1 LEVEN
1.1 Biologische eenheid
1.1.1 DE CEL – SUBMICROSCOPISCH
celorganellen op submicroscopisch niveau herkennen en benoemen
de functies van celorganellen op submicroscopisch niveau beschrijven
de verschillende biomoleculen in het celmembraan herkennen en benoemen
de verschillende biomoleculen waaruit het celmembraan is opgebouwd opsommen
de functies van de verschillende biomoleculen in het celmembraan beschrijven
1.1.2 DE CELCYCLUS
de chemische structuur van DNA
deze structuur herkennen en beschrijven
de verschillende biomoleculen in deze structuur herkennen en benoemen
chromosoom en chromatine onderscheiden van elkaar
de DNA-replicatie
enzymen: DNA-helicase, DNA-polymerase, DNA-ligase
het belang van de DNA-replicatie beschrijven
de DNA-replicatie situeren in de celcyclus
het verloop van de DNA-replicatie beschrijven aan de hand van een gegeven figuur
de functie van deze enzymen beschrijven
mitose en meiose
diploïde en haploïde cellen
de verschillende fasen van de celcyclus in chronologische volgorde opsommen
het belang van mitose en meiose beschrijven
mitose en meiose situeren in de celcyclus
de verschillen en gelijkenissen tussen de delingen herkennen en beschrijven aan de hand van figuren
klonen in verband brengen met celdeling
het ontstaan van kankercellen en de invloed van fysische en chemische factoren op celdeling verduidelijken
1.2 Leven doorgeven
1.2.1 VOORPLANTING BIJ DE MENS
de functie van testosteron en gonadotrope hormonen tijdens de spermatogenese verklaren
de functie van oestrogeen en gonadotrope hormonen tijdens de oögenese verklaren
menstruatiecyclus hormonaal
de functie van oestrogeen en gonadotrope hormonen tijdens de menstruatiecyclus verklaren
figuren en grafieken van de menstruatiecyclus, baarmoedercyclus en hormonale schommelingen interpreteren en verklaren
het proces van de bevruchting beschrijven
het proces van de geboorte beschrijven
de invloed van externe factoren zoals stralingen, chemische stoffen, stress, roken of alcohol op de ontwikkeling van de foetus/embryo
de hormonale regelingen van de vruchtbaarheid:
in-vtirofertilisatie, intra uterine inseminatie, intracytoplasmatische sperma-injectie, in-vitromaturatie, de hormonale pil, anticonceptiepleister, hormonaal implantaat, de vaginale anticonceptiering, hormoonhoudend spiraaltje, de morning-afterpil
deze hormonale methoden verklaren en in verband brengen met de hormonale regelingen in het lichaam
het maatschappelijk belang van de gegeven methoden aantonen aan de hand van voorbeelden
een standpunt innemen wat betreft deze methoden en ethische vragen omtrent deze methoden beargumenteren
1.2.2 CHROMOSOMALE GENETICA
de begrippen: gen, allel, homozygoot, heterozygoot, multiple allelen, genotype, fenotype, dominant, recessief, co-dominant, intermediaire overerving, terugkruising, geslachtsgebonden kenmerken, crossing-over gekoppelde genen, genenkaart
de betekenis van deze begrippen beschrijven
de wetten van Mendel herkennen in resultaten van overervingen en in uitgewerkte voorbeelden
illustreren dat het werk van Mendel baanbrekend geweest is voor andere genetici en evolutionaire biologen
monohybride kruisingen, dihybride kruisingen, stambomen, overerving van bloedgroepen, overerving van geslachtsgebonden kenmerken, overerving van het geslacht
het genotype van ouderparen, gameten en nakomelingen symbolisch voorstellen
het percentage nakomelingen dat een bepaald genotype en/of fenotype zal hebben, berekenen in eenvoudige oefeningen
gegevens van overervingen interpreteren en besluiten hierover formuleren
1.2.3 MOLECULAIRE GENETICA
