Skip to Main Content

Vakfiche bedrijfseconomie 3 tso

Geldig van 01 januari 2019 tot en met 31 december 2019
 

content

Studierichting

3e graad tso
  • Handel

Referentiekader

ReferentiekaderOpmerking
Leerplannenleerplannummers 2006/128 (2de graad) en 2005/089 (3de graad) van het GO!, leerplannummer D/2013/7841/014 van het VVKSO en leerplannummer O/2/2014/313 van het OVSG.

Waarom leer je dit vak?

Economie geeft je een beeld van de maatschappij vanuit een specifieke invalshoek. Het gaat meer bepaald over de manier waarop we keuzes maken om, met de beperkte middelen waarover we beschikken, onze wensen te vervullen. Economie bestudeert de wijze waarop de maatschappij haar schaarse middelen beheert.

Dat kan vanuit het standpunt van de maatschappij als geheel of vanuit het standpunt van kleinere eenheden zoals een onderneming of een consument.

In deze vakfiche vind je de twee aspecten verdeeld over 2 deelvakken: algemene economie en bedrijfseconomie.

In algemene economie bestudeer je de economische wereld vanuit een actuele sociaal-economische invalshoek. Je leert de bouwstenen kennen van het economische systeem, namelijk de bedrijven, de gezinnen, de overheid, de financiële markt, het buitenland... Je leert wat hun rol is en hoe ze met elkaar verbonden zijn. Je leert economische mechanismen begrijpen en analyseren zoals koopkracht, inflatie, bruto nationaal product, overheidsingrepen, internationale handel en samenwerking.

In algemene economie leer je de maatschappelijke fenomenen begrijpen en ze kritisch beoordelen. Om dit vak onder de knie te krijgen, volg je de dagelijkse economische nieuwsberichten. Bekijk je cursus niet los van de realiteit maar koppel voortdurend terug naar de actualiteit.

In het examen zal je daarom vaak casussen krijgen in de vorm van actuele krantenartikels, statistieken of situatieschetsen waarin je antwoorden moet zoeken op vragen over een bepaald sociaal-economisch gebeuren.

In bedrijfseconomie bestudeer je het bedrijfsleven en het bedrijfsbeleid. Je leert de bedrijfsacties begrijpen, plannen, de gevolgen ervan inschatten, uitvoeren en beoordelen. Je leert hoe je een onderneming moet opstarten en welke organisatievormen je kan kiezen. Je leert de basiselementen kennen van marketing-, personeels- en financieel beleid. Je analyseert investeringsbehoeften en beoordeelt de mogelijke investeringsvormen. Je leert hoe je als ondernemer je voorraden plant en je prijzen bepaalt. Je leert waarvoor een jaarrekening dient en hoe je ze kan beoordelen.

In dit vak gaat het niet alleen over begrippen kennen, maar vooral over beslissingen nemen en beslissingen verantwoorden op basis van berekeningen, sterkte/zwakte-analyses en procedures.

Bedrijfseconomie leert je het bedrijfsleven kennen maar maakt je ook bewust van de rol die je als consument en werknemer hebt en hoe je die rol invult.

Voor dit vak kan je veel opsteken door je directe leefwereld erbij te betrekken en je voortdurend vragen te stellen. Ben ik geschikt als ondernemer? Wat doet iemand met die functie? Waarom is die reclame zo gemaakt? Waarom verkoopt die winkel enkel dit product? Is dit product 'duurzaam' gemaakt? Is dat bedrijf financieel gezond?

Ook in dit examen zal je vaak casussen krijgen die verband houden met de verschillende aspecten van het bedrijfsleven en waarin je antwoorden moet zoeken op vragen over bedrijfsbeleid.

De leerinhouden van algemene economie en bedrijfseconomie zijn erop gericht dat je :

de maatschappij met de onderlinge verbanden begrijpt

ideeën kan evalueren op hun sterktes en zwaktes

je bewust bent van je eigen rol in de maatschappij of in het bedrijf

feiten onderscheidt van opinies

inziet dat maatschappelijke problemen naast een economisch ook een sociologisch en ethisch aspect hebben

het nut van bedrijfsanalyses begrijpt

voorbereid wordt op verdere studies en op je beroepsloopbaan.

Toon meer
Toon minder

Wat moet je leren?

