- Je voert op efficiënte manier basishandelingen uit in een rekenblad:
o celinhoud, celopmaak, getalnotatie, invoegen van rijen en kolommen, kopiëren en verplaatsen,
o verbergen en terug zichtbaar maken van rijen en kolommen,
o gegevens doelgericht doorvoeren met de vulgreep of via de functie 'doorvoeren’ in de werkbalk,
o gegevens sorteren met verschillende opties zoals meerdere niveaus, sorteervolgorde, richting,
o bepaalde rijen en/of kolommen zichtbaar houden bij het schuiven in een werkblad,
o meerdere werkbladen tegelijk bekijken,
o voorwaardelijke opmaak toepassen,
o naam geven aan een cel of een bereik.
- Je gebruikt de gepaste formules.
o Een formule opstellen met gebruik van absolute, relatieve en gemengde adressering.
o Wiskundige, logische en statistische functies toepassen (SOM, GEMIDDELDE, AANTAL, MINIMUM, MAXIMUM, ALS, AANTALARG, EN, OF, AFRONDEN).
o Datum- en tijdfuncties doelgericht toepassen (dag, maand, jaar, uur).
o Eenvoudige tekstfuncties doelgericht toepassen (de beginletter van de woorden of tekst in hoofdletter zetten, tekst in kleine letters zetten, aantal tekens tellen, overbodige spaties wissen).
o Formules met geneste functies invoeren.
o Gegevens opzoeken in een rekenblad met behulp van verticaal en horizontaal zoeken.
- Je stelt gegevens overzichtelijk voor in een grafiek.
o Bepalen welke gegevens te selecteren.
o Grafieken maken met verschillende grafiektypes.
o Grafieken en grafiekonderdelen aanpassen en opmaken.
- Je drukt een rekenblad correct af.
o Pagina-instellingen gebruiken zoals afdrukstand, marges, kop- en voettekst, paginanummering en titels.
o Afdrukbereik bepalen.
o Exporteren van gegevens naar een pdf.