Skip to Main Content

Vakfiche geschiedenis 1 A

Geldig van 01 januari 2018 tot en met 31 december 2018
 

content

Studierichting

1e graad A
  • Basisvorming A

Referentiekader

ReferentiekaderOpmerking
Eindtermenhttp://eindtermen.vlaanderen.be/index.htm

Waarom leer je dit vak?

Vaak vragen we ons af: waarom moeten we weten wat er in het verleden gebeurd is? Dat is toch allemaal voorbij. Kunnen we dan zeggen dat een vak geschiedenis zinloos is? Eigenlijk niet. 

 

Geschiedenis is de dialoog tussen verleden, heden en toekomst. Door inzicht te krijgen in wat vroeger gebeurd is, kan je de huidige samenleving beter begrijpen. Je zal inzien dat de situatie van vandaag het resultaat is van een vroegere evolutie. Zonder het ontstaan van de landbouw en de verbeteringen die in de loop van de tijd zijn aangebracht, zouden we bijvoorbeeld nu nog rondtrekkende groepen zijn die voor hun voeding afhankelijk zijn van een geslaagde jacht. Zaken die we vandaag als normaal beschouwen, een auto, een smartphone, medicijnen tegen ziekte, ... zijn allemaal het gevolg van vroegere uitvindingen. Zo kunnen we ervan uitgaan dat ook onze samenleving niet stilstaat: allerlei vernieuwingen zorgen ervoor dat we ons als mensen voortdurend moeten aanpassen. 

Toon meer
Toon minder

In de zoektocht naar je eigen persoonlijke identiteit speelt de studie van het verleden onbewust een grote rol: je leert je eigen positie bepalen door ideeën in andere samenlevingen te bestuderen. Wij vinden het normaal dat wij onze politieke leiders verkiezen. Waar komt het idee om je leiders te kiezen vandaan? Is dat eigenlijk een goed systeem? Zijn er in het verleden zaken fout gelopen, waardoor wij beslist hebben dat wij inspraak willen in de keuze van onze leiders? Dit zijn problemen die we bestuderen in de lessen geschiedenis. 

De media kunnen een gebeurtenis vandaag als iets positief of als iets negatief voorstellen. Zo gebeurt het ook bij de studie over het verleden. Bronnen bieden geen exacte weergave van dat verleden. Door kritisch na te denken maken historici een bepaald beeld van het verleden. Dat beeld hangt af van hun persoonlijke situatie en van de context waarin ze leven. Het komt er dus op aan om altijd kritisch te zijn over de teksten die je leest of de afbeeldingen die je ziet. Dat is een vaardigheid die je ook vandaag zeker van pas zal komen. 

Geschiedenis is meer dan losse feitjes alleen. Data en feiten zijn meer een kapstok die je een goede achtergrond bieden om een stapje verder te gaan. Het is zinvol om te begrijpen hoe en waarom iets in de tijd verandert of gelijk blijft. Het is boeiend om te ontdekken dat er vandaag nog zoveel overblijft van het verleden. 

 

In het vak geschiedenis van de eerste graad bestudeer je de samenlevingen uit de prehistorie, het oude nabije oosten en de klassieke oudheid. 

Wat moet je leren?

In de vakfiche vind je wat je voor elke leerinhoud moet kennen en kunnen. Er zijn natuurlijk historische vaardigheden die je op elke leerinhoud moet kunnen toepassen. Die vind je hier. Er worden in de vakfiche steeds dezelfde werkwoorden gebruikt. Om te weten wat die werkwoorden precies inhouden, lees je best de betekenis hieronder. Tenslotte krijg je nog enkele tips over het gebruik van een atlas en een begrippenlijst.

HISTORISCHE VAARDIGHEDEN

Op alle leerinhouden zal je historische vaardigheden moeten toepassen. Deze zijn noodzakelijk om op een correcte manier om te gaan met bronnen. Je moet op het examen aantonen dat je de volgende vaardigheden beheerst: 

  • informatie uit gevarieerd bronnenmateriaal zoals afbeeldingen, brieven, films, foto’s, kaarten, reisverslagen, schema’s, tabellen, verhalen…opzoeken en ordenen;
  • historische informatie situeren in het historisch referentiekader;
  • materiële bronnen en landschappen observeren en beschrijven;
  • op gevarieerd bronnenmateriaal de methode van de historische kritiek toepassen. Je vindt dit in elk handboek geschiedenis;
  • historische informatie bevragen door gebruik te maken van de vermelde structuurbegrippen;
  • in historische informatie de hoofd- en bijzaken van elkaar kunnen onderscheiden;
  • in historische informatie feiten en meningen van elkaar kunnen onderscheiden;
  • aan de hand van gerichte vragen kaarten lezen en de inhoud ervan interpreteren;
  • de leerinhouden verbinden met de actualiteit.