Start van de onderneming

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de ondernemersvaardigheden en –attitudes van de ondernemer

 

deze vaardigheden en attitudes herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de risico's en opportuniteiten bij het opstarten van een onderneming

 

deze risico’s herkennen en beschrijven

deze opportuniteiten onderneming herkennen en beschrijven

de risico’s en opportuniteiten van een onderneming herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de startersformaliteiten:

  • de instellingen en personen voor informatie en advies , zoals:
    • het ondernemingsloket
    • UNIZO
    • sociale secretariaten
    • het Agentschap Ondernemen van de Vlaamse overheid
    • accountants en boekhouders
  • De wettelijke verplichtingen bij het opstarten van een zaak:
    • geschikte naam voor je zaak kiezen
    • een zichtrekening openen
    • naar het ondernemingsloket gaan
    • zich laten opnemen in de KBO (KruispuntBank van Ondernemingen)
    • ondernemingsnummer aanvragen
    • btw-registratie
    • attesten voorleggen
    • zich aansluiten bij een ziekenfonds
    • zich aansluiten bij een verzekeringsfonds
    • een boekhouding bijhouden
    • werken met geijkte maten en gewichten
  • de rol van het ondernemingsloket
  • de taak van de KBO
  • het verband tussen het ondernemingsloket en de KBO
  • de vergunningen en attesten:
    • beroepskaart
    • leurderskaart
    • socio-economische vergunning
    • voedingsvergunning
    • HACCP
    • stedenbouwkundige vergunningen
    • RSV, RUP, GRUP
    • Reprobel en SABAM (auteursrechten)
    • VLAREM
    • milieuloket
    • Seveso
    • milieuheffingen
    • OVAM (en bodemattest)
    • Vlarebo
    • Recupel
    • vergunning voor grote verkoopruimten
 

 

 

deze instellingen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

 

 

de wettelijke verplichtingen bij het opstarten van een zaak benoemen en toelichten

de wettelijke verplichtingen bij het opstarten van een zaak herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

 

 

 

deze rol beschrijven en toelichten

dit verband beschrijven en toelichten

 

deze vergunningen en attesten herkennen, benoemen en toelichten wanneer en voor wie deze vergunningen en attesten van toepassing zijn

deze vergunningen en attesten herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

 

de steunmaatregelen:

  • rentetoelagen
  • kapitaalpremie
  • leasingpremie
  • vrijstelling van onroerende voorheffing
  • tussenkomst van het Participatiefonds
  • tussenkomst van het Vlaams waarborgfonds
  • nieuwe initiatieven van de overheid

 

deze steunmaatregelen beschrijven en toelichten

deze steunmaatregelen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

nieuwe steunmaatregelen van de overheid afleiden, benoemen en toelichten op basis van een gegeven artikel

de eenmanszaak versus de vennootschap

  • de kenmerken van de eenmanszaak en de vennootschap:
    • oprichting
    • aansprakelijkheid
    • belastingstelsel
    • aantrekken van vermogen
    • continuïteit (voortbestaan) van de onderneming
  • de voor- en nadelen van beide ondernemingsvormen
 

BELANGRIJK:

De nieuwe wet op de vennootschappen treedt in werking vanaf 1 mei 2019.

Door deze nieuwe wet verdwijnen de volgende vennootschappen:
o    de commanditaire vennootschap op aandelen (comm va)
o    de eenpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid (ebvba)
o    de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bvba)


Deze vennootschappen zijn in de nieuwe wetgeving opgenomen :
o    de coöperatieve vennootschap (cv)
o    de besloten vennootschap (bv)
o    de naamloze vennootschap (nv)
o    de maatschap (vof en de comm v)


 
  • de vennootschapsvormen nv en bv: de specifieke kenmerken
    • oprichtingsvorm
    • aantal vennoten
    • aansprakelijkheid
    • soorten aandelen en hun overdraagbaarheid
    • minimum startkapitaal
    • financieel plan
    • boekhoudkundige verplichtingen
    • belastingstelsel
    • bestuur en controle
  • het doel van de vzw

 

deze kenmerken herkennen, benoemen en toelichten

de eenmanszaak en de vennootschap met elkaar vergelijken op basis van deze kenmerken

de voor- en nadelen van beide ondernemingsvormen opsommen en toelichten

de kenmerken van deze vennootschapsvormen beschrijven en toelichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

deze vennootschapsvormen aan de hand van deze kenmerken herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de keuze maken tussen een van beide vennootschapsvormen en deze keuze motiveren op basis van een gegeven casus

de meest geschikte ondernemingsvorm afleiden en motiveren door vergelijking van de essentiële kenmerken van de voornaamste ondernemingsvormen op basis van een gegeven casus

het doel van de vzw beschrijven en toelichten

de afkortingen nv, bv en vzw voluit schrijven

 

Marktpraktijken en consumentenbescherming

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het doel van de wetgeving

  • eerlijkheid in mededinging
  • bescherming van de consument

 

het belang van deze wetgeving beschrijven en toelichten

de regels voor:

  • de voorlichting van de consument over het product of de dienst die aangeboden wordt:
    • benaming
    • samenstelling
    • etikettering
    • prijsaanduiding
    • hoeveelheidsaanduiding
 

 

de eisen die de wet stelt aan producten of diensten benoemen, toelichten en illustreren

 