toepassingen van biotechnologie: de productie van insuline en vaccins, gentherapie, insectresistentie en herbicidetolerantie van gewassen, de productie van genetisch gewijzigde organismen (ggo's)
- deze toepassingen in verband brengen met de eiwitsynthese
- het principe van deze toepassingen beschrijven
- voor- en nadelen van deze toepassingen benoemen en evalueren
1.3 Soorten en evolutie
1.3.1 SOORTEN
verklaren hoe mutaties en modificaties aanleiding kunnen geven tot variaties tussen organismen
de invloed van biologische, chemische en fysische factoren bij het ontstaan van mutaties verklaren
1.3.2 EVOLUTIE
de evolutietheorieën van de Lamarck, Darwin en de huidige evolutietheorie
een vergelijking maken tussen de verschillende evolutietheorieën en in gegeven voorbeelden deze theorieën herkennen
argumenten beschrijven die hypothese van evolutie van het leven ondersteunen
ontstaan van soorten, evolutie van de mens
aan de hand van gegeven hominiden met hun kenmerken het verband leggen tussen de oorzaken van de verschillende fasen in het menswordingsproces en de verandering in bouw
het spanningsveld over het ontstaan en de evolutie van het leven tussen geloof en wetenschap illustreren
2 MATERIE
2.1 Stoffen
2.1.1 ENKELVOUDIGE EN SAMENGESTELDE ANORGANISCHE STOFFEN
eigenschappen van enkelvoudige en samengestelde stoffen: aggregatietoestand bij kamertemperatuur, elektrisch geleidingsvermogen, warmtegeleiding, vervormbaarheid, glans, magnetische eigenschappen, oplosbaarheid, kookpunt, smeltpunt
de eigenschappen van metalen, niet-metalen, edelgassen, zuren, zouten, basen en oxiden verklaren aan de hand van hun structuurformule
toepassingen van enkelvoudige en samengestelde stoffen
toepassingen van metalen, niet-metalen , edelgassen, zuren, zouten, basen en oxiden verklaren aan de hand van hun structuurformule en eigenschappen
2.1.2 ORGANISCHE STOFKLASSEN
organische stofklassen: alcoholen, carbonzuren, ketonen, aldehyden, alkanen, alkenen, alkynen, esters
de triviale namen van de volgende moleculen: methanol, ethanol, methaanzuur, ethaanzuur, butaanzuur, propanon, methanal (formaldehyde), ethanal, etheen, ethyn, trichloormethaan, diëthylether, 1,2-ethaandiol, 1,2,3-propaantriol
namen van organische stofklassen gebruiken in verklaringen en beschrijvingen, herkennen en benoemen met behulp van de determinatietabel die je als bijlage vindt
de triviale namen van deze moleculen gebruiken in verklaringen en beschrijvingen
fysische eigenschappen van deze stofklassen: oplosbaarheid, kook- en smeltpunt, aggregatietoestand, elektrische geleidbaarheid
begrippen: polaire en apolaire stoffen, verschillende soorten intermoleculaire krachten, dissociatie en ionisatie
deze eigenschappen verklaren vanuit een eenvoudige structuurformule door de gegeven begrippen te gebruiken
toepassingen van deze stofklassen zoals geurstoffen, brandstoffen, oplosmiddel, …
toepassingen van organische stofklassen verklaren aan de hand van de structuurformule
2.1.3 KUNSTSTOFFEN
thermische eigenschappen van kunststoffen, thermoplasten, thermoharders, elastomeren
de gegeven structuren herkennen in eenvoudige afbeeldingen
deze thermische eigenschappen verklaren aan de hand van een eenvoudige structuurvoorstelling
toepassingen van kunststoffen zoals PVC, PP, PET, PE
het symbool voor bio-gebaseerd, composteerbaar en biodegradeerbaar plastic
de keuze om nano-materialen te ontwikkelen als nieuw materiaal verklaren
de gegeven kunststoffen in verband brengen met gebruiksvoorwerpen
het symbool voor biogebaseerd, composteerbaar of biodegradeerbaar herkennen en begrijpen
