Wat moet je kunnen?
Voor elk van deze zeven leerinhouden moet je op het examen aantonen dat je de volgende vaardigheden beheerst:
- landschappen aan de hand van beeldmateriaal en kaartstudie beschrijven, herkennen en ontleden;
- je oriënteren;
- aardrijkskundige kaarten gebruiken om gegevens op te zoeken en te situeren;
- kaarten, aardrijkskundige elementen en plaatsen opzoeken en situeren met de meest efficiënte zoekmethode in een atlas
- informatie uit bronnenmateriaal zoals grafieken, klimatogrammen, leeftijdshistogrammen, tabellen, voedselrozen, schema's, toeristische folders, geografische data, teksten, enz. gebruiken om actuele aardrijkskundige problemen te verklaren;
- informatie uit beeldmateriaal zoals foto's, satellietbeelden, tekeningen, beelden, cartoons, filmfragmenten, dwarsdoorsneden, profielen, enz. gebruiken om actuele aardrijkskundige problemen te verklaren;
- aardrijkskundige vragen beantwoorden op basis van een onderzoek door het selecteren, analyseren en interpreteren van aardrijkskundige informatie;
- de aardrijkskundige kennis en inzichten toepassen op de actualiteit.
Wat moet je kennen en doen?
In de volgende tabellen vind je wat je voor elke leerinhoud moet kennen en wat je moet kunnen of doen op het examen om te bewijzen dat je dat kan. Hieronder vind je een korte omschrijving van de zeven leerinhouden.
Voor leerinhoud A, de maatschappelijke rol van de aardrijkskunde, maak je kennis met beroepen en onderzoeksdomeinen waarin de aardrijkskunde een belangrijke rol speelt.
Voor leerinhoud B, de plaatsbepaling en de kaarten, leer je je situeren en leer je dat kaarten gecodeerde voorstellingen zijn van de werkelijkheid met vele toepassingen.
Voor leerinhoud C, de ruimtelijke ordening in stad en platteland, leer je een stad en haar functies herkennen. Je leert hoe de verstedelijking stadsgewesten vormt, welke problemen hieruit kunnen voortkomen en wat het belang is van ruimtelijke ordening.
Voor leerinhoud D, de kosmische ruimte, leer je de structuur van ons heelal en zonnestelsel doorgronden. Je leert de gevolgen voor jezelf van de aardrotatie en de aardrevolutie. Je ontdekt de invloed op je dagelijks leven van de toepassingen uit de ruimtevaart.
Voor leerinhoud E, het weer en het klimaat op aarde, leer je weerfenomenen herkennen en verklaren. Je verklaart de invloed van het weer op je dagelijkse leven. Je leert een eenvoudige weersvoorspelling maken op basis van een weerkaart.
Voor leerinhoud F, de draagkracht van de aarde en mondiale verschuivingen, leer je dat de draagkracht van de aarde beperkt is: problemen met het milieu, de voedselvoorziening en de grondstoffen bedreigen onze welvaart, globalisering en migraties zorgen voor een wijzigend wereldbeeld en een uniformisering van onze wereld.
Voor leerinhoud G, de opbouw en de afbraak van fysische landschappen, leer je dat landschappen op aarde het resultaat zijn van een continue opbouw en afbraak van de aarde door endogene en exogene krachten. Je krijgt inzicht op de gevolgen die deze krachten uitoefenen op je dagelijkse leven.
Verderop vind je concrete leermiddelen die je zeker zullen helpen om je kennis van deze leerinhouden onder de knie te krijgen via zelfstudie.