  • veel voorkomende handelspraktijken:
    • reclame (niet bedrieglijk, misleidend, afbrekend)
    • verkopen met verlies
    • uitverkopen
    • opruiming
    • solden
    • verkopen op afstand(via Internet, postorderverkoop, televerkoop)
    • verkopen buiten de lokalen van de onderneming
    • afgedwongen verkopen
    • aankondiging van prijsverminderingen
    • gezamenlijk aanbod
    • oneerlijke mededinging
    • wekelijkse rustdag  en avondsluiting

deze handelspraktijken benoemen, toelichten en illustreren

afleiden en toelichten of de regels voor deze handelspraktijken gerespecteerd worden op basis van een gegeven casus

het onderscheid tussen uitverkopen, solden en opruiming herkennen, benoemen en toelichten

de verschillende vormen van verkopen op afstand beschrijven en illustreren

 

Organisatie

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de organisatie van een bedrijf

  • de organisatie: begrip en belang
     
  • het organigram
 

  • de organisatievormen: de soorten en hun kenmerken:
    • de lijnorganisatie
    • de lijn- staforganisatie
    • de functionele organisatie
 

  • de functies in een organisatie: de soorten en hun kenmerken
    • de lijnfunctie
    • de staffunctie of ondersteunende functie
 

  • de afdelingen in een organisatie met de bijhorende taken van de werknemers
    • de aankoopafdeling
    • de productieplanning/administratie
    • de productieafdeling
    • de marketing
    • de verkoopafdeling
    • de financiële afdeling/boekhouding
    • de personeelsdienst
 

  • werknemersprofielen
    • het begrip en het belang van het werknemersprofiel
    • de inhoud van een profiel: vereiste kennis, vaardigheden en attitudes
 

het begrip en het belang van organisatie in het bedrijf beschrijven en toelichten

het begrip organigram beschrijven en toelichten

de soorten organisatievormen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

het onderscheid tussen een lijnorganisatie en een lijn-staforganisatie beschrijven en illustreren

 

deze functies beschrijven en toelichten

deze functies herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

 

deze afdelingen binnen een organisatie herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de belangrijkste taken van de werknemers in deze afdelingen beschrijven en toelichten

de verschillende afdelingen van een onderneming op de juiste plaats in een organigram onderbrengen op basis van een gegeven casus

het begrip en het belang van een werknemersprofiel beschrijven, toelichten en illustreren

voorbeelden geven van belangrijke kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om in een bepaalde afdeling te functioneren

de essentiële vereisten aan kennis, vaardigheden en attitudes van werknemers in verschillende afdelingen afleiden, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus of op basis van een gegeven personeelsadvertentie

de bedrijfscultuur

  • het begrip bedrijfscultuur
 

  • aspecten van de bedrijfscultuur:
    • normen en waarden
    • rituelen
    • symbolen zoals bedrijfslogo’s
 

  • de interactieprocessen binnen de organisatie : begrippen
    • bureaucratie
    • verkokering
    • leiderschapsstijlen
 

  • de types van leiderschapsstijlen
    • de autocratische leider
    • democratische leider
    • de laisser faire leider
    • de paternalistische leider
 

dit begrip beschrijven en illustreren

op basis van een gegeven casus de verschillende aspecten van de bedrijfscultuur herkennen, benoemen en toelichten

 

 

 

deze begrippen beschrijven en illustreren

de processen die de interactie tussen werkgevers en werknemers beïnvloeden beschrijven en toelichten

 

de kenmerken van deze leiderschapsstijlen beschrijven en toelichten

deze leiderschapsstijlen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

 

Marketingbeleid

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het marktonderzoek :

  • het begrip marktonderzoek
 

  • de soorten marktonderzoek: kwantitatief en kwalitatief onderzoek
 

 

  • de informatiebronnen voor marktonderzoek: primaire en secundaire
 

 

 
  • de betekenis en het belang van een concurrentiestudie

 

het begrip marktonderzoek beschrijven

 

de begrippen kwantitatief en kwalitatief onderzoek illustreren

het kwalitatief en kwantitatief marktonderzoek herkennen, benoemen en toelichten

de begrippen primaire en secundaire informatiebronnen illustreren

voorbeelden van informatiebronnen voor een marktonderzoek herkennen, benoemen en toelichten

de betekenis en het belang van een concurrentiestudie benoemen en toelichten

de marketingmix:

  • de begrippen marketing en marketing-mix
  • de elementen van de marketing-mix: product, plaats, promotie, prijs
 

  • het begrip doelgroep
 

 

  • het verband tussen de marketing-mix en de te bereiken doelgroep
 

 
  • de begrippen marktsegmentatie en marktsegment

 

deze begrippen definiëren

de elementen van de marketingmix opsommen, toelichten en illustreren

dit begrip beschrijven en illustreren

beschrijven, toelichten en illustreren hoe de marketing-mix bepaald wordt door de doelgroep die de onderneming wil bereiken

de marketing-mix van een doelgroep afleiden, beschrijven en toelichten op basis van een gegeven casus

deze begrippen definiëren

verschillende marktsegmenten herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

het product

  • het assortiment
    • het begrip assortiment
    • de begrippen breedte, diepte en lengte van het assortiment
 

