In het vak toegepaste economie is het de bedoeling dat de kandidaat zich vertrouwd maakt met de voornaamste begrippen van economie en recht.
Onder economie wordt vooral het gedrag van de gezinnen belicht en vind je antwoorden op volgende vragen:
- Welke zijn hun behoeften?
- Waarmee worden ze bevredigd?
- Hoe komen ze aan de middelen om hun behoeften te bevredigen?
- Hoe doen zij de betalingen?
- Op welke wijze gaan ze nog met hun inkomen om? (sparen, lenen, belastingen betalen, ...)
Maar ook de rol van de bedrijven komt er aan bod.
Onder recht wordt van je verwacht dat je de algemene principes kent betreffende:
- de bronnen van het recht
- de gerechtelijke instanties
- de soorten recht met hun specifieke kenmerken: personenrecht, zakenrecht, verbintenissenrecht, arbeidsrecht en de sociale zekerheid.
Onder verbintenissenrecht worden enkele veel voorkomende contracten onder de loep genomen.
Het is geenszins de bedoeling dat je gevormd wordt tot jurist.
Behoeften
het begrip behoefte omschrijven en concretiseren via voorbeelden;
Goederen en diensten
de begrippen goederen en diensten omschrijven en concretiseren via voorbeelden;
Produceren en consumeren
de volgende begrippen omschrijven en concretiseren via voorbeelden:
Productiefactoren
de productiefactoren (natuur(lijke hulpbronnen), arbeid en kapitaal) opsommen en omschrijven aan de hand van voorbeelden;
Welvaart en welzijn
het onderscheid tussen welvaart en welzijn toelichten en illustreren;
Economie
het begrip economie omschrijven;
Eenvoudige economische kringloop
een eenvoudige economische kringloop (met gezinnen, bedrijven en financiële instellingen) opbouwen en toelichten via voorbeelden;
de goederen- en geldstromen onderscheiden en toelichten;
Inkomensvorming
Inkomen uit arbeid
A Vergoeding van arbeid
B Dienstverband versus zelfstandige ondernemer
de verschillende loonsystemen (tijdloon, stukloon, premieloon) verklaren en beoordelen;
de inkomensvorming uit arbeid in dienstverband omschrijven;
de inkomensvorming uit arbeid als zelfstandige omschrijven;
het nettoloon/de nettowedde berekenen aan de hand van een opdracht met cijfergegevens;
de betekenis van de rsz en de bedrijfsvoorheffing uitleggen;
C Nominaal en reëel loon
de begrippen nominaal en reëel loon (koopkracht) verklaren;
aan de hand van een cijfervoorbeeld de begrippen nominaal en reëel loon onderscheiden;
Inkomen uit kapitaal
de verschillende inkomsten uit kapitaal omschrijven en toelichten (winst, intrest, huur, pacht, …);
het onderscheid tussen goederenkapitaal en geldkapitaal herkennen in een gegeven situatie;
Inkomen uit sociale vergoedingen
verschillende voorbeelden van sociale vergoedingen herkennen in een gegeven situatie (werkloosheidsuitkering, kinderbijslag, …);
het onderscheid maken tussen vervangingsinkomen en aanvullend inkomen en dit staven met voorbeelden;
Toevallige inkomsten
sommige inkomsten herkennen als toevallige inkomsten;
Inkomensbesteding
de elementen van de inkomensbesteding (consumptie, sparen en belastingen) omschrijven en onderling vergelijken;
Consumptie: aankopen van goederen en diensten
uit statistieken (die je krijgt) aflezen voor welk bedrag gezinnen hun inkomen besteden aan de consumptie van goederen en diensten;
verklaren dat het consumptiepatroon van de gezinnen kan veranderen onder invloed van diverse factoren (behoeften, opleiding, inkomen, …);
Sparen en beleggen
de begrippen sparen en beleggen omschrijven;