en toepassingen van biogebaseerde, composteerbare of biodegradeerbare toelichten en illustreren
2.1.4 BIOCHEMISCHE STOFFEN
biochemische stoffen: proteïnen, lipiden, sachariden
de vereenvoudigde structuur of schematische structuur van de biochemische stoffen herkennen en benoemen
de primaire, secundaire en tertiaire structuur van eiwitten herkennen, benoemen en het voorkomen van deze structuren beschrijven
de reinigende werking van zepen verklaren
het belang van deze biochemische stoffen in voeding verklaren
2.1.5 DUURZAAMHEID EN VEILIGHEID
de volgende duurzaamheidsprincipes: urban mining en cradle to cradle
het voorkomen van afval verklaren aan de hand van deze principes
het belang van het zorgzaam omspringen met bepaalde stoffen verklaren aan de hand van concrete voorbeelden
veiligheidspictogrammen en H- en P-zinnen
veiligheidspictogrammen en H- en P-zinnen interpreteren om veilig en verantwoord om te gaan met stoffen
2.2 Stofomzettingen
enzymen: de bouw, het principe van het sleutel-slotmechanisme, het belang, de werking
de bouw van enzymen beschrijven
het principe van het sleutel-slotmechanisme beschrijven, herkennen en benoemen in afbeeldingen
het belang van enzymen verklaren in:
het spijsverteringsstelsel: de werking van amylase, maltase, lipase, peptidase (protease)
de celademhaling
de fotosynthese
factoren die de werking van enzymen beïnvloeden opsommen
het fotosyntheseproces: belang, situering in de cel, de chemische reactie
het belang van het fotosyntheseproces verklaren
het fotosyntheseproces in de cel situeren op submicroscopisch niveau
de algemene reactievergelijking van het fotosyntheseproces herkennen en schrijven
de celademhaling: aërobe en anaërobe celademhaling, belang, chemische reacties
het belang van de celademhaling verklaren
de drie fasen van de celademhaling situeren in de cel
de algemene reactievergelijking van de aërobe celademhaling herkennen en schrijven
het onderscheid tussen aëroob en anaëroob herkennen in reactievergelijkingen en beschrijven
melkzuurgistingen en alcoholgisting herkennen in reactievergelijkingen
de eiwitsynthese: transcriptie en translatie
deze principes herkennen in afbeeldingen en beschrijven
de eiwitsynthese situeren in de cel
de rol van DNA en RNA verklaren
de massa’s en stofhoeveelheden in een eindsituatie berekenen vanuit een gegeven reactievergelijking van een aflopende reactie
het begrip reactiesnelheid beschrijven met behulp van het botsingsmodel en activeringsenergie
de beïnvloedende factoren op de reactiesnelheid verklaren met behulp van het botsingsmodel en de activeringsenergie
het chemisch evenwicht en aflopende reactie
het onderscheid tussen beide reacties verklaren
het begrip pH van een oplossing definiëren
voorbeelden van zure, basische en neutrale oplossingen geven
het zuur, basisch en neutraal karakter van gebruiksproducten en onderhoudsproducten inschatten
het belang van buffermengsels verklaren aan de hand van voorbeelden
reacties in de koolstofchemie: polymerisatie en polycondensatiereacties, additie, raffinage van aardolie, veresteringsreacties
deze reactiesoorten herkennen en benoemen in toepassingen en voorbeelden
3 ENERGIE
3.1 Elektrodynamica en elektromagnetisme
3.1.1 ELEKTRODYNAMICA
de elektrische spanning, de stroomsterkte en de weerstand
de wet van Ohm
serie- en parallelschakelingen
het onderscheid tussen geleiders en isolatoren toelichten
het verband tussen spanning, stroomsterkte, weerstand en vermogen bepalen in een gelijkstroomkring
de stroom- en spanningsverdeling bepalen bij serie- en parallelschakelingen en hierbij de vervangingsweerstand berekenen.
