Skip to Main Content

Vakfiche toegepaste chemie en fysica (FTA) 3 tso

Geldig van 01 januari 2018 tot en met 31 december 2018
 

content

Studierichting

3e graad tso
  • Farmaceutisch Technisch Assistent (*stopt in 2025)

Referentiekader

ReferentiekaderOpmerking
LeerplannenKB van 5 februari 1997 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van farmaceutisch - technisch assistent en houdende vaststelling van de lijst van handelingen waarmee deze laatste door een apotheker kan worden belast.

Waarom leer je dit vak?

Om het diploma van Farmaceutisch Technisch Assistent te behalen, moet je zowel bij de Examencommissie secundair onderwijs (EC) als bij een centrum voor volwassenenonderwijs (CVO) een aantal vakken of modules afleggen. Je kan hierbij kiezen welke vakken je via zelfstudie aflegt bij de EC en voor welke modules je lessen volgt in een CVO. De stage kan je echter alleen via een CVO lopen. Meer informatie vind je in de infofiche stage (FTA).

Het vak 'Toegepaste chemie en fysica’ kan je afleggen bij de EC. Aangezien de EC geen praktische opleiding labo’s chemie organiseert, moet je bij een CVO de module toegepaste analytische chemie volgen. In deze module volg je, naast de theoretische lessen, een praktische labo-opleiding.

Als farmaceutisch technisch assistent moet je voldoende inzicht hebben in de werking van geneesmiddelen. Daarom is het belangrijk dat je weet hoe stoffen zijn opgebouwd en welke elementaire reacties hiermee gepaard gaan. Daarnaast moet je een aantal begrippen en processen uit de fysica kunnen beschrijven die toegepast worden in de farmaceutische praktijk.

Toon meer
Toon minder

Wat moet je leren?

1 Toegepaste chemie

1.1 MATERIE: ZUIVERE STOFFEN EN MENGSELS
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

zuivere stoffen

het begrip zuivere stof definiëren

het verschil bepalen tussen een enkelvoudige en een samengestelde stof

homogene mengsels: oplossingen en oplosbaarheid

het begrip oplosbaarheid definiëren en de belangrijkste factoren benoemen die de oplosbaarheid beïnvloeden

vanuit een gegeven voorbeeld bepalen wat oplosmiddel en opgeloste stof is

heterogene mengsels

disperse systemen zoals aerosol, schuim

emulsie, suspensie, legering, hydrofiel/polair en lipofiel/apolair

deze systemen definiëren

deze termen verwoorden en gevolgen van deze eigenschappen beschrijven

afhankelijk van aggregatietoestand van het deeltje en het medium voorbeelden van disperse systemen geven

1.2 GEDRAG VAN ZUUR – BASE REACTIES
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

zuur-base definitie volgens Bröndsted

de definitie geven van een zuur en een base volgens Brönsted

pH van een oplossing

het begrip pH definiëren en toepassen

pH bepalen van zuur-base indicatoren, pH meter

de methoden voor pH-bepalingen beschrijven

sterkte van zuren en basen

voorbeelden geven van sterke en zwakke zuren

voorbeelden geven van sterke en zwakke basen

buffer

het begrip buffer in verband brengen met de pH-waarde

zuur-base reacties

eenvoudige aflopende zuur-base reactievergelijkingen opstellen

1.3 KOOLSTOFCHEMIE
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

Alkanen

Alkenen

Alkynen

lcoholen en fenolen (mono-alcoholen, polyolen, fenolen)

Alkaanzuren

Aldehyden, ketonen, esters, aminen, amiden en ethers

de algemene formule en naamvorming van deze begrippen herkennen

de algemene formule en naamvorming van vertakte ketens van deze begrippen herkennen

1.4 BIOCHEMIE
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

eiwitten – aminozuren

de structuur van eiwitten (primaire, secundaire, tertiaire, kwaternaire) beschrijven

de structuur van een aminozuur tekenen

het amfoteer karakter van aminozuren met hun bufferende werking verklaren (zwitterion)

de chemische reactie voor de vorming van een peptidebinding verklaren en tekenen

enzymen

voorbeelden van enzymen: amylase en peptidase

het begrip enzym definiëren

de algemene naamvorming en werking (sleutel-slot) verklaren

de voorbeelden amylase en peptidase als enzym verklaren

het begrip denaturatie definiëren

sachariden (koolhydraten):