Motieven voor beleggen
enkele bepalende factoren bij de keuze van beleggingen toelichten;
uitleggen wat verstaan wordt onder ethisch beleggen;
Spaar- en beleggingsvormen
een aantal spaar- en beleggingsvormen (spaarrekening, termijnrekening, kasbons, staatsbons, obligaties, aandelen) toelichten en onderling vergelijken met betrekking tot de volgende criteria: uitgever, looptijd, opvraagbaarheid (liquiditeit), opbrengst, risico;
Belastingen
Noodzaak
de noodzaak van belastingen omschrijven en met voorbeelden aantonen;
Directe en indirecte belastingen
het onderscheid tussen directe en indirecte belastingen uitleggen en verduidelijken met voorbeelden;
De personenbelasting
de inkomens die aan personenbelasting onderworpen worden bespreken;
het systeem van progressieve belasting uitleggen;
de bedoeling van diverse voorheffingen (bedrijfsvoorheffing, roerende en onroerende voorheffing) uitleggen;
De btw
het systeem van de btw uitleggen;
uitleggen hoe en door wie de btw geheven wordt, wie de btw doorstort aan de staat en wie uiteindelijk de btw draagt;
uitleggen dat btw een verbruiksbelasting is;
Betaling
het verschil omschrijven tussen een rechtstreekse en onrechtstreekse betaling;
de begrippen rechtstreekse en onrechtstreekse betaling kunnen verklaren aan de hand van voorbeelden;
Rechtstreekse betaling
Kwijting
het begrip kwijting omschrijven;
de kwijting herkennen en hanteren;
Kwitantie (kwijtschrift)
het begrip kwitantie (kwijtschrift) omschrijven;
de kwitantie (kwijtschrift) herkennen en hanteren;
Onrechtstreekse betaling
Storting versus overschrijving
het begrip storting omschrijven;
de storting herkennen;
de weg die een storting aflegt in een routeschema weergeven;
het begrip overschrijving omschrijven;
de overschrijving herkennen;
de weg die de overschrijving aflegt in een routeschema weergeven;
Domiciliëring versus permanente of doorlopende opdracht
het begrip domiciliëring omschrijven;
voorbeelden van nuttige toepassingen van de domiciliëring aanhalen;
het begrip permanente of doorlopende opdracht omschrijven;
voorbeelden van nuttige toepassingen van de doorlopende opdracht aanhalen;
de domiciliëring en de doorlopende opdracht met elkaar vergelijken op basis van enkele criteria: opdrachtgever, frequentie, bedrag, …;
Betaling met debetkaart en kredietkaart
het begrip debetkaart omschrijven;
het gebruik van de debetkaart toelichten;
voorbeelden van nuttige toepassingen van de debetkaart aanhalen;
de weg die verrichtingen met een debetkaart afleggen in een routeschema weergeven;
het begrip kredietkaart omschrijven;
het gebruik van de kredietkaart toelichten;
voorbeelden van nuttige toepassingen van de kredietkaart aanhalen;
de weg die verrichtingen met een kredietkaart afleggen in een routeschema weergeven;
de debet- en kredietkaart onderling vergelijken;
Internetbankieren of PC-banking
het systeem van pc-banking uitleggen;
toepassingen van pc-banking geven;
Telefonisch bankieren of phone banking
het begrip telefonisch bankieren omschrijven;
toepassingen van telefonisch bankieren geven;
Zelfbankieren of self-banking
het begrip zelfbankieren omschrijven;
toepassingen van zelfbankieren geven;
Andere betaalvormen en nieuwe tendensen
het gebruik van andere betaalvormen en de nieuwe tendensen inzake betalingen (zoals maaltijdcheque, betalen via gsm, opleidingscheque, cultuurcheque, …) toelichten;
Het rekeninguittreksel: wat staat erop en wat is het belang?