Als er geschreven bronnen gebruikt worden, zijn dit steeds Nederlandstalige bronnen.

 

GEBRUIK VAN WERKWOORDEN

Belangrijke aandachtspunten bij het gebruik van de werkwoorden.

In de tabel 'wat moet je kunnen?’ staat heel vaak dat je iets moet benoemen of uitleggen. Benoemen wordt gebruikt bij een begrip. Uitleggen wordt gebruikt bij een proces, evolutie of situatie. Beide woorden betekenen dat je in staat moet zijn om de inhoud in je eigen woorden te omschrijven. Het komt er niet op aan om exacte definities van bepaalde begrippen te geven, maar wel de begrippen juist te kunnen uitleggen in een bepaalde context. Situeren in de tijd betekent dat je geen exacte data moet geven, maar moet bepalen of een gebeurtenis voor of na een andere plaatsvond. Situeren in de ruimte betekent dat je moet bepalen in welk land of gebied iets plaatsvond.

Soms wordt het werkwoord vergelijken gebruikt. Als je twee begrippen of ideeën moet vergelijken met elkaar, moet je voor jezelf eerst de begrippen of ideeën goed formuleren en dan op zoek gaan naar overeenkomsten en verschillen. Verklaren betekent dan weer dat je moet kunnen uitleggen waarom iets op die manier geëvolueerd is. Als we 'illustreren’ vermelden, dan moet je in staat zijn om concrete voorbeelden te geven van een leerinhoud.

Toepassen komt ook voor in deze vakfiche. Het betekent dat je de theorie moet kunnen verbinden aan bronnen. Je krijgt bijvoorbeeld een bron en een vraag. Om op die vraag te kunnen antwoorden heb je zowel achtergrondkennis nodig als de bron zelf. Toepassen betekent ook dat je in staat moet zijn om verbanden te leggen tussen verschillende leerinhouden. We kunnen je ook vragen om kennis af te leiden uit bronnen of om bronnen te interpreteren.

Wanneer het werkwoord analyseren voorkomt, dan vragen we dat je deze inhoud zeer grondig beheerst. Vaak zal je aan de hand van teksten of afbeeldingen moeten bewijzen dat je de inhoud goed begrijpt, dat je de relatie legt met grotere structuren en dat je over die inhoud kan reflecteren. Dat betekent dat je bijvoorbeeld in staat moet zijn om de gevolgen van iets in te schatten, of de voor- en nadelen te bepalen. Je zal ook in staat moeten zijn om een probleem kritisch te bekijken en standpunten van voor- en tegenstanders vast te stellen.

ATLAS EN BEGRIPPENLIJST

We vermelden in de tabellen veel begrippen: het kan je helpen om een begrippenlijst aan te leggen of begrippenlijsten uit handboeken te gebruiken. Op het examen moet je geen historische atlas meebrengen. Het kan je wel helpen om bij de voorbereiding van je examen de kaarten van de prehistorie tot het einde van het West-Romeinse Rijk in een historische atlas te bekijken. Ze bieden een goede ondersteuning van de leerinhouden. Er worden op het examen wel vragen gesteld aan de hand van gegeven kaarten.