  • de indeling van sachariden in mono-, di-, oligo- en polysachariden
  • ringvormige en alifatische structuurformules van glucose, fructose, maltose, sacharose en zetmeel

de soorten sachariden opsommen, definiëren en telkens illustreren

deze structuurformules herkennen en tekenen

lipiden

  • de indeling van lipiden in triglyceriden, fosfolipiden en steroïden
  • cholesterol
  • verzadigde en onverzadigde vetzuren
  • structuurformules van glycerol en van vetzuren (R-COOH)
  • triglyceriden

de soorten lipiden opsommen en beschrijven

verzadigde en onverzadigde vetzuren vergelijken

deze structuurformules herkennen en tekenen

de chemische reactie van de vorming van een triglyceride uitleggen en tekenen

het verschil en het belang voor de gezondheid van verzadigde en onverzadigde triglyceriden benoemen en verklaren

2 Toegepaste fysica

2.1 AGGREGATIETOESTANDEN – FASEOVERGANGEN
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

temperatuur en absolute temperatuur

de drie aggregatietoestanden definiëren en de waarneembare kenmerken geven

de symbolen van de grootheden en van de eenheden van temperatuur en absolute temperatuur in vraagstukken gebruiken

smelt- en stolproces bij zuivere stoffen

het smelt- en stolproces vanuit het deeltjesmodel verklaren

smelt- en stolproces bij oplossingen en mengsels

  • smeltpuntverlaging
  • smelttraject
  • koudmakende mengsels

de symbolen van de grootheden en van de eenheden van temperatuur en absolute temperatuur in vraagstukken gebruiken

het optreden van een smelttraject bij verontreinigingen en mengsels met een voorbeeld verklaren

het voorkomen van koudmakende mengsels vanuit een voorbeeld verklaren

verdampen

  • verzadigde en onverzadigde maximumdampdrukcurve
  • luchtvochtigheid en relatieve vochtigheidsgraad

het onderscheid tussen een verzadigde en een onverzadigde damp benoemen

een maximumdampdrukcurve interpreteren

het verband leggen tussen de luchtvochtigheid en de maximumdampdrukcurve

2.2 OPPERVLAKTESPANNING EN CAPILLARITEIT
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

cohesie en adhesie

oppervlaktespanning

oppervlaktespanning verklaren met behulp van de cohesiekrachten

in concrete situaties het voorkomen van oppervlaktespanning aantonen

toepassingen zoals

  • druk in een zeepbel
  • streven naar de bolvorm
  • bevochtigen van een oppervlak

deze toepassingen met behulp van de oppervlaktespanning beschrijven

factoren die de oppervlaktespanning beïnvloeden

  • het toevoegen van tensioactieve stoffen
  • het veranderen van de temperatuur

beschrijven hoe de factoren temperatuur en tensioactieve stoffen de oppervlaktespanning beïnvloeden

toepassingen van

  • grensvlakspanning vloeistof
  • vaste wand
  • capillariteit en toepassingen

de vorm van het vloeistofoppervlak aan de rand van het vat toelichten vanuit de onderlinge grootte van cohesie- en adhesiekrachten

capillaire opstijging en neerdrukking verklaren via deze randeffecten

2.3 DIFFUSIE EN OSMOSE
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

diffusie

het ontstaan van diffusie verklaren

factoren die de snelheid van diffusie beïnvloeden

  • temperatuur
  • aggregatietoestand

de invloed van de aggregatietoestand en de temperatuur op de diffusiesnelheid toelichten

osmose

het onderscheid tussen diffusie en osmose benoemen

de functie van de half doorlaatbare wand toelichten

hypotonische, isotonische en hypertonische oplossingen

hypotonische, isotonische en hypertonische oplossingen onderscheiden van elkaar

2.4 VISCOSITEIT
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

viscositeit

het begrip viscositeit definiëren

3 Farmaceutische toepassingen

Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?

begrippen

  • internationale eenheden
  • glaswerk: erlenmeyer, maatcilinder, maatbeker, maatkolf
  • oxidatie, reductie, antioxidans
  • kalibreren
  • tarreren

elk begrip definiëren

etikettering van gevaarlijke producten

  • de negen (GHS) pictogrammen
  • gevarenaanduidingen
  • voorzorgsmaatregelen

de negen (GHS) pictogrammen herkennen

H-zinnen herkennen als gevarenaanduidingen

P-zinnen herkennen als voorzorgsmaatregelen


 

Welke opdracht moet je uitvoeren?