de energieomzetting van een elektrisch (huishoud)apparaat berekenen aan de hand van het vermogen dat vermeld wordt op het apparaat en de tijdsduur van gebruik
veilig en verantwoord omgaan met elektrische toestellen
principes van veiligheid in een elektrische installatie beschrijven
de werking uitleggen van de automatische zekering, de verliesstroomschakelaar en aarding
een geschikte batterij kiezen, rekening houdend met de opslag van energie in stoffen met de ladingscapaciteit op het etiket van de batterij en met de kenmerken van de batterij
3.1.2 ELEKTROMAGNETISME
de krachtwerking van de magnetische polen beschrijven bij permanente magneten
het magnetisch veld tekenen
de krachtwerking van een permanente magneet beschrijven met magnetische veldlijnen
het ontstaan van het magnetisch veld door bewegende elektrische ladingen
het ontstaan van magnetisme verklaren in gemagnetiseerd materiaal
de krachtwerking van een homogeen magnetisch veld op een geleider waar lading doorloopt
de magnetische krachtvector tekenen
de beweging van ladingen in elektrische en magnetische velden beschrijven
toepassingen geven van elektromagneten
het elektromagnetische inductieverschijnsel
toepassingen van het elektromagnetische inductieverschijnsel: de elektrische motor, de (elektrodynamische) luidspreker, de elektrische fiets de combinatie motor en geschikte batterij, de generatorwerking, de fietscomputer, de elektrische gitaar, de inductieplaat, de knijpkat, de schudlamp
het elektromagnetisch inductieverschijnsel beschrijven met een voorbeeld en de wet van Lenz hierbij toepassen
het principe van deze toepassingen verklaren
3.2 Kernfysica
ioniserende-straling
deeltjesstraling: alfa, bèta-straling
hoog energetische EM-straling: gammastraling en röntgenstraling
EM-straling, EM-spectrum
atoommodel, kernmodel, atoomnummer, neutronental, massagetal en ladingsgetal beschrijven en in verband brengen met elkaar
het begrip isotoop herkennen
deeltjesstraling en hoog energetische EM-straling van elkaar onderscheiden
de begrippen EM-straling, EM-spectrum en ioniserende straling toelichten aan de hand van toepassingen
activiteit en halveringstijd
toepassingen van ioniserende straling :
- verrijkt uranium in kernbrandstof
- de C-14 methode
- geneeskunde
- jodiumpillen tegen radioactief jodium
- radioactieve tracers
de halveringstijd definiëren en het verband aangeven met de activiteit van een radioactieve bron
het verloop van de activiteit in functie van de tijd grafisch weergeven
het vervalproces grafisch beschrijven
de gegeven toepassingen verklaren
kernfusie en kernsplitsing
toepassingen:
- kernreactor
- kernfusie in de zon (sterren)
- kernbommen (A-bom en H-bom)
het onderscheid toelichten tussen kernfusie en kernsplitsing
de gegeven toepassingen verklaren
de effecten van ioniserende straling op mens en milieu
besmetting en bestraling van elkaar onderscheiden
de begrippen equivalente dosis en effectieve dosis straling omschrijven en toelichten aan de hand van een voorbeeld
de economische en ecologische gevolgen in de samenleving van het gebruik van kernenergie aangeven
mogelijke beschermingsmiddelen benoemen bij microgolfovens, bij zonnestraling(zonnecrème als bescherming tegen UV), bij optische witmakers in papier en detergenten (absorptie van UV), bij blacklights en bij Röntgenfoto’s
de mogelijke effecten van EM-straling en ioniserende straling op mens en milieu illustreren
4 KRACHTEN, TRILLINGEN EN GOLVEN
4.1 Krachten
de invloed van de resulterende kracht en van de massa op de verandering van de bewegingstoestand van een voorwerp
de betekenis van het traagheidsbeginsel (eerste beginsel van Newton) toelichten met voorbeelden
het verband verklaren tussen de resulterende kracht, de massa en de verandering van bewegingstoestand van een voorwerp (tweede beginsel van Newton)
de arbeid berekenen bij een constante kracht die evenwijdig is met de verplaatsing
de gravitatiekracht beschrijven en berekenen in een eenvoudige situatie
de normaalkracht beschrijven en berekenen
de zwaartekracht in verband brengen met de gravitatiekracht en hieruit de veldsterkte van het zwaarteveld afleiden
de beweging van een voorwerp in termen van positie, snelheid en versnelling (EVB en ECB)