Het historisch referentiekader

De tijd
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de historische periodes die wij in het westen gebruiken: prehistorie, oude nabije oosten, klassieke oudheid, middeleeuwen, nieuwe tijd, nieuwste tijd, eigen tijd

deze periodes benoemen

begin- en einddata van deze periodes benoemen

bronnen of gebeurtenissen in de juiste historische periode situeren

de historische periodes chronologisch ordenen

de duur van historische periodes vergelijken

deze periodes met elkaar en met de hedendaagse samenleving vergelijken

eeuw, decennium, millennium, generatie

deze begrippen uitleggen en illustreren

het verschil tussen de prehistorie en de geschiedenis

dit verschil uitleggen

het verschil tussen de pre-industriële en geïndustrialiseerde samenleving

begin- en einddata van deze samenlevingen benoemen

de samenlevingen op een kaart aanduiden

een bron of een gebeurtenis situeren in een samenleving

dit verschil illustreren

het tempoverschil in de ontwikkeling van samenlevingen

dit verschil illustreren en verklaren

de overgang van samenlevingen van jagers-verzamelaars naar een landbouwsamenleving

deze overgang situeren in de tijd

deze overgang verklaren

De ruimte
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het verschil tussen lokaal, regionaal, nationaal, Europees en mondiaal niveau

dit verschil benoemen en illustreren

een bron of gebeurtenis situeren op het juiste niveau

begrippen in verband met de ruimte:
beleefde en absolute afstand, centrum, continent, continentaal, derde wereld, industrieel landschap, gesloten ruimte, grens, klimaat, land, korte en verre afstand, maritiem, milieu, natuur, open ruimte, oriëntatie, periferie, platteland, ruimtelijke inrichting en spreiding, ruraal, stad, stedelijk, verkeer, windrichting

deze begrippen uitleggen en illustreren

een bron of gebeurtenis situeren bij het juiste begrip

De domeinen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het culturele, economische, politieke en sociale domein

de domeinen benoemen en illustreren

een begrip, bron of gebeurtenis situeren in het juiste domein

verbanden tussen de maatschappelijke domeinen

aantonen hoe gebeurtenissen het resultaat zijn van verbanden tussen de maatschappelijke domeinen

wisselwerking tussen de maatschappelijke domeinen

uitleggen hoe gebeurtenissen het resultaat zijn van een wisselwerking binnen één of meerdere domeinen

Begrippen
Algemene historische begrippen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

algemene historische begrippen zoals agrarisch, bestuur, chronologie, democratie, demografie, dynastie, expansie, kolonisatie, koning, keizer, macht, migratie, onderwerping, ontvoogdingsstrijd, overheid, plicht, recht, revolutie, sedentair, sociale differentiatie, staat(svorming), stand, verstedelijking, wet

deze begrippen benoemen en illustreren

Structuurbegrippen
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

begrippen in verband met de groei en de samenhang: aanleiding, breuk, doel, evolutie, gevolg, middel, oorzaak, proces, samenhang, structuur, traditie, verandering, verband

deze begrippen toepassen

begrippen in verband met de omgang met informatie: betrouwbaarheid, bruikbaarheid, feit, interpretatie, leugen, mening, mythe, objectiviteit, primaire bron, redenering, secundaire bron, subjectiviteit, veralgemening, vooroordeel, waarde

deze begrippen toepassen 

De prehistorie

Van mensaap tot mens
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het ontstaan van de aarde, het ontstaan van het leven op aarde, paleolithicum, mesolithicum en neolithicum

deze gebeurtenissen situeren in de tijd 

prehistorische vindplaatsen en migraties

deze vindplaatsen en migraties op een kaart aanduiden

het ontstaan van mensachtigen:
australopithecus afarensis, homo habilis, homo erectus, neanderthaler, homo sapiens

deze mensachtigen benoemen en illustreren

het ontstaan van deze mensachtigen situeren in de tijd en de ruimte

kenmerken van deze mensachtigen benoemen en toepassen

bronnen voor onze kennis over mensachtigen benoemen

het verschil tussen apen en mensachtigen benoemen

de evolutietheorie van Charles Darwin en het creationisme

deze theorieën uitleggen, vergelijken en toepassen

de invloed van klimaat en geografie op de ontwikkeling van mensachtigen

deze invloed benoemen, verklaren en toepassen

Overleven in de natuur
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

fysieke kenmerken en gewoontes van mensachtigen: jagen, voedsel verzamelen, kledij, wonen, kunst en religie

deze kenmerken en gewoontes benoemen, illustreren en toepassen

de werktuigen van mensachtigen

deze werktuigen benoemen, illustreren en toepassen

voor- en nadelen van deze werktuigen benoemen en verklaren

begrippen over de prehistorie zoals aaseter, chopper, fossiel, jager-voedselverzamelaar, kling, nieuwe steentijd (neolithicum), nomade, oude steentijd (paleolithicum), sedentair, silex, sociale differentiatie, venusbeeldje, vuistbijl, zwerver