Dit vak heeft geen opdrachten

Welke bijlagen heb je nodig?

Bijlage
formularium examen 3 FTA.pdf

Hoe verloopt het examen?

120 minuten voor examens vanaf 16-07-2018 tot 31-12-2018
Het examen toegepaste fysica (FTA) 3de graad TSO is een digitaal examen. Vraag je je af hoe een digitaal examen verloopt? De uitleg over onze digitale examens, de instructies en heel wat voorbeeldvragen vind je op: http://examencommissiesecundaironderwijs.be/examens
Identiteitskaart balpen Eigen rekentoestel is niet toegelaten
kladpapier rekentoestel beschikbaar op de computer digitale bijlagen : het PSE en determinatietabel organische stofklassen
Het digitaal examen bestaat uit gesloten en open vragen. Er zijn verschillende vraagtypes: invulvragen, sleepvragen, dropdownvragen, meerkeuzevragen. Elk vraagtype heeft zijn eigen instructiezin, die duidelijk aangeeft wat je precies moet doen. Het is belangrijk dat je de verschillende vraagtypes vooraf inoefent. Op de website vind je een oefenexamen, waarin je ze kan uitproberen. Uiteraard is dit geen echt examen: de bedoeling is dat je de techniek van de digitale vraagtypes in de vingers krijgt.

Hoe beoordelen we het examen?

Voor de gesloten vragen: - moet je het juiste antwoord aanduiden om punten te scoren; - naargelang het vraagtype kan je voor een gedeeltelijk juist antwoord soms ook punten scoren; - is er geen giscorrectie. Voor de open vragen bekijken de correctoren of je antwoord: - de juiste wetenschappelijke begrippen en symbolen bevat; - ondubbelzinnig is en de juiste inhoud bevat; - duidelijk leesbaar is (anders kunnen er geen punte toegekend worden); - duidelijk gestructureerd is. Wij houden geen rekening met taalfouten.

Toegepaste chemie

55%

Toegepaste fysica

30%

Farmaceutische toepassingen

15%

Met welk materiaal bereid je je voor?

Je moet zelf op zoek naar leermiddelen om je examen voor te bereiden. De Examencommissie stelt zelf geen leermiddelen ter beschikking. Je kan ze kopen in een (online) boekhandel of ontlenen en raadplegen in een bibliotheek. De bibliotheken van de lerarenopleiding aan de universiteit of de hogeschool bieden heel wat leermiddelen aan.

Bij elke nieuwe editie van de vakfiche actualiseren we deze bibliografie. Toch is het best mogelijk dat bepaalde werken niet meer verkrijgbaar zijn of dat nieuwe werken die al op de markt zijn nog niet zijn opgenomen. Ook websites veranderen al eens van naam of worden aangepast. Als je niet onmiddellijk op de juiste website terechtkomt, kan je die proberen te vinden via een goede zoekmachine.

We maken bewust een selectie van leermiddelen die ons op dit ogenblik het meest aangewezen lijken om je voor te bereiden op onze examens. Zo willen we je helpen om je studie efficiënter aan te pakken. Je kan echter ook andere werken of cursussen gebruiken bij je voorbereiding op het examen.

Hieronder staan enkele handboeken die vaak gebruikt worden in het secundair onderwijs. Ze bieden je voldoende ondersteuning om de leerstof zelfstandig te verwerken. We verwijzen naar websites of andere uitgaven die je ook kunnen helpen bij je voorbereiding.
Methode
Uitgeverij
Gegevens

KAREL BRUGGEMANS, YVETTE HERZOG, Reeks Chemie ondersteunend materiaal

CHALMET M, e.a.Chemie eenheid 5/6a - Anorganische scheikunde

SPRINGER MEDIA BV, Basiskennis schei- en natuurkunde, Reeks: Basiswerk AG, 2008

De Boeck

www.vanin.be

03 / 480 55 11

uitgeverij@vanin.be

GENSERIK RENIERS, Fundamentele begrippen van de organische chemie

ACCO

www.acco.be

/
/