Je moet boodschappen kunnen begrijpen zowel uit geschreven teksten (bijv. een krantenartikel) als uit gesproken teksten (bijv. een reclamespot). Dit zijn teksten waarmee je in het dagelijkse leven geconfronteerd wordt. De concrete kenmerken van deze teksten vind je in de eindtermen.
Voor luisteren krijg je zowel audio- als videofragmenten op het examen.
De volgende tabel geeft een paar concrete voorbeelden van gesproken en geschreven teksten in een bepaalde communicatiesituatie. Dit is geen volledige opsomming, enkel een illustratie, daarom zijn er ook lege vakjes in deze tabel.
Als je een tekst grondig wil begrijpen, zal je een aantal strategieën moeten beheersen.
Zo is het belangrijk dat je, vooraleer je een tekst beluistert of leest, je afvraagt wat je al weet over het onderwerp van de tekst en dat je aandachtig de vragen doorneemt. Zo bereid je je voor en kan je gericht luisteren of lezen. Nadenken over de typische kenmerken van de tekstsoort is ook belangrijk om goed voorbereid aan de vragen te starten.
Als je niet elk woord van een tekst begrijpt, probeer je je zo goed mogelijk te concentreren om de tekst eerst in grote lijnen te begrijpen. Je mag tijdens het examen een digitaal woordenboek gebruiken. Onbekende woorden kan je dus opzoeken. Het werkt uiteraard sneller als je de betekenis van onbekende en/of herkenbare woorden uit de context kan afleiden.
Verder kan je gebruik maken van de beelden bij een luisterfragment en de lay-out van een leestekst. Dit kan helpen om de tekst beter te begrijpen.
Op je kladblad mag je ook informatie uit de teksten noteren, samenvatten … om een antwoord voor te bereiden.
Een geschreven tekst kan je altijd herlezen om een onduidelijke passage beter te begrijpen.