deze begrippen uitleggen en toepassen

De neolithische revolutie
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de neolithische revolutie of het ontstaan van de landbouw

deze revolutie situeren in tijd en ruimte

oorzaken en kenmerken van de neolithische revolutie: domesticatie van dieren, nederzettingen, voedsel, werktuigen

deze oorzaken en kenmerken benoemen, illustreren en toepassen

gevolgen van de neolithische revolutie op demografisch, economisch, politiek en sociaal vlak

deze gevolgen benoemen, verklaren en toepassen

de bouw van megalieten: dolmen, menhir, steencirkel

deze megalieten benoemen

De beschavingen van het oude nabije oosten

De vier stroomculturen: Mesopotamië, het oude Egypte, de Induscultuur, de Gele Stroomcultuur
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de invloed van klimaat en geografie op het ontstaan van de vier stroomculturen

deze invloed benoemen, verklaren en toepassen

het ontstaan van de eerste dorpen en steden in de stroomculturen

het ontstaan situeren in tijd en ruimte

de oorzaken van dit ontstaan verklaren en toepassen

begrippen over het oude nabije oosten zoals Babylon, Eufraat, Gele Rivier, Indus, Nijl, Opper- en Neder-Egypte, Tigris, Vruchtbare Sikkel

deze plaatsen en rivieren op een kaart aanduiden

De stroomcultuur Mesopotamië
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het bestuur

dit bestuur uitleggen en verklaren

het belang van het wetboek van koning Hammurabi

dit document situeren in de tijd

het belang van dit document uitleggen, verklaren en toepassen

de complexiteit van de beschaving afleiden uit het wetboek dat gegeven wordt

de tempeleconomie en de functie van de ziggurat

deze economie uitleggen

de functie van de ziggurat uitleggen en verklaren

de opkomst van nieuwe beroepen (ambtenaren, handelaars, handwerkslieden, kanaalgravers, priesters, soldaten, …)

deze opkomst verklaren

deze beroepen verbinden met bronnen

het belang van uitvindingen zoals administratie, irrigatie, (spijker)schrift, metaalbewerking, ossenploeg met ploegschaar, wiel

het belang van deze uitvindingen uitleggen, verklaren en toepassen

het verhaal van Gilgamesj

uit het verhaal van Gilgamesj kenmerken van de Mesopotamische beschaving afleiden

De stroomcultuur van het oude Egypte
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de oude Egyptische beschaving met de bloei- en de tussenperiodes

 

deze beschaving en periodes situeren in de tijd

begrippen van de oude Egyptische beschaving :
ambtenaar, dynastie, elite, erfelijk koningschap, imperialistisch, irrigatie, monotheïsme, mummificatie, polytheïsme, papyrus, slib

deze begrippen uitleggen en toepassen

het belang van de Egyptologen Jean-François Champollion en Howard Carter

dit belang uitleggen

politiek:

het bestuur en de belangrijkste functies: farao, vizier, gouwvorst, schrijvers


dit bestuur en deze functies uitleggen en verklaren

economie:

de landbouwsamenleving met een paleis- en tempeleconomie

deze economie uitleggen en verklaren

sociaal:

de invloed van nieuwe beroepen op het ontstaan van de Egyptische standenmaatschappij

deze invloed uitleggen en verklaren

cultureel:

kenmerken van de Egyptische godsdienst

deze kenmerken benoemen

de invloed van de Egyptische godsdienst op de samenleving: dodencultus, kunst en politiek

deze invloed uitleggen, verklaren en toepassen

de evolutie van de piramides: mastaba, trappenpiramide, knikpiramide, piramide

deze evolutie toepassen

de ontwikkeling van het schrift: hiërogliefen, steen van Rosetta

deze ontwikkeling uitleggen en verklaren

het belang van de steen van Rosetta uitleggen

De Griekse beschaving

Het referentiekader van de Griekse beschaving
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de indeling van de Griekse beschaving (Minoïsche en Myceense beschaving, de Griekse stadstaten en de hellenistische periode)

deze periodes situeren in de tijd

de belangrijkste plaatsen van de Griekse beschaving:

Kreta, Thera, Knossos, Mycene en Troje

de stadsstaten Athene en Sparta

de gebieden Attica en Peloponnesos

de gebieden die de Grieken koloniseerden

het rijk van Alexander de Grote

deze plaatsen en gebieden op een kaart aanduiden

begrippen uit de Griekse beschaving zoals acropolis, amfoor, barbaar, falanx, filosofie, fresco, fries, fronton, geldadel, handelscentrum, hegemonie, koeros, kolonisatie, mythologie, polis (meervoud: poleis), slavernij, stadstaat, zuil

deze begrippen benoemen en illustreren

De Minoïsche en de Myceense beschaving
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

kenmerken van de Minoïsche en de Myceense beschaving

deze kenmerken uitleggen, illustreren, vergelijken en toepassen

de redenen van het einde van de Minoïsche en Myceense beschaving

deze redenen uitleggen en verklaren

De Griekse stadstaten
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

politiek:

de Atheense democratie met haar instellingen

deze democratie uitleggen, illustreren en toepassen

deze democratie vergelijken met een hedendaagse democratie

de problemen en de oplossingen van deze democratie uitleggen en verklaren

de rol van Pisitratus, Clisthenes en Pericles in het bestuur van Athene

deze rol uitleggen en illustreren

de Spartaanse oligarchie met haar instellingen

deze oligarchie uitleggen, illustreren en toepassen

de rol van Leonidas in het bestuur van Sparta

deze rol uitleggen en illustreren

het verschil tussen Athene en Sparta

dit verschil uitleggen, verklaren en toepassen

economie:

de invloed van de natuur op de economie: landbouw, veeteelt of handel

deze invloed uitleggen, verklaren en toepassen

de evolutie van een gesloten landbouwsamenleving naar een open samenleving

deze evolutie uitleggen, verklaren en toepassen

de oorzaken en de gevolgen van de Griekse kolonisatie

deze oorzaken en gevolgen uitleggen, verklaren en toepassen

de Griekse kolonies aanduiden op een kaart

sociaal:

de positie van slaven, vreemdelingen (barbaren) en vrouwen in de Griekse poleis

deze positie uitleggen, verklaren en onderling vergelijken

de positie van vrouwen en vreemdelingen vergelijken met de hedendaagse samenleving

cultureel:

de culturele eenheid en verscheidenheid

deze eenheid en verscheidenheid benoemen, illustreren en verklaren

de kenmerken van de Dorische, Ionische en de Korinthische zuil

deze kenmerken benoemen, illustreren en vergelijken

de onderdelen van de Griekse tempels

deze onderdelen benoemen, illustreren en toepassen

de kenmerken van de Griekse beeldhouwkunst: archaïsch, klassiek, hellenistisch

deze kenmerken benoemen, illustreren, vergelijken en toepassen

de kenmerken van de Griekse cultuur en wetenschap: theater, literatuur, wiskunde, filosofie

deze kenmerken uitleggen en verklaren

de invloed van deze Griekse cultuur op de hedendaagse samenleving illustreren

de verhouding tussen de godsdienst en de kunst

deze verhouding uitleggen, illustreren en verklaren

de kenmerken van de klassieke Olympische Spelen

deze kenmerken uitleggen

de klassieke Olympische Spelen met de hedendaagse vergelijken

De hellenistische samenleving
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het begrip hellenisme

dit begrip verklaren

de oorzaken van de verovering van de Griekse stadstaten door de Macedoniërs

deze oorzaken uitleggen en verklaren

kenmerken en gevolgen van de hellenistische politiek van Alexander de Grote

deze kenmerken en gevolgen uitleggen, illustreren en toepassen

De Keltische beschaving

Het referentiekader van de Keltische beschaving
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de periode van de Keltische verspreiding in Europa

de Romeinse verovering van de Kelten of Galliërs

deze periodes situeren in de tijd

het kerngebied rond de plaats Hallstatt en de handelsroutes van de Kelten

deze plaats en routes op een kaart aanduiden

Kenmerken van de Keltische beschaving
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

politiek:

kenmerken van de Keltische samenleving: een stammensamenleving met een stamhoofd, stamraad en volksvergadering