 

  • kwaliteit, garantie en service: begrippen en belang
 

  • de productlevenscyclus
 

 

 

het begrip assortiment beschrijven en illustreren

de begrippen breedte, diepte en lengte van het assortiment beschrijven en illustreren

de breedte, diepte en lengte van een assortiment herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

deze begrippen beschrijven en illustreren

het belang van kwaliteit, garantie en service beschrijven en toelichten

de productlevenscyclus beschrijven en toelichten

  • de merken: begrip, belang, soorten
    • fabrikantenmerk: collectief merk, individueel merk, multibranding, co-branding, A- en B-merk, landelijk merk
    • huismerk of private label
 

 

 

 

 

 

  • de verpakking:
    • het begrip verpakking
    • de functies van verpakking:  zichtbaarheid, bescherming, hanteerbaarheid, wettelijke informatie en andere informatie, emotionele aanspreekbaarheid of aantrekkingskracht
    • het belang van het etiket als marketing-instrument
 

het begrip merk definiëren en illustreren

het belang van een merk beschrijven en toelichten

de verschillende soorten merken beschrijven en illustreren

het belang van de verschillende soorten merken beschrijven en toelichten

de merken indelen naar het soort merk op basis van een gegeven casus

de merken herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

het begrip verpakking beschrijven en illustreren

deze functies herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

dit belang beschrijven en toelichten

een gegeven etiket beoordelen in functie van marketing en wettelijkheid

de plaats

  • de vestigingsplaats voor
    • een productie-onderneming
    • een handelsonderneming
 

 

  • kopen, huren of leasen:
    • de begrippen kopen, huren en leasen
    • de voor- en nadelen van kopen, huren en leasen van een handelspand
 

 
  • de distributiekanalen: directe, indirecte (korte, lange)

de elementen die de keuze van de vestigingsplaats bepalen opsommen en toelichten voor een productie-onderneming en voor een handelsonderneming

de voor- en nadelen van een gegeven vestigingsplaats herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de begrippen kopen, huren en leasen beschrijven en toelichten

de voor- en nadelen van het kopen, huren of leasen van een handelspand herkennen, benoemen en toelichten

 

directe en indirecte distributie (korte kanaal, lange kanaal) herkennen en de kenmerken ervan benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de promotie

  • het begrip promotie
  • vormen van promotie:
    • reclame
    • sales promotion
    • public relations
    • sponsoring
    • persoonlijke verkoop
    • publiciteit
    • direct marketing

 

het begrip promotie beschrijven en toelichten

de verschillende vormen van promotie herkennen, benoemen en toelichten

een promotievorm kiezen en je keuze verantwoorden op basis van een gegeven casus

de prijs

  • methodes van prijszetting:
    • kostprijsgerichte prijszetting
    • vraaggerichte prijszetting: de begrippen maximale verkoopprijs, prijsdiscriminatie en prijsdifferentiatie
    • concurrentiegerichte prijszetting
 

 

 

 

 

  • interne en externe factoren bij prijszetting:
 

 

 
  • nog andere prijsstrategieën:
    • prijszetting en prijsimago
    • psychologische prijzen
    • afroom- en penetratiestrategie

deze methodes opsommen, beschrijven, toelichten en illustreren

deze methodes herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de verkoopprijs berekenen met de kostprijsgerichte methode

deze begrippen beschrijven en illustreren

het onderscheid tussen prijsdiscriminatie en prijsdifferentiatie beschrijven en illustreren

deze begrippen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

dit begrip beschrijven en illustreren

deze factoren herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

 

het onderscheid tussen prijszetting en prijsimago herkennen, benoemen en toelichten

psychologische prijszetting beschrijven en illustreren

de afroom- en penetratiestrategie beschrijven en illustreren

de verschillende prijsstrategieën herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

Kostenbeleid

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de doelstellingen van het kostenbeleid

 

de doelstellingen van kostprijsbeleid beschrijven en toelichten

de begrippen

  • kostensoorten :
    • vaste en variabele kosten
    • directe en indirecte kosten
 
  • kostprijzen :
    • inkoopkostprijs
    • fabricagekostprijs
    • verkoopkostprijs

deze begrippen definiëren en illustreren

deze kostensoorten herkennen, benoemen en toelichten  op basis van een gegeven casus

 

deze kostprijzen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de fabricagekostprijs en de verkoopkostprijs berekenen op basis van een gegeven casus

 

kostprijsberekening volgens de eenvoudige opslagmethode

de kostprijs berekenen met behulp van de eenvoudige opslagmethode op basis van een gegeven casus

de bepaling van de verkoopprijs met

  • de winst als een percentage op de verkoopkostprijs
  • de winst als een percentage op de inkoopkostprijs

 

de verkoopprijs volgens de twee methodes berekenen op basis van een gegeven casus

break-evenanalyse

  • belang van de break-evenanalyse
  • het begrip break-evenpunt
  • begrippen break-evenomzet en break-evenomzet
 