uit een rekeninguittreksel relevante informatie afleiden;
het belang van het rekeninguittreksel als bewijsmiddel toelichten;
Krediet
Begrip en belang
het begrip krediet omschrijven en het belang ervan toelichten;
Krediet op korte termijn
Kredietopening
het begrip kredietopening omschrijven;
het gebruik van de kredietopening toelichten;
concrete toepassingen opzoeken (bv. in gekregen artikel);
Kasfaciliteit
het begrip kasfaciliteit omschrijven;
het gebruik van de kasfaciliteit toelichten;
de kasfaciliteit op basis van een concreet voorbeeld vergelijken met een kredietopening;
(Ver)koop op afbetaling
het begrip verkoop op afbetaling omschrijven;
het gebruik van de verkoop op afbetaling toelichten;
concrete toepassingen opzoeken;
Krediet op (middel)lange termijn
Persoonlijke lening
het begrip persoonlijke lening omschrijven;
het gebruik van de persoonlijke lening toelichten;
Hypothecaire lening
het begrip hypothecaire lening omschrijven;
het gebruik van de hypothecaire lening toelichten;
Valkuilen voor de kredietnemer
de mogelijke gevaren voor de kredietnemer toelichten (terugbetalingsplicht, financiële draagkracht, risico’s en waarborgen);
Bescherming van de kredietnemer: wet op het consumentenkrediet
de wet op het consumentenkrediet raadplegen en interpreteren (de wettekst of delen eruit zullen bij het examen gevoegd worden);
het doel van de wet verduidelijken (aan de hand van wettekstdelen die je krijgt);
Algemene begrippen van het recht en de gerechtelijke instellingen
Nut van het recht
het nut van het recht verklaren;
Bronnen van het recht
de bronnen (wetten en decreten, verordeningen, rechtsleer, gewoonten, rechtspraak) van het nationaal recht omschrijven en met voorbeelden illustreren;
Gerechtelijke inrichting: rechtbanken en -hoven met hun bevoegdheden
de rechtbanken en -hoven in een schema situeren;
de voornaamste taak van de rechtbanken en -hoven beschrijven en toelichten met voorbeelden;
concrete situaties toewijzen aan de juiste rechtbank;
Personenrecht
Natuurlijke en rechtspersoon
de begrippen "natuurlijke personen" en "rechtspersonen" omschrijven en met concrete voorbeelden verduidelijken;
Staat van een persoon als individu, in de familie en in de gemeenschap
de begrippen in verband met de staat van een persoon als individu (naam, woonplaats, nationaliteit) omschrijven en met concrete voorbeelden verduidelijken;
de begrippen in verband met staat van een persoon als lid van een familie (bloed- en aanverwantschap, in rechte lijn en in zijlijn) omschrijven en met concrete voorbeelden verduidelijken;
de begrippen in verband met de staat van een persoon in de gemeenschap (aangifte van de geboorte) omschrijven;
De goederen
het juridisch begrip "goed" omschrijven;
de indeling van de goederen met voorbeelden illustreren:
(opmerking: het begrip "goed" heeft in het recht een andere betekenis dan in economie!);
De eigendom, het bezit
Onderscheid eigendom/bezit
het onderscheid tussen eigendom en bezit aantonen;
Eigendomsrecht
het begrip eigendom (volgens artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek) omschrijven;
de begrippen vruchtgebruik en naakte eigendom omschrijven en illustreren met voorbeelden;
Wijzen van eigendomsverkrijging
de wijzen van verkrijging van eigendom omschrijven en toelichten met voorbeelden;;
Begrip
het begrip verbintenis omschrijven en met concrete
Bronnen
de bronnen van verbintenissen (overeenkomst, wet, oneigenlijke overeenkomst, onrechtmatige daad, eenzijdige rechtshandeling) bondig omschrijven en met voorbeelden illustreren;
Voornaamste gevolgen van verbintenissen
de voornaamste gevolgen van verbintenissen uit overeenkomsten en uit onrechtmatige daden beknopt en schematisch bespreken;
uit een voorbeeldsituatie de gevolgen van de verbintenissen afleiden;
Tenietgaan van verbintenissen
enkele oorzaken van het tenietgaan van een verbintenis bondig omschrijven aan de hand van voorbeelden;
Bewijs van verbintenissen
de schriftelijke en niet-schriftelijke bewijsmiddelen in het burgerlijk recht omschrijven en de waarde (bewijskracht) van deze bewijsmiddelen bespreken;
Grondbeginselen
de grondbeginselen van contracten (wilsautonomie, consensualisme, contract als wet, goede trouw) concreet toelichten;
Geldigheidsvereisten
de geldigheidsvereisten van contracten (toestemming, bekwaamheid, voorwerp en geoorloofde oorzaak) bespreken en illustreren met voorbeelden;