het verschil tussen afgelegde weg en positieverandering (verplaatsing) beschrijven
Aan de hand van een v(t)-diagram van concrete voorbeelden de volgende begrippen beschrijven:
- de versnelling
- de versnelde en vertraagde beweging
- de eenparig veranderlijke rechtlijnige beweging
- de valbeweging
de beweging uitdrukken in termen van positie, snelheid, versnelling en kracht bij concrete voorbeelden van eenparig veranderlijke beweging of eenparige cirkelvormige beweging
bij een v(t)-diagram het verband leggen tussen het oppervlak onder de grafiek en de positieverandering
4.2 Trillingen en golven
4.2.1 BASISBEGRIPPEN
basisgrootheden van harmonische trillingen
de amplitude, de periode en de frequentie van een harmonische trilling beschrijven en berekenen
basisgrootheden van lopende golven
de voortplantingssnelheid, de frequentie en de golflengte van een lopende golf berekenen
eigenschappen van een harmonische trillingen en lopende golven
de resonantie herkennen in voorbeelden van harmonische trilling
de buiging en de terugkaatsing van golven herkennen
eigenschappen van trillingen en golven herkennen bij:
- de slingerbeweging
- een trillende massa
- geluid en een stemvork
- muziek
toepassingen:
- de snelheidsmeting in het verkeer
- de doppler-meting (in de geneeskunde)
- ultrasone toepassingen: echografie, niersteenverbrijzeling en shokwave-therapie
- de microgolven
het 'Doppler-effect' verklaren
deze toepassingen herkennen
4.2.2 GELUID
de geluidsintensiteit en het geluidsniveau beschrijven
het (wiskundige) verband leggen tussen geluidsniveau en geluidsintensiteit.
de eenheid decibel (dB) definiëren
de decibelschaal als een logaritmische schaal beschrijven
de voortplanting van geluid herkennen als longitudinale golf.
geluid herkennen als een mechanische golf
invloeden van geluid op de mens
geluidssterkte en gehoorschade beschrijven
geluidsoverlast en het verbeteren van de geluidskwaliteit door absorptie (poreuze materialen, resonatoren, membraanwerking), door isolatie of door reflectie beschrijven
het principe van schokgolven beschrijven
de afstandsmeting door middel van geluid ('SONAR') beschrijven
5 ONDERZOEKSVRAAG
Op het examen krijg je een beschrijving van een bestaand onderzoek, van de gevolgde stappen en van de gevonden meetresultaten. Er zullen dan een aantal vragen over dat onderzoek worden gesteld om te evalueren of je de natuurwetenschappelijke methode voldoende beheerst. In onderstaande tabel vind je mogelijke vragen die aan bod kunnen komen.
natuurwetenschappelijke onderzoeksmethode
Je moet de volgende vragen kunnen beantwoorden
- wat is volgens jou het probleem of de vraag die onderzocht wordt in het onderzoekje?
- wat is de hypothese of de verwachting die gesteld wordt?
Je moet heel beknopt kunnen weergeven welke stappen gevolgd werden bij het onderzoek
Je moet kunnen aangeven welke factoren het waargenomen effect of de meetresultaten zouden kunnen beïnvloed hebben
We gaan je enkele onderzoeksresultaten weergeven in woorden, of we gaan de meetwaarden in een tabel tonen of in een grafiek. Je moet daarbij de volgende vragen kunnen beantwoorden
- zijn de resultaten (zoals bijvoorbeeld. in de tabel getoond) aannemelijk of zit er een meetfout in?
- Is de grafiek ook (ongeveer) het soort grafiek je zou verwachten bij de echte uitvoering van het experiment?
- Zie je aan de resultaten of er een storende factor in het spel is (bijvoorbeeld. wrijving, energieverlies onder de vorm van warmte, …)?
- We geven een mogelijke hypothese bij het verschijnsel. Wordt de hypothese tegengesproken of bevestigd door de resultaten? Waarom?
- Zijn er fouten gemaakt in de wetenschappelijke terminologie of in de gebruikte eenheden? Waar?
We gaan je vragen om de resultaten te 'rapporteren'; je zal dan door gebruik te maken van de juiste wetenschappelijke terminologie een besluit moeten formuleren over de gevonden resultaten. Een vraag daarbij zou kunnen zijn:
- wordt de mogelijke verklaring tegengesproken of bevestigd? Waarom?
Eventueel gaan we jou bijkomende informatie geven uit een wetenschappelijk artikel. We zouden dan bijvoorbeeld. kunnen vragen wat de verschilpunten zijn tussen het onderzoekje en de informatie uit het artikel.