 

  • de formule voor het break-evenpunt
 

 
  • de grafische voorstelling van het break-evenpunt

het belang van break-evenanalyse benoemen en toelichten

dit begrip beschrijven en toelichten

de begrippen break-evenafzet en break-evenomzet definiëren en illustreren

de formule voor de berekening van het break-evenpunt geven

de break-evenafzet en -omzet berekenen op basis van een gegeven casus

het break-evenpunt herkennen in een grafiek

de break-evenafzet en -omzet afleiden uit een grafiek

de break-evenafzet en -omzet berekenen op basis van een gegeven grafiek

het break-evenpunt aanduiden in een grafiek

outsourcing (‘make or buy’ of ‘zelf produceren of kopen’

  • het begrip outsourcing
  • de voor- en nadelen van outsourcing

 

het begrip outsourcing benoemen, toelichten en illustreren

de voor- en nadelen van outsourcing opsommen en toelichten

onderzoeken of een bedrijf zijn product zelf moet vervaardigen ofwel dit product moet aankopen bij een ander bedrijf op basis van een gegeven casus

Voorraadbeleid

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de voorraadsoorten

  • het belang van het aanhouden van voorraden
 

 
  • soorten voorraden: begrippen
    • het begrip grondstoffen
    • het begrip hulpstoffen
    • het begrip half afgewerkte producten
    • het begrip fabricaten
    • het begrip handelsgoederen

het belang van het aanhouden van voorraden beschrijven en illustreren

het belang van het aanhouden van voorraden herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

deze begrippen beschrijven en illustreren

deze begrippen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de voor- en nadelen van voorraden

de voor- en nadelen van voorraden opsommen en illustreren

de voor- en nadelen van voorraden herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

voorraadbeheer: begrippen en belang

  • de technische en economische voorraad
 

 

  • de minimum- en maximumvoorraad
 

 

  • de optimale en minimale bestelgrootte
 

 

  • het bestelmoment en de leveringstermijn
 

deze begrippen beschrijven en illustreren

het belang van de technische en de economische voorraad beschrijven en toelichten

de technische en economische voorraad afleiden en toelichten op basis van een gegeven casus

het belang van de minimum- en maximumvoorraad beschrijven en toelichten

het belang van de optimale en minimale bestelgrootte beschrijven en toelichten

de optimale en minimale bestelgrootte berekenen met behulp van een formularium op basis van een gegeven casus

het belang van het bestelmoment en de leveringstermijn beschrijven en toelichten

het optimale bestelmoment berekenen met behulp van een formularium op basis van een gegeven casus

enkele voorraadstrategieën: begrippen en belang

  • JIT (just in time)
  • Postponed manufacturing
  • RFID (Radio Frequency IDentification)
  • EDI (Electronic Data Interchange)

 

deze begrippen beschrijven en toelichten

het belang van deze strategieën beschrijven en toelichten

deze voorraadstrategieën herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

voorraadwaarderingsmethodes:

  • de individuele prijs
  • FIFO (first in first out)
  • LIFO (last in first out)
  • de gewogen gemiddelde prijs
  • de marktprijs
 

  • de wettelijke bepalingen over de keuze van de voorraadwaarderingsmethode
 

de verschillende voorraadwaarderingsmethodes beschrijven, toelichten en illustreren

de waarde van de voorraad berekenen aan de hand van een bepaalde waarderingsmethode op basis van een gegeven casus

de invloed van de verschillende waarderingsmethodes op het resultaat berekenen en toelichten

deze wettelijke bepalingen beschrijven en toelichten

Investeringsbeleid

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de investeringen

  • het belang van investeringen voor de onderneming
 
  • de soorten investeringen:
    • vervangingsinvesteringen
    • uitbreidingsinvesteringen
    • diepte-investeringen
    • breedte-investeringen

 

dit belang beschrijven en toelichten

deze begrippen definiëren en illustreren

het onderscheid tussen deze investeringssoorten beschrijven en toelichten

deze investeringssoorten herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de beoordeling van een gepland investeringsproject

  • het belang van de rendementsanalyse op een investeringsproject
 

  • methodes voor het analyseren en beoordelen van een investeringsproject
    • ROI (return on investment)
    • terugverdientijd (payback time)
    • netto huidige waarde (net present value)
    • interne rentevoet (internal rate of return)
 

 

 

 

 

 
  • de evaluatie van de verschillende beoordelingsmethodes

het belang van deze analyse beschrijven en toelichten

deze methodes beschrijven en toelichten

deze methodes herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de ROI van een investeringsproject berekenen en met het bekomen resultaat het investeringsproject beoordelen op basis van een gegeven casus

de terugverdientijd (tvt) van een investeringsproject berekenen en met het bekomen resultaat het investeringsproject beoordelen op basis van een gegeven casus

de netto huidige waarde (NHW) van toekomstige inkomsten uit een investeringsproject berekenen met behulp van tabellen en met het bekomen resultaat het investeringsproject beoordelen op basis van een gegeven casus

met een gegeven interne rentevoet een investeringsproject beoordelen op basis van een gegeven casus

meerdere investeringsprojecten onderling vergelijken door toepassing van verschillende beoordelingsmethodes op basis van een gegeven casus

de voor- en nadelen van de verschillende beoordelingsmethodes beschrijven en toelichten

