De leerinhouden voor de taalreflectie en de lectuurreflectie zoals die hieronder beschreven staan moet je kunnen toepassen op de volgende teksten.
Proza: Caesar, De bello Gallico
- boek I, 1
- boek II, 24-26
- boek V, 30-31
- boek VI, 13-17
Poëzie: Ovidius,
Metamorphoses- proloog, 1-4
- boek III, 131-252
- boek III, 370-510
- boek IV, 55-166
- boek VIII, 183-235
De leerinhouden voor de lectuurreflectie moet je bovendien kunnen toepassen op een tekst uit het oeuvre van Caesar die niet in deze lijst is opgenomen. Je mag daarvoor gebruik maken van een vertalend woordenboek.
De begrippen die je moet beheersen voor de taal- en de lectuurreflectie vind je in de bijlagen.
Voor de cultuurreflectie moet je de volgende boeken lezen. Ze geven je meer achtergrond bij de cultuurhistorische context van Caesar en Ovidius. Op het examen moet je kunnen aantonen dat je door het lezen van deze boeken het leven, het werk en de opvattingen van Caesar en Ovidius beter begrijpt. Je mag op het examen de boeken zelf bij je houden en gebruiken, je hoeft de inhoud dus niet uit het hoofd te leren.
- Parenti, M. (2004). De moord op Julius Caesar: historische mythes over democratie. Antwerpen: Epo. ISBN 9064453624
- Ransmayr, C. (1989), De laatste wereld. Amsterdam: Bert Bakker. ISBN 9035107675
In de volgende tabellen vind je wat je voor elke leerinhoud moet
kunnen en wat je moet
doen op het examen om te bewijzen dat je dat kan. In de derde kolom geven we voorbeelden van wat je daarvoor moet
kennen. Soms verwijzen we er naar de bijlage: hierin vind je nuttige begrippen terug voor taal- en lectuurreflectie.