Het koopcontract
het begrip koopcontract omschrijven;
de geldigheidsvereisten van een koopcontract toelichten;
Vormvereisten
de vormvereisten van een koopcontract geven;
Rechten en plichten van koper en verkoper
de rechten en plichten van koper en verkoper opsommen en verklaren;
Bewijsmiddelen
mogelijke bewijsmiddelen in verband met een koopcontract toelichten;
Einde
het (verschillende manieren van) tenietgaan van een koopcontract toelichten;
Het huurcontract
een omschrijving van het begrip huurcontract geven;
de geldigheidsvereisten van het huurcontract toelichten;
de vormvereisten van een huurcontract toelichten;
Rechten en plichten van huurder en verhuurder
de rechten en plichten van huurder en verhuurder toelichten;
Duur en einde
de mogelijke wettelijke termijnen van een huurcontract en de mogelijkheden om het te beëindigen kennen;
Verzekeringen
Begrippen en belang
het belang van verzekeringen voor de verzekeringsnemer aantonen;
de basisterminologie(verzekeraar, verzekeringnemer, verzekerde, begunstigde, risico, premie, vrijstelling, polis, schade) met betrekking tot verzekeringen hanteren;
op basis van een contract uit de leefwereld van de kandidaat (bijvoorbeeld bromfietsverzekering) vragen in verband met de terminologie beantwoorden;
Soorten verzekeringen: persoonsverzekeringen en schadeverzekering
met voorbeelden het onderscheid tussen zaakverzekeringen en personenverzekeringen uitleggen;
De voornaamste persoonsverzekeringen
de belangrijkste persoonsverzekeringen schematisch ordenen en bondig toelichten:
De voornaamste schadeverzekeringen
de belangrijkste schadeverzekeringen schematisch ordenen en bondig toelichten:
Arbeidscontract
Begrip en soorten
het begrip “arbeidscontract” omschrijven en de soorten toelichten;
Schorsing van de uitvoering (begrip en oorzaken)
het begrip “schorsing” omschrijven;
de oorzaken van schorsing toelichten (aan de hand van concrete situaties): ziekte en ongeval, arbeidsongeval en beroepsziekte, moederschapsverlof, geboorteverlof, adoptieverlof, kort verzuim, verlof om dwingende reden);
Einde van de arbeidsovereenkomst
de wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst (aan de hand van concrete situaties) toelichten: einde door overlijden van de werknemer, einde van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde en voor bepaalde tijd, einde van de arbeidsovereenkomst omwille van dringende reden;
het begrip arbeidsreglement omschrijven;
Inhoud
de inhoud van een arbeidsreglement toelichten op basis van een concreet voorbeeld;
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
Algemene organisatie
de algemene organisatie van de RSZ aan de hand van een schema beschrijven;
Functie van de RSZ
de functie van de RSZ kaderen in het maatschappelijk leven;
het doel en het nut van de RSZ omschrijven;
De sectoren binnen de RSZ
Belang en doel van elke sector
het belang en het doel van elke sector van de RSZ opzoeken, toelichten en concretiseren met enkele voorbeelden;
Uitbetalingsorganen van de RSZ
de uitbetalingsorganen en de organisatie van de uitbetalingen binnen de verschillende sectoren van de RSZ opzoeken en toelichten.
60 %
Recht
40 %
Optimum bso, handelseconomie en boekhouden bso 3
Let op: dit is een leerwerkboek
De Boeck
bestellingen@uitgeverijdeboeck.be
0800 99 613
Optimum bso, handelseconomie bso 4
Bedrijfsbeheer 2015 (Snyers, Henderix) of
Bedrijfsbeheer (Smekens)
Praktisch-Sociaal recht
Let op: dit is een boek voor het hoger onderwijs
Praktisch-Fiscaal recht
http://socialsecurity.belgium.be/nl/publicaties/alles-wat-je-altijd-al-wilde-weten-over-de-sociale-zekerheid
Brochure van de federale overheid over organisatie van de Belgische sociale zekerheid
http://economie.fgov.be/nl/binaries/syllabus_basiskennis_bedrijfsbeheer_tcm325-193281.pdf
Basiscursus Bedrijfsbeheer van de overheid
www.uitgeverijdeboeck.be
Noot: de handboeken van Recht voor het secundair onderwijs worden niet meer bijgewerkt (vanwege wijziging in de leerplannen) en zijn soms zelfs uitgeput. Je kan die handboeken nog wel gebruiken maar wees kritisch en controleer of de informatie nog helemaal juist is.Je kan wel up to date informatie vinden in de handboeken van Recht voor het hoger onderwijs, bij uitgeverij De Boeck. Die boeken zijn echter wel heel uitgebreid.