deze kenmerken uitleggen 

de oorzaken en de aanleiding van de verovering van Gallië door de Romeinen

deze oorzaken en aanleiding uitleggen en verklaren

economie:

kenmerken van de economie: landbouw, veeteelt, nijverheid en ruilhandel

deze kenmerken uitleggen en verklaren

cultureel:

kenmerken van de Keltische godsdienst: polytheïsme, natuurgodsdienst

kenmerken van Keltische kunst

deze kenmerken uitleggen en verklaren

De Gallo-Romeinse beschaving
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de invloed van de Romeinse beschaving op de Keltische beschaving

deze invloed uitleggen, illustreren en toepassen

het begrip romanisering

dit begrip uitleggen

de oorzaken van de romanisering door de Kelten

deze oorzaken uitleggen en verklaren

De Romeinse beschaving

Het referentiekader van de Romeinse beschaving
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de indeling van de Romeinse beschaving (stichting Rome, periode van de koningen, periode van de republiek, periode van het keizerrijk)

deze periodes situeren in de tijd

het imperium romanum

dit rijk op een kaart aanduiden

begrippen uit de Romeinse beschaving zoals burgeroorlog, Colosseum, consul, crisis, grootgrondbezit, heirweg, imperium, keizerrijk, patriciër, pax Romana, Pantheon, plebejer, proletariaat, provincie, republiek, senaat, verstedelijking, volksvergadering, volksverhuizing

deze begrippen benoemen en illustreren

Kenmerken van de Romeinse beschaving
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

politiek:

de bestuurlijke functies tijdens de republiek: aedilis, censor, consul, dictator, praetor, quaestor, volkstribuun

de taken van deze functies benoemen en toepassen

de kenmerken van de instellingen tijdens de republiek: senaat en volksvergadering

deze kenmerken benoemen en toepassen

deze instellingen vergelijken met de hedendaagse samenleving

de redenen voor de territoriale expansie

deze redenen benoemen en toepassen

andere voorbeelden geven van territoriale expansie

de controle over de veroverde gebieden: verdeel en heerspolitiek, verdediging aan de grenzen

deze vormen van controle uitleggen, verklaren en toepassen

de invloed van de veroveringen en de sociale veranderingen op de Romeinse bestuur

deze invloed uitleggen, verklaren en toepassen

de redenen voor de pax Romana

deze redenen uitleggen en verklaren

economie:

kenmerken van een Romeinse boerderij of latifundium

deze kenmerken benoemen en toepassen

kenmerken van de Romeinse handel

deze kenmerken uit documenten afleiden

de invloed van veroveringen en bevolkingstoename op de landbouw en de handel

deze invloed uitleggen, verklaren en toepassen

de rol van slaven in de economie

deze rol uitleggen en toepassen

sociaal:

de standensamenleving: patriciërs, plebejers, vreemdelingen, slaven

deze standen en hun kenmerken benoemen en toepassen

deze standen in de juiste hiërarchie plaatsen

deze standen vergelijken met andere beschavingen

de patriarchale samenleving

deze samenleving benoemen en toepassen

cultureel:

de legende over de stichting van de stad

deze legende uitleggen

de voordelen om Rome op die plaats te stichten

deze voordelen benoemen

architectuur en infrastructuur: amfitheater, aquaduct, basilica, circus, forum, heirbaan, insula, tempel, riolering, theater, thermen, triomfboog, zuil

deze vormen van bouwkunst benoemen en toepassen

de Griekse en Hellenistische invloeden benoemen en illustreren

kenmerken van de beeldhouwkunst

deze kenmerken benoemen en toepassen

de kenmerken van de Romeinse godsdienst

de Griekse en Hellenistische invloeden benoemen en illustreren

deze kenmerken benoemen, verklaren en toepassen

de Romeinse godsdienst met de Griekse godsdienst en met het christendom vergelijken

de houding ten opzichte van andere godsdiensten: oosterse cultussen en het christendom

deze houding benoemen en illustreren

de evolutie van het christendom in het keizerrijk vanaf 313: van godsdienstvrijheid naar staatsgodsdienst

deze evolutie uitleggen, verklaren en toepassen

de snelle verspreiding van het christendom doorheen het Romeinse rijk verklaren

het belang van keizer Constantijn  en keizer Theososius voor het christendom benoemen en illustreren

De ondergang van het West-Romeinse rijk
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de redenen voor de splitsing van het rijk in 395

deze redenen benoemen en verklaren

de splitsing van het rijk op een kaart aanduiden

de redenen voor de ondergang van het West-Romeinse rijk        

deze redenen benoemen en verklaren

het einde van het West-Romeinse rijk

het einde situeren in de tijd

het einde van het West-Romeinse Rijk verklaren

Welke opdracht moet je uitvoeren?