Kredieten

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het financieel plan:

  • het begrip financieel plan
 

  • het belang van het financieel plan
 

  • het financieel plan als wettelijke verplichting
 

  • de inhoud van het financieel plan:
    • het investeringsplan
    • het financieringsplan
    • de exploitatiebegroting
    • het liquiditeitsplan
 

 

dit begrip beschrijven en toelichten

dit belang beschrijven en toelichten

benoemen en toelichten in welke situaties het financieel plan wettelijk verplicht is

de inhoud van het financieel plan opsommen en toelichten

de onderdelen van een financieel plan herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

onderdelen van het financieel plan aanvullen op basis van een gegeven casus

kredietvormen voor ondernemingen op lange en halflange termijn:

  • investeringskrediet
  • wentelkrediet  (= revolving-krediet = roll-over krediet)
  • financiële leasing
  • obligatielening
  • nieuwe financieringstechnieken
 

deze kredietvormen beschrijven en toelichten

deze kredietvormen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de meest geschikte kredietvorm aanduiden en motiveren op basis van een gegeven casus

kredietvormen voor ondernemingen op korte termijn:

  • kaskrediet
  • gespecifieerd voorschottenkrediet
  • straight-loan
  • leverancierskrediet
  • nieuwe financieringstechnieken

deze kredietvormen beschrijven en toelichten

deze kredietvormen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de meest geschikte kredietvorm aanduiden en motiveren op basis van een gegeven casus

Analyse van de jaarrekening

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

de functies van de jaarrekening:

  • wettelijke verplichtingen in verband met de jaarrekening
  • het belang van de jaarrekening voor de stakeholders: aandeelhouders, overheid, leveranciers, vakbonden, banken, klanten en concurrenten

 

 

deze verplichtingen beschrijven en toelichten op basis van een gegeven wettekst

dit belang beschrijven, toelichten en illustreren

de jaarrekening

  • de onderdelen van de jaarrekening
    • de balans
    • de resultatenrekening
    • de toelichting
    • de sociale balans
 

  • waarde begrippen in de jaarrekening
    • aanschaffingswaarde
    • boekwaarde
    • minderwaarde en meerwaarde
 

de verschillende onderdelen van de jaarrekening opsommen en toelichten

de verschillende onderdelen herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven jaarrekening

 

informatie herkennen en benoemen in een voorbeeld van een jaarrekening

deze begrippen in de jaarrekening herkennen, benoemen en toelichten

de horizontale en verticale analyse van de jaarrekening

  • de begrippen horizontale en verticale analyse
  • het belang van de horizontale en verticale analyse
  • het onderscheid tussen de horizontale en verticale analyse

 

deze begrippen beschrijven en toelichten
dit belang beschrijven en toelichten
dit onderscheid herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de horizontale analyse van de jaarrekening:

  • in absolute cijfers
  • in percenten
  • in relatieve cijfers:(eindcijfer-begincijfer)/ begincijfer x 100
  • via een tijdsindexcijfer: cijfer bepaald jaar / cijfer basisjaar x 100

een horizontale analyse op een jaarrekening uitvoeren en de resultaten van die analyse uitdrukken in absolute bedragen, in percenten, in relatieve cijfers en/of via een tijdsindexcijfer

een horizontale analyse op een jaarrekening uitvoeren en de resultaten van die analyse interpreteren en beoordelen

de verticale analyse van de jaarrekening:

  • in absolute cijfers
  • in percenten
  • in relatieve cijfers:(eindcijfer-begincijfer)/ begincijfer x 100

 

een verticale analyse op een jaarrekening uitvoeren en de resultaten van die analyse uitdrukken in absolute bedragen, in percenten en/of in relatieve cijfers

een verticale analyse op een jaarrekening uitvoeren en de resultaten van die analyse interpreteren en beoordelen

de liquiditeit van de onderneming

  • het begrip liquiditeit
  • het belang van de liquiditeit
  • de liquiditeitsratio’s:
    • de liquiditeit in ruime zin (current ratio)
    • de liquiditeit in enge zin (acid test)
    • het onderscheid tussen de liquiditeit in ruime en enge zin
 

 

 

  • kengetallen die de liquiditeit van de onderneming beïnvloeden:
    • het aantal dagen leverancierskrediet
    • het aantal dagen klantenkrediet
    • het aantal dagen goederen in voorraad
    • de situering van deze kengetallen op een tijdslijn
 

 

 

 

 

