat moet je kennen?
Wat moet je doen?

Begrip

het begrip arbeidsreglement omschrijven

Inhoud

de inhoud van een arbeidsreglement toelichten op basis van een concreet voorbeeld

Sociale zekerheid
Wat moet je kennen?
Wat moet je doen?

De rijksdienst voor sociale zekerheid

  • algemene organisatie
  • functie van de RSZ

de algemene organisatie van de RSZ aan de hand van een schema beschrijven

de functie van de RSZ kaderen in het maatschappelijk leven

het doel en nut van de RSZ omschrijven

De sectoren binnen de RSZ

  • belang en doel van elke sector
  • uitbetalingsorganen van de RSZ

het belang en het doel van elke sector van de RSZ opzoeken, toelichten en concretiseren met enkele voorbeelden

de uitbetalingsorganen en de organisatie van de uitbetalingen binnen de verschillende sectoren van de RSZ opzoeken en toelichten

Welke opdracht moet je uitvoeren?

Dit vak heeft geen opdrachten

Welke bijlagen heb je nodig?

Dit vak heeft geen bijlagen

Hoe verloopt het examen?

120 minuten voor examens vanaf 01-01-2022 tot 31-12-2022
Het examen Toegepaste economie is een digitaal examen. Vraag je je af hoe een digitaal examen verloopt? De uitleg over onze digitale examens, de instructies en heel wat voorbeeldvragen vind je op http://examencommissiesecundaironderwijs.be/examens
/
Balpen Kladblad Digitale rekenmachine op computer
Het digitaal examen bestaat uit gesloten en open vragen. Vanaf 1 januari 2022 gebruiken we enkel nog gesloten vragen voor dit vak. Er zijn verschillende vraagtypes: invulvragen, sleepvragen, dropdownvragen, meerkeuzevragen. Elk vraagtype heeft zijn eigen instructiezin, die duidelijk aangeeft wat je precies moet doen.

Hoe beoordelen we het examen?

Voor de gesloten vragen: • moet je het juiste antwoord aanduiden om punten te scoren, • naargelang het vraagtype kan je voor een gedeeltelijk juist antwoord soms ook punten scoren, • is er geen giscorrectie. Voor open vragen bekijken de correctoren of je antwoord • de juiste economische begrippen bevat, • ondubbelzinnig is en de juiste inhoud bevat, • duidelijk gestructureerd is. De begrippen die vermeld staan in de tabellen met de leerinhouden moet je • correct kunnen benoemen bijvoorbeeld: “primaire sector” is correct, maar “eerste sector” is niet correct; • correct kunnen gebruiken; bijvoorbeeld: de handtekening en datering op een factuur als bewijs van betaling is een "kwijting" en geen "ontvangstbewijs"; • correct kunnen schrijven, bijvoorbeeld: “consumptie” is correct maar “konsumptie” is niet correct.

60 %

Economie

40 %

Recht

Met welk materiaal bereid je je voor?

Je moet zelf op zoek naar leermiddelen om je examen voor te bereiden. De Examencommissie stelt zelf geen leermiddelen ter beschikking. Je kan ze kopen in een (online) boekhandel of ontlenen en raadplegen in een bibliotheek. De bibliotheken van de lerarenopleiding aan de universiteit of de hogeschool bieden heel wat leermiddelen aan.
Bij elke nieuwe editie van de vakfiche actualiseren we deze bibliografie. Toch is het best mogelijk dat bepaalde werken niet meer verkrijgbaar zijn of dat nieuwe werken die al op de markt zijn nog niet zijn opgenomen. Ook websites veranderen al eens van naam of worden aangepast. Als je niet onmiddellijk op de juiste website terechtkomt, kan je die proberen te vinden via een goede zoekmachine.
We maken bewust een selectie van leermiddelen die ons op dit ogenblik het meest aangewezen lijken om je voor te bereiden op onze examens. Zo willen we je helpen om je studie efficiënter aan te pakken. Je kan echter ook andere werken of cursussen gebruiken bij je voorbereiding op het examen.
Hieronder staan enkele handboeken die vaak gebruikt worden in het secundair onderwijs. Ze bieden je voldoende ondersteuning om de leerstof zelfstandig te verwerken. We verwijzen naar websites of andere uitgaven die je ook kunnen helpen bij je voorbereiding.

Methode
Uitgeverij
Gegevens

Optimum 2.1 en 2.2 - Handelseconomie (voor 2de graad aso en tso)

Let op: dit is een leerwerkboek

Van In/De Boeck

www.vanin.be

Handelwijs 2

Let op: dit is een leerwerkboek

Van In/De Boeck

www.vanin.be

Bedrijfsbeheer 2017

Herman Sneyers, Rembert Henderix

Van In/De Boeck

www.vanin.be

Titel 1
Titel 2

http://socialsecurity.belgium.be/nl/publicaties/alles-wat-je-altijd-al-wilde-weten-over-de-sociale-zekerheid

Brochure van de federale overheid over organisatie van de Belgische sociale zekerheid

https://www.wikifin.be

Website van de overheid over alle mogelijke geldzaken

/