Dit vak heeft geen opdrachten

Welke bijlagen heb je nodig?

Dit vak heeft geen bijlagen

Hoe verloopt het examen?

90 minuten voor examens vanaf 01-01-2018 tot 31-12-2018
Het examen geschiedenis 1A is een digitaal examen. Vraag je je af hoe een digitaal examen verloopt? De uitleg over onze digitale examens, de instructies en heel wat voorbeeldvragen vind je op http://examencommissiesecundaironderwijs.be/examens.
Kladpapier en een balpen
Het digitaal examen bestaat uit gesloten en open vragen. Er zijn verschillende vraagtypes: invulvragen, sleepvragen, dropdownvragen, meerkeuzevragen. Elk vraagtype heeft zijn eigen instructiezin, die duidelijk aangeeft wat je precies moet doen. Het is belangrijk dat je de verschillende vraagtypes vooraf inoefent. Op de website vind je een oefenexamen, waarin je ze kan uitproberen. Uiteraard is dit geen echt examen: de bedoeling is dat je de techniek van de digitale vraagtypes in de vingers krijgt.

Hoe beoordelen we het examen?

Voor de gesloten vragen: -moet je het juiste antwoord aanduiden, slepen of invullen om punten te scoren; -is het naargelang het vraagtype mogelijk om voor een gedeeltelijk juist antwoord punten te scoren; -is er geen giscorrectie. Voor de open vragen bekijken de correctoren of je antwoord: -een volledig en duidelijk antwoord is op de vraag; -ondubbelzinnig is; -duidelijk gestructureerd is. Soms kan je ook voor een gedeeltelijk juist antwoord punten scoren. We houden geen rekening met taalfouten.

Component

Puntenverdeling per component

Het historisch referentiekader

20%

Prehistorie

15%

Oude nabije Oosten en het oude Egypte

15%

Griekse beschaving

25%

Keltische beschaving

5%

Romeinse beschaving

20%

Met welk materiaal bereid je je voor?

Je moet zelf op zoek naar leermiddelen om je examen voor te bereiden. De Examencommissie stelt zelf geen leermiddelen ter beschikking. Je kan ze kopen in een (online) boekhandel of ontlenen en raadplegen in een bibliotheek. De bibliotheken van de lerarenopleiding aan de universiteit of de hogeschool bieden heel wat leermiddelen aan.
Bij elke nieuwe editie van de vakfiche actualiseren we deze bibliografie. Toch is het best mogelijk dat bepaalde werken niet meer verkrijgbaar zijn of dat nieuwe werken die al op de markt zijn nog niet zijn opgenomen. Ook websites veranderen al eens van naam of worden aangepast. Als je niet onmiddellijk op de juiste website terechtkomt, kan je die proberen te vinden via een goede zoekmachine.
We maken bewust een selectie van leermiddelen die ons op dit ogenblik het meest aangewezen lijken om je voor te bereiden op onze examens. Zo willen we je helpen om je studie efficiënter aan te pakken. Je kan echter ook andere werken of cursussen gebruiken bij je voorbereiding op het examen.
Hieronder staan enkele handboeken die vaak gebruikt worden in het secundair onderwijs. Ze bieden je voldoende ondersteuning om de leerstof zelfstandig te verwerken. We verwijzen naar websites of andere uitgaven die je ook kunnen helpen bij je voorbereiding.

Methode
Uitgeverij
Gegevens

Memoria

Pelckmans

www.pelckmans.be

Janus

Die Keure

www.educatief.diekeure.be

Passages junior

Averbode

www.averbode.be

Pionier 

De Boeck

www.vanin.be

STORIA classic, live en GO!

Van In

www.vanin.be

Atlas van de Algemene en Belgische geschiedenis 

Van In

www.vanin.be

/
/