 
  • het netto bedrijfskapitaal
    • het begrip netto bedrijfskapitaal
    • het belang van het netto bedrijfskapitaal
    • de berekening en interpretatie van het netto bedrijfskapitaal
    • het verband tussen het netto-bedrijfskapitaal en de liquiditeit in ruime zin

 

dit begrip definiëren

dit belang beschrijven en toelichten

de liquiditeit in ruime zin berekenen en interpreteren op basis van een jaarrekening

de liquiditeit in enge zin berekenen en interpreteren op basis van een jaarrekening

dit onderscheid beschrijven en toelichten

 

het aantal dagen leverancierskrediet berekenen en het resultaat interpreteren op basis van een jaarrekening of een gegeven casus

het aantal dagen klantenkrediet berekenen en het resultaat interpreteren op basis van een jaarrekening of een gegeven casus

het aantal dagen goederen in voorraad berekenen en het resultaat interpreteren op basis van een jaarrekening of een gegeven casus

het aantal dagen leverancierskrediet, klantenkrediet en goederen in voorraad op een tijdslijn voorstellen en de samenhang interpreteren en beoordelen

 

dit begrip definiëren en toelichten

dit belang beschrijven en toelichten

het netto-bedrijfskapitaal berekenen en interpreteren op basis van een jaarrekening of een gegeven casus

dit verband beschrijven en illustreren op basis van een jaarrekening of een gegeven casus

de solvabiliteit van een onderneming

  • het begrip solvabiliteit
  • het belang van de solvabiliteit
  • de berekening en interpretatie van de solvabiliteit

 

dit begrip definiëren

op basis van een situatieschets de solvabiliteit van een onderneming berekenen en interpreteren op basis van een jaarrekening of een gegeven casus

de rentabiliteit van het eigen vermogen

  • het begrip rentabiliteit
  • het belang van de rentabiliteit
  • de rentabiliteitsratio’s: berekening en interpretatie
    • de rentabiliteit van het eigen vermogen
    • de rentabiliteit van het totale vermogen

dit begrip definiëren

dit belang beschrijven en toelichten

de rentabiliteit van het eigen vermogen berekenen en interpreteren op basis van een jaarrekening of een gegeven casus

de cash flow

  • het begrip cash flow
  • het belang van de cash flow
  • de berekening en interpretatie van de cash flow

 

dit begrip definiëren

dit belang beschrijven en toelichten

de cash flow berekenen en interpreteren op basis van een jaarrekening of een gegeven casus

de EBIT (Earnings Before Interest and Taxes) en EBITDA (Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization

  • de begrippen EBIT en EBITDA
  • het belang van EBIT en EBITDA
  • de berekening en interpretatie van EBIT en EBITDA

deze begrippen definiëren

dit belang beschrijven en toelichten

de EBIT en de EBITDA berekenen en interpreteren op basis van een jaarrekening of een gegeven casus

de sectoranalyse

  • het begrip sectoranalyse
  • het belang van de sectoranalyse
  • de uitvoering van een sectoranalyse

dit begrip definiëren

dit belang beschrijven en toelichten

de ratio's van een onderneming vergelijken met deze van de sector waartoe de onderneming behoort en de onderneming op basis hiervan beoordelen op basis van een gegeven casus

Stakeholders van de onderneming

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

het begrip stakeholder

 

het begrip stakeholder beschrijven en illustreren

de stakeholders van een onderneming herkennen, benoemen en toelichten op basis van een gegeven casus

de relatie met de aandeelhouders

 

de relatie tussen een onderneming en haar aandeelhouders beschrijven en toelichten

de relatie met de financiële instellingen

 

de relatie tussen een onderneming en de financiële instellingen beschrijven en toelichten

de relatie met klanten en leveranciers

 

de relatie van een onderneming met haar klanten en haar leveranciers beschrijven en toelichten

de relatie met de overheid

 

de relatie van een onderneming met de overheid beschrijven en toelichten

relatie met andere stakeholders zoals buren, sectorgenoten en het buitenland

de relatie met andere stakeholders beschrijven en toelichten

Welke opdracht moet je uitvoeren?

Dit vak heeft geen opdrachten

Welke bijlagen heb je nodig?

Bijlage
Formularium 3aso_3tso_2019-2020.pdf

Hoe verloopt het examen?

120 minuten voor examens vanaf 01-01-2019 tot 31-12-2019
Het examen bedrijfseconomie is een digitaal examen. Vraag je je af hoe een digitaal examen verloopt? De uitleg over onze digitale examens, de instructies en heel wat voorbeeldvragen vind je op https://examencommissiesecundaironderwijs.be/examens
/
kladpapier balpen digitale rekenmachine op de computer Bijlagen: - formularium zoals in de vakfiche - jaarrekening van een anonieme onderneming
GESLOTEN VRAGEN Je kiest een antwoord uit een aantal mogelijkheden of combineert opgegeven elementen om een antwoord samen te stellen. Je formuleert zelf geen antwoord. Meerkeuzevraag: je kiest de juiste mogelijkheid om de vraag te beantwoorden of een zin aan te vullen. Je krijgt daarvoor telkens drie of vier mogelijkheden. Er is altijd maar één juist antwoord. Combinatievraag: je maakt de juiste combinatie tussen twee of meer groepen elementen. Je krijgt telkens meer elementen dan je nodig hebt om de vraag te beantwoorden. Er blijven dus altijd elementen over. Ordeningsvraag: je zet elementen in een chronologische of andere logische volgorde. OPEN VRAGEN Je formuleert zelf je antwoord.

Hoe beoordelen we het examen?

Voor de gesloten vragen: moet je het juiste antwoord aanduiden om punten te scoren; naargelang het vraagtype kan je voor een gedeeltelijk juist antwoord soms ook punten scoren; is er geen giscorrectie. Voor open vragen bekijken de correctoren of je antwoord de juiste economische begrippen bevat; ondubbelzinnig is en de juiste inhoud bevat; duidelijk gestructureerd is; De begrippen die vermeld staan in de tabellen met de leerinhouden (vakjargon) moet je correct kunnen schrijven. Wij houden echter geen rekening met andere taalfouten.

Start van de onderneming en de stakeholders

15 %

Marktpraktijken en consumentenbescherming

10 %

Organisatie

10 %

Marketingbeleid

15 %

Kostenbeleid

10 %

Voorraadbeleid

10 %

Investeringsbeleid

10 %

Kredieten

10 %

Analyse van de jaarrekening

10 %

VAKVERHOUDING
algemene economie 3 tso40 (01-01-2000-31-12-2999)
bedrijfseconomie 3 tso60 (01-01-2000-31-12-2999)

Met welk materiaal bereid je je voor?

Je moet zelf op zoek naar leermiddelen om je examen voor te bereiden. De Examencommissie stelt zelf geen leermiddelen ter beschikking. Je kan boeken of cursussen kopen in een (online of tweedehands-) boekenhandel of ontlenen in een bibliotheek.
Bij elke nieuwe editie van de vakfiche actualiseren we deze bibliografie. Toch is het best mogelijk dat bepaalde werken niet meer verkrijgbaar zijn of dat nieuwe werken die al op de markt zijn nog niet zijn opgenomen.
We maken bewust een selectie van leermiddelen die ons op dit ogenblik het meest aangewezen lijken om je voor te bereiden op onze examens. Zo willen we je helpen om je studie efficiënter aan te pakken. Je kan echter ook andere werken of cursussen gebruiken bij je voorbereiding op het examen.

Methode
Uitgeverij
Gegevens

De H@ndel en wij 

 

 

Plantyn

www.plantyn.com

Plantyn
The Link 2
Posthofbrug 6-8, bus 3
2600 Berchem
Tel: 0800 99 084
service@plantyn.com

handelvijf/zes

VAN IN

www.vanin.be

Tel: 03 432 95 02
secundair.onderwijs@vanin.be

Website
Hoe kan deze site je helpen? Wat vind je hier?

www.NBB.be

·        https://www.nbb.be/nl/over-de-nationale-bank/taken-en-activiteiten

·        https://www.nbb.be/nl/over-de-nationale-bank/eurosysteem/wisselkoersen

website van de Nationale Bank – raadplegen van jaarrekeningen

·        taken en activiteiten

·        wisselkoersen

http://www.wikifin.be/nl

algemene informatie over financiële zaken

http://socialsecurity.belgium.be/nl/over-de-organisatie

de Belgische sociale zekerheid: informatie en onlinediensten voor burgers en ondernemingen

http://www.plantyn.com/shop/pt-nl

lees aandachtig de informatie rond vernieuwde versies

http://www.vanin.be/nl/secundair-onderwijs/

http://economie.fgov.be/nl/consument/Handelspraktijken/

  • Herroepingstermijnen
  • Etikettering
  • Prijsaanduiding
  • Gezamenlijke aanbiedingen
  • De piramideverkoop
  • Vergelijkende reclame
  • Prijsverminderingen
  • Financiële diensten
  • Verkoop met verlies
  • Uitverkoop
  • Verkoop buiten verkoopruimten of buiten de gebruikelijke plaats voor beroepsuitoefening
  • Openbare verkoop
  • Verkoop op afstand
  • Contracten
  • Betalingen
  • Ongewenste communicaties
  • Solden
  • Afgedwongen aankopen
  • Reclame
  • Gedragscodes

De marktpraktijken van ondernemingen en vrije beroepen inzake:

http://www.agentschapondernemen.be/themas/starten-met-een-bedrijf

informatie over het starten van een bedrijf

http://www.vlaio.be/content/basiskennis-bedrijfsbeheer

Bedrijfsbeheer

https://www.larcier.com/media/wysiwyg/witboeken/witboek-wetboek-vennootschappen.pdf

 

Het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen in 7 punten

/